Zelfs als je de geschiedenis van de Duitse bezetting van Nederland probeert te beschrijven op een wijze die niet moralistisch is, blijft één gegeven als een graat in je keel steken: het percentage Joden dat werd weggevoerd en vermoord lag hier veel hoger dan in andere West-Europese landen.
Waar in België ongeveer 40 procent van de Joden omkwam en in Frankrijk circa 25 procent, was dat in Nederland niet minder dan 75 procent. Hoe was dit in ’s hemelsnaam mogelijk?
In de loop der jaren zijn tal van mogelijke factoren genoemd die dit grote verschil zouden moeten verklaren. In tegenstelling tot Frankrijk en België was er in Nederland geen militair maar een civiel bestuur, dat onder leiding stond van een fanatieke nazi. Verder zou het in het vlakke, overbevolkte Nederland moeilijker zijn geweest om grote aantallen mensen te laten onderduiken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Een andere veelgehoorde verklaring is de gezagstrouwe houding van het Nederlandse bestuursapparaat, dat van de Nederlandse regering opdracht had gekregen samen te werken met de bezetter. Ook de lijdzame houding van de Joodse bevolking en het optreden van de Joodse Raad zijn wel genoemd.
Maar hoe zat het dan met het feit dat in Frankrijk een veel sterkere antisemitische traditie bestond, en het Vichy-bewind zelfs anti-Joodse maatregelen afkondigde voordat de Duitsers die oplegden? En hoe verklaar je het verschil in de percentages omgekomen Joden tussen Frankrijk en België?
Hoewel er wel pogingen zijn gedaan tot een vergelijking van de Jodenvervolging in de verschillende landen, zijn die altijd fragmentarisch geweest en hebben ze allerlei tegenstrijdige verklaringen opgeleverd.
Dat geldt niet voor het onderzoek van de historici Pim Griffioen en Ron Zeller. Zij promoveerden in 2008 aan de Universiteit van Amsterdam op een vuistdikke dissertatie, waarin een even systematische als uitputtende analyse werd gemaakt van de verschillen en overeenkomsten tussen de Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België. Daarbij hebben zij een grote reeks factoren bestudeerd en gewogen. Onlangs verscheen de handelseditie van dit imposante boek.
De uiterst methodische aanpak van Griffioen en Zeller bestaat eruit dat zij een onderscheid maken tussen de verschillende fasen van de vervolging. Ook onderscheiden ze de verschillende groepen die bij de vervolging betrokken waren: de bezetters, de bevolkingen in de bezette landen en de Joodse bevolkingsgroepen.
Vervolgens stellen ze per periode en per groep ‘vergelijkingskenmerken’ op (35 in totaal). Enkele voorbeelden hiervan zijn: de bestuursvorm, de handelingsvrijheid van de met de Jodenvervolging belaste functionarissen, de houding van de autochtone autoriteiten, de rol van de politie en de mate van integratie van de Joodse bevolking. Telkens wordt per periode en per groep gekeken welke factoren het verschil in gedeporteerde Joden konden verklaren.
Duidelijk wordt dat de belangrijkste oorzaak van het verschil in het aantal omgekomen Joden ligt in de vrijwel onbeperkte handelingsvrijheid die de Duitse politie (Sipo en SD) in Nederland had bij het organiseren en uitvoeren van de deportaties.
Dat het Duitse civiel bestuur en het Nederlandse bestuursapparaat al snel buitenspel kwamen te staan, had veel te maken met de Februaristaking van 1941. Toen ontdekten de Duitsers dat openlijk gewelddadig optreden averechts werkte en een administratieve aanpak, waarbij misleiding een grote rol speelde, het meest effectief was.
De Duitsers ontdekten dat een administratieve aanpak, waarbij misleiding een grote rol speelde, het meest effectief was
In Frankrijk en België was de handelingsvrijheid van de Duitse politie geringer. Hoewel de houding van de Vichy-autoriteiten in Frankrijk aanvankelijk bijdroeg aan een snellere uitsluiting van de Joodse bevolkingsgroep, zou die houding uiteindelijk een ‘belemmerende’ factor worden.
Het bijzondere aan deze studie is niet dat aandacht wordt besteed aan een groot aantal factoren, aangezien die over het algemeen al veel eerder zijn beschreven. Het belang van dit boek is vooral gelegen in de vergelijkende, zeer methodische aanpak.
Daardoor is het mogelijk gebleken om tot een ‘weging’ van de verschillend factoren te komen en van een aantal zaken aan te tonen dat ze in ieder geval géén verklaring bieden voor de geconstateerde verschillen. Wat aan het dramatische karakter van de gehele geschiedenis uiteraard niets verandert.
Pim Griffioen en Ron Zeller
Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België 1940-1945. Overeenkomsten, verschillen en oorzaken
1045 p. Boom, € 49,50
Meer lezen
Wist Wilhelmina van de Jodenvervolging?
‘Het Joden vangen werd een ware hartstocht’