Home De Stelling:

De Stelling:

  • Gepubliceerd op: 2 september 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 3 minuten leestijd

Anton van Hooff:

‘Toen ik in 1986 aan de andere zijde van de Muur stond, dacht ik dat ik het niet meer zou meemaken dat deze zou verdwijnen. Voor veel West-Europeanen hield Europa op bij de Muur: daarachter was enkel duisternis. Maar binnen enkele jaren viel hij. In de euforie over die gebeurtenis geloofde men dat Oost-Europa zich binnen korte tijd naar westerse maatstaven zou ontwikkelen: ook daar zouden welvaart en vrijheid gaan heersen.

Maar de ontwikkeling van Oost-Europa is geen rechtlijnig proces gebleken. De intellectuelen die in 1989 in veel Midden- en Oost-Europese staten aan de macht kwamen, bleken niet opgewassen tegen de realiteit. Er heeft een onvermijdelijke terugslag plaatsgevonden, waarbij krachten uit het verleden – autoritair bestuur, de kerk, antisemitisme en homohaat – opdoken. Dat is ook niet zo vreemd in een regio waar de meeste landen voor 1989 nauwelijks of geen democratische traditie kenden.

Niettemin heeft er een belangrijke mentaliteitsverandering plaatsgevonden in Oost-Europa. Dat zie je bijvoorbeeld in Letland, waar een deel van de bevolking het opneemt voor homoseksuelen. Dat is nieuw. Dat wij daar weinig oog voor hebben, komt doordat momenteel de neiging bestaat de negatieve ontwikkelingen te benadrukken. Maar los daarvan denk ik dat West-Europeanen gewoon veel realistischer zijn geworden.’

Ruth Oldenziel:

‘Het is belangrijk te beseffen dat het concept “Oost-Europa” nooit een zuiver geografisch begrip is geweest. Waar “Oost-Europa” ligt hangt af van de persoon die het woord gebruikt, de context en de historische periode. Zo zie je dat het begrip in de Europese politiek niet langer wordt gehanteerd voor de landen achter het voormalige IJzeren Gordijn, maar voor die ten oosten van de Europese Unie: Rusland, Oekraïne of zelfs Azerbeidzjan. Tegelijkertijd denkt iedereen in Nederland aan Poolse arbeiders wanneer er over Oost-Europese arbeidsmigranten wordt gesproken.

“Oost-Europa” is dan ook eerder een waardeoordeel dan een geografische bepaling. Het begrip werd tijdens de zeventiende eeuw geïntroduceerd door Verlichtingsfilosofen als Voltaire en Diderot. Zij hanteerden het bij de creatie van hun civilisatiemodel, waarbij “Oost-Europa” stond voor het “achterlijke” deel van Europa, dat nog geciviliseerd moest worden. Voor die tijd had de veronderstelde civilisatiekloof in Europa overigens tussen het geromaniseerde zuiden en het “barbaarse” noorden gelegen.

De huidige negatieve beeldvorming ten aanzien van “Oost-Europeanen” is dan ook geen echte breuk met de “solidariteit” die hier voor 1989 bestond. De toenmalige “Oost-Europeanen” moesten worden beschermd tegen de invloed van Rusland en bij het “vrije” Westen worden getrokken. Deze “solidariteit” was dus net zo goed gebaseerd op de veronderstelde ongeciviliseerdheid van “Oost-Europa”.’

James Kennedy:

‘Ik zou zeggen dat de negatieve perceptie van Oost-Europa in het Westen alleen een andere uitingsvorm heeft gekregen. De historische basis waarop deze perceptie is gevestigd, is echter hetzelfde gebleven. Ons huidige idee van Oost-Europa heeft vorm gekregen in de negentiende eeuw. Toen verschenen er in het oosten en midden van Europa allerlei nieuwe naties op voormalig grondgebied van multinationale staten als het Ottomaanse Rijk, Oostenrijk-Hongarije en Rusland.

Die nieuwe staten werden beschouwd als marginaal en onderontwikkeld. Dat had niet alleen te maken met hun geografische positie – letterlijk in de marge van West-Europa –, maar ook met de toenemende industrialisering van West-Europa. Dat proces had in de nieuwe staten nog lang zo’n vlucht niet genomen. De multinationale staten waar veel “Oost-Europese” landen uit voortkwamen, werden om dezelfde reden beschouwd als anachronismen.

In de twintigste eeuw bleef “Oost-Europa” voor West-Europeanen een marginaal grensgebied. Denk aan de Curzon-lijn, genoemd naar de Britse diplomaat George Curzon,
die tijdens het interbellum diende als demarcatielijn tussen het Westen (inclusief Polen) en het communisme. Tot 1989 hebben we oostelijk Europa beschouwd als dreiging in militaire zin. Daarna als een gebied dat ons, via de Europese Unie, geld gaat kosten en waarvandaan goedkope loodgieters komen die onze welvaart bedreigen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.