In zijn proefschrift Het verantwoorde verschil. Intelligentiemeting in de Verenigde Staten. Historische wortels van een hedendaags vraagstuk verklaart Gérôme Friesen de opmars van de IQ-test vanuit de Amerikaanse cultuur.
Hoewel de eerste IQ-test ooit van Franse makelij was, worden nergens ter wereld zoveel intelligentiemetingen verricht als in de Verenigde Staten. Friesen legt een verband met de onafhankelijkheidsverklaring van 1776, waarin stond dat all men are created equal. In de Amerikaanse republiek ontbraken eeuwenoude standsverschillen, zoals Europa die kende. Dat plaatste de Amerikanen voor een probleem: als iedereen gelijk was, waarom waren sommige mensen dan rijker en machtiger dan andere? Het antwoord: omdat zij over meer geestelijke en morele capaciteiten beschikten. Het was niet alleen billijk, maar ook noodzakelijk dat de hoogste posities werden bezet door de knapste koppen.
In de achttiende eeuw werd intelligentie beschouwd als iets wat je kon trainen. Zo zou de Amerikaanse droom bereikbaar zijn voor iedereen die goed zijn best deed. Maar in de negentiende eeuw wonnen theorieën over erfelijkheid terrein. Intelligentie zat in het bloed, en daarom was het van belang de nationale bloedreserve kwalitatief op peil te houden door immigratie en interraciaal seksueel verkeer tegen te gaan.
Toen het Amerikaanse leger in 1917 grote aantallen rekruten aan een standaard-IQ-test onderwierp, bleken zwarte Amerikanen lager te scoren dan blanke. Die conclusie werd in de jaren negentig herhaald door de psychologen Richard J. Herrnstein en Charles Murray in hun boek The Bell Curve. Beide onderzoeken hebben geleid tot heftige debatten over de deugdelijkheid van intelligentietests. Worden IQ-scores niet te veel beïnvloed door opleiding en culturele achtergrond?
Ondanks zulke kanttekeningen zijn intelligentietests onverminderd populair, ook in Nederland. Werkgevers gebruiken de tests om sollicitanten te selecteren. Volgens Jack Biskop, psycholoog bij ACP Consultancy in Rotterdam, zijn moderne intelligentietests steeds beter in staat om aangeboren capaciteiten te meten, in plaats van aangeleerde vaardigheden. ‘Tegenwoordig bestaan er tests die met culturele afkomst rekening houden. Die richten zich minder op verbale vaardigheden en meer op zaken als het herkennen van logische patronen. Zelf werken we soms met specifieke tests voor allochtonen. Daar zul je geen vraag in tegenkomen als “Noem de laatste drie presidenten van Amerika”.’
De vraag wat intelligent gedrag is, is volgens Biskop op zichzelf al cultuurgebonden. ‘Onze intelligentie blijkt uit de manier waarop we problemen in ons dagelijks leven oplossen. Voor iemand die in de Afrikaanse savanne groot is geworden, is wegrennen voor een leeuw zeer intelligent gedrag. Hier in Nederland zoeken we oplossingen in regels en papierwerk. Beide methodes doen een beroep op totaal andere vaardigheden. Daarom is intelligentie nooit eendimensionaal. Gebruik je alleen een standaard-IQ test, dan weet je nog niks.’
Gérôme Friesen, Het verantwoorde verschil. Intelligentiemeting in de Verenigde Staten. Historische wortels van een hedendaags vraagstuk. 168 p. Rijksuniversiteit Groningen, € 27,10
Dit artikel is exclusief voor abonnees