Home De problemen van immigranten zijn economisch, niet cultureel

De problemen van immigranten zijn economisch, niet cultureel

  • Gepubliceerd op: 16 maart 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Remco Raben

De multiculturele romantiek uit de jaren zeventig heeft plaatsgemaakt voor een droombeeld van culturele eenvormigheid. Het is echter de vraag in hoeverre het begrip ‘cultuur’ bruikbaar is voor integratie. Problemen die onder de noemer ‘cultuur’ worden geschoven, zijn vaak een kwestie van inkomen, leefmilieu en opleiding.

Op 19 januari presenteerde de Onderzoekscommissie Integratiebeleid het onderzoeksrapport Bruggen bouwen. Tot veler verrassing (en vaak ook teleurstelling) was het oordeel van de commissie mild: het integratiebeleid had zeker het laatste decennium duidelijke vooruitgang geboekt. Intussen was het debat in de media allang losgebarsten. Hoe slecht is het nu werkelijk met de integratie gesteld? De oplettende lezer en televisiekijker is de weg geheel kwijtgeraakt. Wie de berichten en opiniestukken leest, komt het hele spectrum van mislukking tot integratiewonder tegen. Het is kennelijk maar hoe je ernaar kijkt.
Een andere vraag is of het integratiebeleid effectief is geweest. De onderzoekscommissie kwam hier niet goed uit, en dat is geen wonder. Als het niet goed gaat met de integratie, ligt dat dan aan falend beleid? En als het wel meevalt, hoe doorslaggevend was dan het overheidsingrijpen? De enige concrete informatie die we hebben zijn cijfers, en die wijzen op een sterk verbeterde positie van (kinderen van) immigranten in onderwijs en op de arbeidsmarkt.
Zoekend naar de oorzaken van de snel verbeterende – maar nog steeds problematische -positie van immigranten, vallen drie dingen op. In de eerste plaats zijn de verschillen tussen de West-Europese landen niet bijster groot. Hoewel er soms markante verschillen zijn in de houding van overheden, is het beeld in de meeste landen vergelijkbaar: migranten presteren op de arbeidsmarkt onder het peil van de ‘oude’ bevolking, hebben een taal- en opleidingsachterstand, en houden in meer of mindere mate vast aan eigen gewoonten.
In de tweede plaats blijkt uit het commissierapport dat macro-economische ontwikkelingen meer invloed hebben dan wat ook. De grote sprong voorwaarts die de verschillende migrantengroepen in de jaren negentig hebben gemaakt, is vooral toe te schrijven aan de economische groei in de jaren negentig. De sterk verbeterde onderwijsprestaties van migrantengroepen is vooral te danken aan de verschijning van een tweede generatie, die onder de onderwijsplicht valt. Ten derde is het duidelijk dat ‘algemeen beleid’ effectiever is dan beleid dat specifiek op migranten of een bepaalde migrantengroep is gericht.

Huishoudboekjes
In het publieke debat blijven dit soort overwegingen ondergeschoven. De boodschap: wacht nog veertig jaar en je zult zien dat het beter zal zijn, is namelijk politiek niet te verkopen. Bovendien hebben links én rechts een diepgeworteld geloof in de maakbaarheid van de samenleving. Dat vloekt met een afwachtende houding.
Daarnaast valt op dat het debat niet primair gaat over de wijze waarop migranten beter kunnen gaan presteren, maar dat de nadruk vooral ligt op culturele kwesties. Pers en politici hebben meer aandacht voor de dagelijkse berichten over de bouw van de grootste moskee van Europa (in Rotterdam), over hoofddoekverboden, of vrouwenbesnijdenis. Die obsessie met de culturele uitingen van immigranten lijkt iets van de laatste jaren, maar vindt haar oorsprong in Nederlandse traditie van bevoogding van minderheden en onzekerheid over de eigen identiteit.
De geschiedenis heeft in het onderzoeksrapport Bruggen bouwen een ondergeschoven plaats. Het historische overzicht in het rapport beslaat hoogstens dertig bladzijden en begint, heel summier, in de jaren zeventig. Maar Nederland is al eeuwen een immigratieland. Een blik op de minder recente geschiedenis laat zien dat Nederland een veel minder fraaie staat van dienst als gastvrij immigratieland heeft dan vaak wordt verondersteld. De recente strengheid in het immigratiebeleid en de roep om sterk overheidsingrijpen komen we al veel eerder tegen.
Er zijn talloze voorbeelden van discriminatie van buitenlanders, om sociale, culturele en godsdienstige redenen. De Nederlandse regering was al in de jaren dertig bang voor een grote toestroom van Chinezen en joodse vluchtelingen, en hanteerde een streng uitzettingsbeleid. Ook de Indische Nederlanders die vanaf het einde van de jaren veertig kwamen, ontmoetten veel onbegrip, niet alleen van ‘de straat’, maar ook van de overheid. Zo schreef een regeringscommissie in 1952 ‘dat de arbeidsmarkt voor deze Oosterse Nederlanders met hun specifieke eigenschappen en hoedanigheden en hun arbeidstempo geen plaats biedt’. 
Toch waren de Indische migranten succesvolle nieuwkomers. Hun ‘harde’ integratie (te meten aan arbeidspositie en scholing) verliep vrij voorspoedig. Dit kwam niet zozeer door de intensieve en vooral betuttelende begeleiding die Indische families kregen van de Dienst Maatschappelijk Werk – zo leerden ze Nederlands koken en huishoudboekjes bijhouden -, zij hadden eerder voordeel bij het gunstige economische getij en bij het krachtige optreden van de overheid bij de huisvesting. Ook scheelde het natuurlijk dat veel immigranten al in Indië Nederlands onderwijs hadden gevolgd; het kolonialisme zorgde dus voor een soort inburgeringscursus in het land van herkomst.
De Surinamers, Spanjaarden, Turken en Marokkanen die vanaf de jaren zestig arriveerden, kwamen terecht in een ander soort samenleving. De wederopbouw was voltooid, de verzorgingsstaat uitgebouwd en de migranten vielen bijna rechtstreeks in het steeds verder opgerekte vangnet. Ook dit was een soort betutteling, maar van een lamleggend soort.
De sfeer van laissez faire speelde niet alleen de immigranten parten, maar ook de rest van de bevolking. Door het gemak waarmee men aanspraak kon doen op de sociale voorzieningen werd een economische prikkel uit de samenleving gehaald, met exploderende aantallen VUT-gerechtigden, steuntrekkers en arbeidsongeschikten als gevolg (ook onder autochtonen). Dit effect werd versterkt door de stagnatie van de economie.
Het immigrantenbeleid, voorzover aanwezig, werd in culturele termen verwoord: tot ver in de jaren tachtig gingen politici en bestuurders uit van het principe ‘integreren met behoud van eigen cultuur en identiteit’. Hoewel het bijna gewoonte is geworden dit principe en de daaruit voortvloeiende problemen in de schoenen van ‘links’ te schuiven, laat een blik op de geschiedenis zien dat links én rechts het in de jaren zeventig en tachtig onderschreven.

 Nieuwe flinken
De laatste vijftien jaar vond een nieuwe omslag plaats. Het oude standpunt van ‘behoud van eigen cultuur’ werd verlaten en maakte plaats voor grotere druk op de migrantengroepen om zich aan te passen. Deze verandering stond niet los van bredere ontwikkelingen in Nederland. Ook op andere burgers werd in de loop van de jaren negentig de druk opgevoerd, om zo de samenleving in het gareel te krijgen: meer werk, meer orde, meer efficiëntie, minder potverteren. Maar daar kwam nog een ‘ideologische’ notie bij: de Nederlandse cultuur moest worden beschermd.
Het was Frits Bolkestein die in het culturele debat het voortouw nam. Juist in een tijd dat de overheid meer nadruk legde op het bevorderen van praktischer zaken als kansen op arbeid en onderwijs, haalde Bolkestein het begrip ‘cultuur’ uit de kast. De immigranten zouden een cultuur meenemen die potentieel bedreigend was voor de Nederlandse waarden en verworvenheden. 
Bolkesteins uitspraken klonken lang na en zijn terug te vinden in de recente stukken van nieuwe flinken als Paul Cliteur, Paul Scheffer en H.J. Schoo. Nu is hun taal wel flink, maar op een bepaalde manier niet zo nieuw als zij doen voorkomen. Net als in de jaren zeventig en tachtig – waar zij zich zo sterk tegen afzetten -, speelt het begrip ‘cultuur’ een sleutelrol, zij het nu niet in positieve zin maar als een bedreiging voor de westerse waarden.
Het lijkt erop dat we de bronnen van het cultuurdebat buiten de concrete problemen van de migrantengroepen moeten zoeken. De discussie over de Nederlandse identiteit werd begin jaren negentig aangezwengeld, onder druk van een sterker wordend Europa, waarin kleine naties in het gedrang kwamen. Het gevoel van bedreiging werd versterkt door de plotselinge komst van grote aantallen asielzoekers en de voortgaande immigratie van ‘oudere’ migrantengroepen, zoals Antillianen, Marokkanen en Turken.
De aanslag op het World Trade Center en het Pentagon op 11 september 2001 bracht de westerse wereld een acuut gevoel van dreiging. Sindsdien is het bon ton geworden om allerlei gebeurtenissen te herleiden tot de culturele factor: vooral islamitische Nederlanders zouden een te sterk patriarchale cultuur hebben, weinig democratisch zijn, en allerlei opvoedingsproblemen hebben.
Het is echter de vraag in hoeverre het begrip ‘cultuur’ bruikbaar is voor de inburgering of integratie. De Amsterdamse socioloog Kees Schuyt heeft in een column in de Volkskrant al gewezen op de fascinerende verhaspeling van cultuur en klasse in onze beschouwing van zogenoemde allochtonen. Wat gemakkelijk onder de noemer ‘cultuur’ wordt geschoven, is vaak een kwestie van inkomen, leefmilieu en opleiding.
Problemen als schoolverzuim, werkloosheid, straatgeweld en vormen van ‘onmaatschappelijkheid’ worden nu de buiten-Europese immigranten aangerekend, maar waren altijd al te vinden in arme milieus. In dit licht is het dan ook niet verwonderlijk dat ‘algemeen beleid’ effectiever is dan groepsgerichte aanpak: de problemen doorsnijden de etnische grenzen. 

Integratieromantiek
De sfeer van heiligheid die lang om de culturele diversiteit hing, is verdwenen. Merkwaardig genoeg heeft de multiculturele romantiek niet plaatsgemaakt voor realiteitszin, maar voor integratieromantiek. Hiermee wordt niet alleen een succesvolle deelname aan de Nederlandse samenleving bedoeld (gemeten aan onderwijs en beroepskansen), maar ook een droombeeld van de homogene natie. De oude tijden komen echter nooit meer terug.
Het ideaal van monoculturalisme dat de afgelopen eeuwen in Europa vorm heeft gekregen, is bijna uniek in de wereldgeschiedenis. Deze fase van nationale cultuur heeft slechts één, ten hoogste twee eeuwen geduurd. Vóór de negentiende eeuw waren er overal in Nederland Franse scholen, preekten lutherse predikanten in het Duits en promoveerden wetenschappers in het Latijn.
Na zijn eeuw van nationale eenheid is het Westen een essentiële eigenschap kwijtgeraakt, namelijk de acceptatie van diversiteit. Maar een krampachtig vasthouden aan gelijkheid en gelijkvormigheid is niet realistisch. Vluchtelingen en gelukszoekers zullen blijven komen, en geleidelijk zullen de meeste samenlevingen veel van hun culturele coherentie verliezen.
De meeste landen van de wereld zijn ‘multicultureel’. Vaak worden er binnen de landsgrenzen verschillende talen gesproken en is de culturele verscheidenheid groot. Het is waar dat de etnische verscheidenheid in veel landen tot spanningen en soms zelfs tot burgeroorlogen heeft geleid, maar meestal niet. Bovendien worden etnische spanningen vooral veroorzaakt door crises in het staatsgezag en door sociale ongelijkheid.
Nederland wordt steeds meer een doorgangshuis, hetgeen grote gevolgen zal hebben voor zijn culturele samenhang. Door de voortgaande migratie en de groeiende mobiliteit verandert Nederland van karakter. Geen regeringsbeleid, hoe succesvol ook, zal in staat zijn dergelijke ontwikkelingen tegen te houden. Intussen grenst de discussie over de culturele integriteit van Nederland aan schijnheiligheid. Het christelijke fundament van de Nederlandse identiteit ligt nog stevig op zijn plaats, inclusief vrees voor de islam. Al zijn we het multiculturalisme voorbij, het ideaal van culturele eenvormigheid als bindmiddel van de natie is een misplaatste naïviteit. Zolang Nederland zijn eigen cultuur angstvallig in stand houdt, zullen culturele minderheden tweederangsburgers blijven.

‘Bruggen bouwen’. Eindrapport Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid. Den Haag: Sdu Uitgevers 2004.

Remco Raben is Azië-onderzoeker en is werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam.

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.