Home Dossiers Adolf Hitler De onderschatting van Adolf Hitler

De onderschatting van Adolf Hitler

  • Gepubliceerd op: 29 januari 2013
  • Laatste update 28 nov 2023
  • Auteur:
    Willem Melching
  • 14 minuten leestijd
Adolf Hitler
Hitler en de Tweede Wereldoorlog
Dossier Adolf Hitler Bekijk dossier

Ruim tachtig jaar geleden werd Adolf Hitler benoemd tot rijkskanselier. Daarmee kwam een einde aan de Republiek van Weimar, de eerste Duitse democratie, en begon het Duizendjarig Rijk. De verwoesting die Hitler aanrichtte in Europa liet tijdgenoten én de generaties daarna achter met de beklemmende vraag hoe de onderschatting van deze man mogelijk was.

Adolf Hitler presteerde het grootste deel van zijn leven bijzonder weinig. In de zomer van 1919 besloot hij beroepspoliticus te worden. Dat bleek een goede keus, want hij was al snel succesvol. Zijn doel was het veroveren van de macht in Duitsland, om daarna een wereldoorlog te beginnen. Oorlog was immers de kern van zijn ideologie en levensovertuiging.

NSDAP

Na een mislukte staatsgreep in 1923 koos hij voor de legale weg en concentreerde hij zich op de opbouw van zijn partij: de NSDAP. Electoraal haalde dit vooralsnog weinig uit. Bij de verkiezingen van 1928 haalden de nazi’s niet meer dan 2,6 procent – een laagterecord.

Meer lezen over Adolf Hitler? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Met het uitbreken van de wereldcrisis kreeg Hitler de wind in de zeilen. In september 1930 scoorde de NSDAP 18,3 procent en was in één klap de grootste partij. In de beide verkiezingen van 1932 kwam Hitler zelfs rond de 35 procent. Maar hoewel zijn partij de grootste was, was hij nog niet automatisch rijkskanselier.

Omdat Hitler geen meerderheid had, was hij afhankelijk van coalitiepartners en de welwillendheid van de president, die hem moest benoemen. Oorlogsheld Paul von Hindenburg was sinds 1925 president en aanvankelijk niet van plan om Hitler minister-president te maken. De hoogbejaarde veldmaarschalk streefde naar een Volksgemeinschaft met een regering die ‘boven’ de partijen zou staan. Hitler was naar zijn smaak te veel een ‘partijmannetje’. Bovendien was hij volgens hem een onbetrouwbare Oostenrijker die het nooit verder had gebracht dan korporaal.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Absolute macht

De vraag is waarom politici, president en ambtelijk en maatschappelijk establishment op 30 januari 1933 uiteindelijk wél bereid waren Hitler tot kanselier te benoemen. En hoe wist deze binnen enkele maanden na zijn aanstelling de absolute macht te veroveren?

Lange tijd dachten veel historici dat de Duitse geschiedenis was voorbestemd om een tiran als Hitler aan de macht te brengen. Maar deze Sonderweg, een soort Autobahn richting catastrofe, is niet geloofwaardig. De Duitse politiek in de jaren tussen 1918 en 1933 liet talloze keuzemomenten zien. Het had heel anders kunnen lopen.

Marxistische historici schoven de schuld op het ‘kapitalisme’. Maar Hitler had in ondernemerskringen relatief weinig steun en zijn kiezers kwamen voornamelijk uit de kleine burgerij. Een andere veelgehoorde verklaring is dat ‘de werklozen’ Hitler uit wanhoop over de crisis aan de macht hebben geholpen. Arbeiders en werklozen stemden echter voornamelijk op de sociaal-democratische SPD en communistische KPD.

‘De werklozen’ zouden Hitler uit wanhoop aan de macht hebben geholpen

Beurskrach en crisis van 1929

De wereldcrisis van 1929 raakte Duitsland hard. Het standaardantwoord was net als in andere landen: bezuinigen. De bezuinigingspolitiek betekende dat de relatief hoge uitkeringen omlaag moesten en de werkgeversbijdrage omhoog. Tegen deze druk was de brede coalitie onder leiding van sociaal-democraat Hermann Müller niet bestand. Op 27 maart 1930 gooide Müller de handdoek in de ring. Het was het begin van het einde.

De eindfase van de Duitse democratie zou tot 30 januari 1933 duren. Door de crisis raakten de Duitse politiek en samenleving op drift. Rode draad in de ondergang van de democratie was de zoektocht naar politiek draagvlak voor de bezuinigingen en een mogelijkheid om de democratie te ontmantelen. Deze zou uitlopen op de onzalige gedachte dat met Hitler kon worden samengewerkt.

Van maart 1930 tot en met mei 1932 leidde de katholieke politicus Heinrich Brüning twee kabinetten zonder een duidelijke parlementaire meerderheid. Vanwege gebrek aan parlementaire steun kwam het al op 14 september 1930 tot vervroegde verkiezingen. Deze waren de grote doorbraak van de NSDAP.

Op 14 september 1930 kwam het tot vervroegde verkiezingen. Deze waren de grote doorbraak van de NSDAP

De nazi’s gingen van slechts 2,6 procent naar maar liefst 18,3 procent. Ook de radicale KPD boekte winst. Maar Brüning bleef aan de macht en kon met presidentiële volmachten en de gedoogsteun van SPD en Zentrum doormodderen.

Volgens artikel 48 mocht de president in een noodsituatie ingrijpen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de chaotische dagen rondom de Hitlerputsch van 1923. Maar onder Brüning en Hindenburg werd dit middel te pas en te onpas ingezet, omdat reguliere wetgeving niet door het parlement kwam.

Uiteindelijk zouden vele tientallen verordeningen worden uitgevaardigd. Om te voorkomen dat deze door het parlement weer ongedaan werden gemaakt, werd het parlement ontbonden. Dat verklaart waarom de Rijksdag telkens naar huis werd gestuurd en er weer nieuwe verkiezingen werden gehouden.

Hindenburg maakt Brüning regeren onmogelijk

Heel effectief was Brüning niet. Voorjaar 1932 maakte Hindenburg een einde aan zijn lijden. Hij weigerde botweg om verder nog de presidentiële decreten te tekenen. Dat betekende dat Brüning niet meer kon regeren, en hij diende op 30 mei 1932 zijn ontslag in.

De sfeer was niet goed. Hindenburg ontving Brüning voor een laatste gesprek op 30 mei om 11.55 uur, terwijl algemeen bekend was dat hij om 12 uur stipt een parade moest afnemen. Hij gunde zijn kanselier na twee jaar trouwe dienst precies 3,5 minuut spreektijd.

Hindenburg wilde Brüning inruilen voor een brede ‘nationale coalitie’. Hij wilde daadkracht, zodat er eindelijk iets aan de massale werkloosheid kon worden gedaan. Als leider van de grootste partij was Hitler een voor de hand liggende kandidaat. Maar Hindenburg was niet bereid om hem te steunen met presidentiële decreten. Dat leverde een patstelling op; zonder de nazi’s zou een brede coalitie wel weer tamelijk smal worden.

Door straatgevechten tussen SA en communisten hadden de Duitsers het gevoel dat er een burgeroorlog voor de deur stond

In de samenleving was de chaos inmiddels compleet. Straatgevechten tussen de verschillende partijmilities, waarbij SA en communisten de boventoon voerden, gaven de Duitsers het gevoel dat een burgeroorlog voor de deur stond.

Omdat Hitler van Hindenburg nog geen kans kreeg, trad op 2 juni 1932 een kabinet aan onder de conservatieve katholiek Franz von Papen. Papen genoot het volste vertrouwen van Hindenburg en zijn hofhouding, maar was politiek geïsoleerd en kon in de Rijksdag nauwelijks steun te vinden. Vervroegde verkiezingen moesten hem meer draagvlak geven; de regering bleef daarbij zitten, maar kwam nauwelijks tot enige activiteit.

Genadeklap voor de democratie

De Rijksdagverkiezingen van 31 juli 1932 waren de genadeklap voor de democratie. De NSDAP haalde met 37,3 procent het hoogste resultaat van een Duitse partij sinds 1918. Dat maakte Hitlers claim op het kanselierschap alleen maar sterker. De KPD kreeg 14,3 procent. Samen hadden de twee antidemocratische partijen een meerderheid.

Hitler werd op 13 augustus gepolst over regeringsdeelname. Hindenburg ontbood hem en blafte hem in een persoonlijk gesprek af. De veldmaarschalk dacht de korporaal zo te kunnen overtuigen om genoegen te nemen met het vicekanselierschap. Dat werkte alleen maar contraproductief.

Nog voor de regering-Papen aan de slag kon gaan, trok begin september vrijwel de volledige Rijksdag haar steun in. Hitler piekerde er niet over om het beleid van Papen te steunen. Het resultaat was een nog grotere politieke en maatschappelijke chaos. Weer schreef Hindenburg vervroegde verkiezingen uit.

Na de verkiezingen van november 1932 was Duitsland feitelijk onbestuurbaar geworden

In de verkiezingen van november 1932 verloor de NSDAP licht en ging terug naar 33,1 procent, maar was nog steeds met afstand de grootste partij. De conservatieven boekten een kleine winst; de liberale partijen waren definitief weggevaagd. SPD en Zentrum kwamen met 20,4 en 11,9 samen op 32,3 procent. De KPD wist een kleine winst te boeken en kwam op 16,9 procent. Het land was nu feitelijk onbestuurbaar geworden.

Na deze verkiezingen hadden president Hindenburg en zijn entourage de keuze uit twee scenario’s. Het eerste was gebaseerd op de regering van een ‘sterke man’, die in samenspraak met de arbeidersbeweging en de werkgevers zou proberen een krachtig economisch beleid te voeren.

Het tweede scenario ging uit van een samenwerking tussen enerzijds de traditionele elites uit ambtenarij, grootgrondbezit en industrie, en anderzijds populistisch rechts onder leiding van kanselier Hitler. Deze optie had de voorkeur van Franz von Papen en de omgeving van president Hindenburg.

Harde onderhandelaar

Hitler betoonde zich, net als in de zomer, een harde onderhandelaar. Hij wilde uitsluitend als kanselier in de regering plaatsnemen, maar was wel bereid om met minder ministersposten genoegen te nemen. In een gesprek suggereerde hij Hindenburg dat een machtigingswet een einde zou kunnen maken aan de onbestuurbaarheid van het land. Het parlement zou daarmee afzien van zijn macht en de regering meer volmachten geven. Een dergelijke ingrijpende wet vereiste een tweederde meerderheid in de Rijksdag.

Hindenburg stelde hoge eisen aan zijn toestemming voor Hitlers kanselierschap. Zo wilde hij een veto over de ministersbenoemingen en weigerde hij hem presidentiële volmachten te garanderen. Hij ging daarbij zijn staatsrechtelijke bevoegdheden ver te buiten. Hitler trok daarop zijn aanbod terug. Een burgeroorlog leek niet meer uitgesloten.

Hindenburg zag zelf liever Papen terugkeren, maar kreeg daarvoor geen steun. Op 3 december 1932 benoemde hij generaal Kurt von Schleicher tot rijkskanselier. Schleicher had een ambitieus werkverschaffingsprogramma en profileerde zich als ‘sociale generaal’. Hij wilde zowel de steun van de socialistische arbeidersbeweging als van vooraanstaande ‘linkse nazi’s’ zoals Gregor Strasser.

Papen en Hindenburg gaven met hun geheime onderhandelingen het begrip ‘achterkamertjespolitiek’ een volstrekt nieuwe dimensie

Schleicher wilde Strasser als vicekanselier in plaats van Hitler. Maar deze vlieger ging niet op. Na een indringend gesprek met Hitler legde Strasser op 8 december al zijn functies neer en vertrok met vakantie naar Italië.

Schleichers opzet om met de steun van de arbeiders en vakbeweging een autoritair regime te vestigen en zo en passant de NSDAP te splitsen was totaal mislukt. Nu was Papen weer aan zet. Zelf had hij onvoldoende steun in de Rijksdag, maar als bemiddelaar zou hij Hitler grote diensten bewijzen. Al op 4 januari opende hij in het diepste geheim gesprekken met Hitler. Hindenburg ging ermee akkoord om achter de rug van de zittende kanselier alvast met de volgende te onderhandelen. Zo gaven Papen en Hindenburg het begrip ‘achterkamertjespolitiek’ volstrekt nieuwe dimensies.

In de coalitieonderhandelingen bleef Hitler bij zijn eis dat hij kanselier wilde worden, maar hij wilde wel concessies doen. Hij voelde de hete adem van zijn partij en met name de SA in zijn nek, en moest zijn politieke kapitaal nu zien te verzilveren.

Hermann Göring

Naast Hitler zouden er slechts twee NSDAP-ministers in het kabinet komen. Eén van hen, de legendarische oorlogsvlieger Hermann Göring, zou zelfs genoegen nemen met een ministerschap zonder portefeuille. De conservatieven zelf leverden maar liefst acht ministers, onder wie een aantal partijloze technocraten. Hindenburg op zijn beurt zou Hitler steunen met presidentiële decreten.

‘Het is zover. We zitten in de Wilhelmstraße. Hitler is rijkskanselier. Het is een sprookje!’ aldus een opgetogen Joseph Goebbels op 31 januari 1933 in zijn dagboek. Het bondgenootschap tussen ‘de adel en het gepeupel’ was een feit. Hitlers coalitie bestond uit een bont gezelschap: grootgrondbezitters, industriëlen, conservatieve politici en vertegenwoordigers van nationalistische veteranenorganisaties.

Hitler was nu kanselier, maar nog geen dictator. Van doorslaggevende betekenis voor de vestiging van zijn dictatuur was de Rijksdagbrand. Op de avond van 27 februari 1933, midden in de campagne voor – alweer vervroegde – verkiezingen op 5 maart, stak de Nederlandse radencommunist Marinus van der Lubbe het Rijksdaggebouw in brand.

Onverhoopt legde Van der Lubbe met zijn wanhoopsdaad het fundament voor de nazidictatuur

Lange tijd bestond het vermoeden dat de nazi’s het gebouw zelf in brand hadden gestoken. Dat is niet juist. Van der Lubbe handelde op eigen houtje. Hij hoopte het sein tot een revolutie of een volksopstand te geven. Dit effect bleef uit, maar onbedoeld legde hij met zijn wanhoopsdaad het fundament voor de nazidictatuur.

De nazi’s waren, zo blijkt onder meer uit de dagboeken van Goebbels, totaal verrast door de brandstichting. Zo noteerde hij op 28 februari:

‘Hitler is uitzinnig van woede. […] De vergaderzaal is compleet verwoest. Nu moeten we handelen! […] Iedereen straalt. Dit ontbrak nog. Nu zijn we uit de problemen.’

Na aanvankelijke paniek herstelde Hitler zich. Het is tekenend voor zijn grote politieke talent dat hij van deze onverwachte ontwikkeling zo goed gebruik wist te maken. De Rijksdagbrand had makkelijk in een crisis of een burgeroorlog kunnen uitmonden, maar Hitler maakte met een briljante improvisatie op gewiekste wijze gebruik van de chaos en verwarring.

Hitler maakt de oppositie monddood

De volgende ochtend kwam hij al met een noodverordening. Deze verordening Zum Schutz von Volk und Staat maakte de oppositie volledig monddood en was de eerste stap in de richting van de dictatuur. Onder beschuldiging van medeplichtigheid werden duizenden politiek tegenstanders – in hoofdzaak communisten, socialisten en links-liberalen – gevangengenomen en vaak onder erbarmelijke omstandigheden door de SA opgesloten in ‘wilde concentratiekampen’ – leegstaande fabrieken en andere gebouwen waarin de SA tegenstanders interneerde.

Duizenden politici, intellectuelen en kunstenaars vluchtten naar het buitenland en probeerden vanuit hun ballingschap de politieke strijd voort te zetten. Van een effectieve politieke oppositie was algauw nauwelijks nog iets over.

Bij de laatste min of meer vrije verkiezingen van 5 maart haalde de NSDAP ondanks de uitschakeling van de oppositie en heftige propaganda niet meer dan 43,9 procent. Hitler had een tweederde meerderheid van de aanwezige leden in de Rijksdag nodig om de machtigingswet te laten aannemen.

Bij de laatste vrije verkiezingen haalde de NSDAP niet meer dan 43,9 procent van de stemmen

Om Hitlers imago als serieus staatsman en Duits nationalist te versterken organiseerde Goebbels op 21 maart – twee dagen voor de stemming over de machtigingswet – de zogeheten ‘Dag van Potsdam’. In de Garnisonkirche te Potsdam vierde Hitler samen met president Hindenburg de eerste bijeenkomst van de nieuw gekozen Rijksdag.

De symboliek kon niemand ontgaan: de bescheiden korporaal en de machtige generaal uit de Eerste Wereldoorlog broederlijk verenigd in het bolwerk van het Pruisische leger. In een sfeer van geweld en intimidatie, maar vanwege Potsdam ook van nationale verzoening en euforie, vond op 23 maart de stemming plaats. Vanwege de brandschade hield de Rijksdag zitting in de nabijgelegen Kroll-Oper.

Krachtdadig regeren

Met deze wet Zur Behebung der Not von Volk und Reich zette het parlement zichzelf buitenspel. Voortaan kon de regering zonder enige consultatie besturen en zelf beslissen over de begroting. De wet moest krachtdadig regeren mogelijk maken. Bij de stemming was de KPD-fractie afwezig; de communisten zaten al in het concentratiekamp, waren naar het buitenland gevlucht of ondergedoken.

De SPD was de enige fractie die tegen de wet stemde. Binnen de Zentrum-fractie was wel tegenstand, maar het katholieke eigenbelang gaf de doorslag. Hitler chanteerde de katholieken namelijk met het dreigement dat hij bij een tegenstem de onderhandelingen tussen het Vaticaan en het Duitse Rijk over een concordaat zou laten mislukken.

Sommige Duitse juristen, onder wie de bekende rechtsfilosoof Carl Schmitt, suggereerden dat Hitlers machtsovername volstrekt legaal was verlopen. Hitlers benoeming op 30 januari 1933 was – afgezien van de gebruikelijke achterkamertjespolitiek – inderdaad nog min of meer volgens de regels gegaan.

Maar de gebeurtenissen daarna laten van deze legaliteit weinig over. Het politieke geweld van de kant van de SA, de wilde concentratiekampen, het misbruik maken van de noodverordening van 28 februari, en de intimidatie bij de stemming over de machtigingswet op 23 maart maken duidelijk dat Hitlers revolutie beslist niet wettelijk was verlopen.

Wie was er verantwoordelijk?

De benoeming van Hitler tot minister-president was geen bedrijfsongeval, maar ook niet de onontkoombare uitkomst van de loop van de Duitse geschiedenis. De verantwoordelijkheid was breed verdeeld. De staatstragende partijen – sociaal-democraten, katholieken, liberalen en conservatieven – waren niet bereid geweest om over hun eigen schaduw heen te springen. De communisten voerden in opdracht van Moskou een nihilistische oppositie. Aansprakelijk waren ook de meer dan 30 procent van de Duitsers die kozen voor een man die hun een nationale wedergeboorte beloofde.

Maar de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij de conservatieve elites, die onder leiding van Hindenburg bewust kozen voor het avontuur met Hitler. Zij namen uit eigenbelang het risico om de nazi’s regeringsmacht te geven. Ze dachten dat Hitler een simpele ziel was die ze met groot gemak onder controle zouden kunnen houden en desgewenst weer aan de kant konden schuiven. Ze wilden hem gebruiken om de overgang naar een autoritair bewind een populistische legitimatie te geven.

Ze begingen een fatale vergissing. De historicus Henning Köhler formuleert het glashelder: ‘De beslissende factor […] was de totale onderschatting van Hitler.’ Nauwelijks anderhalf jaar na zijn aanstelling was Hitler de oppermachtige dictator en klaar om aan zijn volgende project te beginnen: het voeren van een wereldoorlog.

Twaalf jaar later lag het land in puin.

Meer informatie

Boeken
Leesbare en heldere overzichten van de laatste jaren van de Republiek van Weimar zijn te vinden in Heinrich August Winklers Der lange Weg nach Westen (deel I, 2000) en Deutschland auf dem Weg zu sich selbst. Eine Jahrhundertgeschichte (2002) van Henning Köhler.

Anders dan vaak wordt gedacht was Hindenburg niet de seniele speelbal van zijn hofhouding, maar een volstrekt onbetrouwbare en harde politicus, die telkens op een ander paard wedde. Deze these wordt niet heel leesbaar, maar wel zeer gedetailleerd verdedigd in: Hindenburg. Herrschaft zwischen Hohenzollern und Hitler (2007) door Wolfram Pyta.

Internet
Op www.wahlen-in-deutschland.de/awrtw.htm is allerlei informatie te vinden over de verkiezingen tijdens de Republiek van Weimar. Lebendiges Museum Online is een site met tal van wetenswaardigheden in tekst, beeld en objecten over de Duitse geschiedenis vanaf halverwege de negentiende eeuw, verzorgd door het Deutsches Historisches Museum in Berlijn en het Haus der Geschichte in Bonn: www.dhm.de/lemo.