Home De NSB vlak voor de Duitse inval

De NSB vlak voor de Duitse inval

  • Gepubliceerd op: 6 juni 2017
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Edwin Klijn en Robin te Slaa
NSB-kinderen

In de maanden voor de dreigende Duitse inval keken de NSB’ers gespannen naar het grote buurland. Ze wisten niet wat ze moesten doen. Een putsch plegen? Of wachten tot de nazi’s de grens overstaken?

Een Duitse geheim agent, die kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 Nederland door reisde, peilde de stemming onder de bevolking. Overal hoorde hij hetzelfde: het was Hitler die de Europese vrede had verstoord. De Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van ingenieur Anton Mussert – ‘Hitler-knechten’ in de ogen van velen – belandde nog meer in het verdomhoekje. Wat resteerde, was een sterk geradicaliseerde, geïsoleerde nucleus van ongeveer 30.000 Nederlandse nationaal-socialisten die smachtten naar ‘de nieuwe tijd’, maar ook de toorn van hun volksgenoten vreesden.

Vanaf september 1939 was de dreiging van een Duitse inval voortdurend aanwezig. De nervositeit onder de Nederlandse bevolking en ook onder de NSB’ers was groot. NSB-colporteurs durfden uit angst voor molestatie nauwelijks de straat op. De vijandigheid van hun volksgenoten was niet zonder reden. Volgens Mussert had ‘het internationale Jodendom’ Engeland aangezet tot een broederstrijd met het stamverwante Duitsland. Het NSB-blad Volk en Vaderland was er duidelijk over wat het Nederlandse volk te wachten stond onder een nationaal-socialistisch bewind. Een afrekening met de tegenstanders – de Joden voorop – stond boven aan de lijst van actiepunten.

Vanaf oktober organiseerde de Mussert-garde, een nieuwe paramilitaire organisatie rondom de jonge Henk Feldmeijer, geheimzinnige besloten bijeenkomsten voor vitale, raszuivere jongemannen. Politie-invallen en arrestaties volgden. De geruchtenstroom over betrokkenheid van NSB-leden bij spionageactiviteiten hield onverminderd aan. Ondertussen troffen verschillende NSB-kringen voorbereidingen om ondergronds verder te gaan, mocht het tot een verbod van de beweging komen.

Joodse vluchtelingen 

De NSB-propagandamachine draaide tijdens de Sitzkrieg op volle toeren. Op een partijbijeenkomst op 10 november in Den Haag kondigde Mussert aan dat de toekomstige nationaal-socialistische staat zou afrekenen met de ‘Pinda-Chineezen’, de tienduizenden Joodse vluchtelingen en ‘misdadigers en parasieten van eigen Volk’.

Het NSB-kopstuk Meinoud Rost van Tonningen – zeer populair onder de minder gepolijste Haagse kameraden – kreeg op dezelfde vergadering een veel geestdriftiger ontvangst dan Mussert. Hij gold als de frontman van de op de Duitse SS gerichte stroming binnen de NSB. Des te opvallender was het dat uitgerekend Het Nationale Dagblad – waarvan Rost hoofdredacteur was – in december 1939 nadrukkelijk stelling nam tegen een Duitse inval in Nederland. De vele doden als gevolg van de strijd zouden een langdurige ‘brandende haat’ tegen het Duitse volk in de harten van de Nederlanders planten, aldus het nationaal-socialistische dagblad.

Maar waar stond Mussert? Begin 1940 rapporteerde de Gestapo dat hij ondersteuning vanuit het buitenland afwees. De doorgaans uitstekend geïnformeerde dienst was dit keer minder goed op de hoogte. Rondom de jaarwisseling had de NSB-leider namelijk tot tweemaal toe in het diepste geheim gesproken met de Duitse diplomaat Werner Neumeister. De NSB-leider presenteerde zich als uiterst deutschfreundlich. Mocht Duitsland de oorlog verliezen, zo verklaarde hij, dan was het ook met hem gedaan. Tegelijk gaf Mussert aan dat de NSB’ers bij een Duitse inval nooit de wapens zouden opnemen tegen hun eigen volksgenoten.

Propagandaminister Joseph Goebbels, die notulen ontving van de gesprekken met Mussert, had geen goed woord over voor de NSB-leider. Hij noteerde in zijn dagboek: ‘Een Hollandse nazi. Laf en aanmatigend. Wij moeten voor hem de kastanjes uit het vuur halen en dan weer opdonderen. Hij wil geen koloniën afstaan, maar er zelfs nog wat bij krijgen. Daar komt helemaal niets van in. Een wel heel naïeve opvatting.’ 

Kennelijk had Mussert zijn wens herhaald om Vlaanderen, inclusief Belgisch-Congo, bij Nederland te voegen. In april 1939 had hij deze territoriale verlangens al tegenover een medewerker van Von Ribbentrop kenbaar gemaakt.
 
De Nederlandse Centrale Inlichtingendienst (CID) was niet op de hoogte van deze gesprekken. De geheime dienst hield vooral Feldmeijer en Rost nauwlettend in de gaten. De dienst beschikte in januari 1940 zelfs over een informant in de naaste omgeving van de laatste. Een verbitterde Rost had deze CID-spion toevertrouwd dat hij en anderen al sinds maanden Mussert probeerden over te halen een staatsgreep te plegen, ‘doch alles stuitte af op zijn lafheid’. Op de vraag of Rost dan zelf niet ‘de putsch-plannen’ kon doorvoeren, luidde het antwoord ontwijkend.

Er waren voor de CID genoeg andere redenen om Rost te volgen. Zo verkondigde hij begin 1940 op een besloten vergadering in Amsterdam: ‘Wij staan aan de zijde van Duitschland en mochten wij onverhoopt in den oorlog betrokken worden, dan zal geen van ons de wapenen tegen Duitschland opnemen.’ Volgens een verslag betoogden de aanwezigen luidkeels hun instemming: ‘Nooit, nooit!’
 

‘Geen van ons zal de wapenen tegen Duitschland opnemen’

Het liefst wilde Rost een oorlog tussen Duitsland en ons land voorkomen. In maart bracht hij een geheim bezoek aan Himmler om hem te vragen Nederland niet aan te vallen. De Reichsführer-SS was bang dat het bezoek van Rost in hartje Berlijn door de Nederlandse autoriteiten zou worden uitgelegd als spionage. Enigszins gepikeerd over de onvoorzichtigheid van Rost weigerde Himmler hem te woord te staan.

De CID achtte ook Feldmeijer staatsgevaarlijk. De geheime dienst wist dat hij nauwe banden met Duitsland onderhield en zelfs geld ontving van de nazi’s. De leider van de Mussert-garde verkondigde binnen NSB-kringen dat hij verheugd was over de uitgebroken oorlog omdat die de beweging dichter bij haar doel bracht. ‘Wij zullen één natie vormen met Vlaanderen en Zuid-Afrika, met Indië en de Congo,’ aldus Feldmeijer.
 
De spanningen liepen ondertussen steeds hoger op. Half maart pleitte de minister van Justitie Pieter Gerbrandy in de Eerste Kamer voor een uitbreiding van zijn bevoegdheden om de openbare veiligheid te verzekeren. Hij wilde verdachte personen preventief kunnen interneren. ‘Dus concentratiekampen voor politieke tegenstanders!’ repliceerde NSB-senator Anton van Vessem. De NSB bewoog zich tussen hoop en vrees. Zo beschouwde Het Nationale Dagblad de intredende lente als ‘spiegel vol beloften voor de toekomst’. Het blad schreef optimistisch over een recente NSB-vergadering in Utrecht, die ‘tintelde van frisschen moed om den eindstrijd te bevechten’.

Met de Duitse inval in Noorwegen en Denemarken op 8 april 1940 kwam alles in een stroomversnelling. Het was nu niet meer de vraag óf Duitsland Nederland zou binnenvallen, maar wanneer. Algemeen secretaris Cornelis van Geelkerken ontkende in een openbare redevoering dat de NSB, net als de Noorse nazi Vidkun Quisling, zou collaboreren. Met toestemming van Hitler had Quisling zichzelf al op de dag van de Duitse inval uitgeroepen tot minister-president.

Het Noorse voorbeeld voedde het wantrouwen onder de Nederlandse bevolking tegenover de NSB. De reacties werden grimmiger. Onder het Nederlandse volk circuleerde inmiddels de slogan ‘De kogel voor spionnen’, waarbij hoofdzakelijk aan NSB’ers werd gedacht. Half april stelde Volk en Vaderland dat verscheidene politiek tegenstanders klaarstonden om ‘het meest brute geweld’ tegen NSB’ers te gebruiken. De kameraden zouden zich echter niet als makke lammeren naar de slachtbank laten leiden. ‘Wie wind zaait, zal storm oogsten,’ dreigde het NSB-blad.

De Engelse krant de Sunday Chronicle schreef op 14 april dat de NSB met 20.000 zwaarbewapende kameraden gereed was om een staatsgreep te plegen. Het was het zoveelste valse gerucht, maar het voedde de onrust, tot in het parlement aan toe. Uitgerekend het NSB-Kamerlid Rost – voorstander van een putsch! – stelde hierover vragen aan de minister van Justitie en eiste de uitwijzing van de Amsterdamse correspondent van dit blad. De kwestie werd overschaduwd door de afkondiging van de staat van beleg voor het hele land op 19 april. De burgerlijke autoriteiten werden hiermee aan militaire gezagsdragers ondergeschikt gemaakt.
Buiten medeweten van andere NSB-kopstukken had Mussert eind april een ontmoeting met Fritz Scheuermann van de Abwehr (militaire inlichtingendienst). De NSB-leider verklaarde dat hij liefst aan Hitlers kant in de oorlog zou meestrijden. Bij de opmars in Nederland moesten de Duitsers leren van hun ervaring met Quisling en ‘als Retterin aus der Not’ een regering onder Musserts leiding installeren.

In plaats van een riskante putsch, zoals Rost voorstond, werkte Mussert liever aan een veiliger route naar de macht. Hij was er niet van op de hoogte dat ongeveer 200 in Duitsland woonachtige Nederlandse nationaal-socialisten in geheime militaire kampen werden klaargestoomd om te worden ingezet bij een Duitse inval in Nederland.
 

Mussert werkte aan een veilige route naar de macht

Met het oog op de honderden huiszoekingen bij NSB’ers eind april, was het voor Mussert zaak geen verdenkingen op zich te laden. Dat ging bijna mis. In een radio-interview met CBS-correspondente Marvin Breckinridge leek hij te suggereren dat zijn partijgenoten bij een Duitse inval ‘met gekruiste armen’ zouden toekijken. Een storm van verontwaardiging stak op. De NSB-leider haastte zich te verklaren dat hij bedoelde te zeggen dat vanwege het militairenverbod officieren die tot zijn beweging behoorden uit het leger waren gezet en dus niet konden deelnemen aan de strijd. Minister-president Dirk Jan de Geer accepteerde Musserts uitleg en zag geen aanleiding om maatregelen te nemen.

Toen op 3 mei 21 staatsgevaarlijke personen, onder wie Rost en Feldmeijer, preventief in hechtenis werden genomen, ontsprong Mussert opnieuw de dans. Op de door het ministerie van Justitie vastgestelde lijst stonden enkele honderden namen. Tegen de zin van Gerbrandy besloot opperbevelhebber Henri Winkelman ‘uit rechtvaardigheidsoogpunt’ alleen personen te interneren op grond van hun gedragingen en niet vanwege politieke gezindheid. Musserts landsverradelijke handelingen waren de generaal onbekend.
De spanning tussen NSB’ers en de rest van de bevolking liep inmiddels op. Om vechtpartijen uit te lokken bezochten enkele Mussert-gardisten op 6 mei in Den Haag de Jodenbuurt. Volgens Het Nationale Dagblad waanden ‘de zonen en dochters van het oude volk’ zich hier heer en meester van de straat. De actie was een voorafschaduwing van het antisemitische straatgeweld dat tijdens de bezetting zou volgen.

De volgende dag bezocht NSB-Kamerlid Hendrik Jan Woudenberg ’s avonds Mussert thuis. Hij wilde zijn leider overhalen openlijk te protesteren tegen de internering van Rost. Mussert reageerde venijnig en noemde zijn opgepakte medestrijder ‘een onwaardige die tegen mij intrigeert en zelfs conspireert’. Pas toen Woudenberg hem attendeerde op de negatieve indruk die zo’n passieve houding zou maken op de achterban ging Mussert overstag. Hij gaf toestemming voor een protest in de Tweede Kamer. Vervolgens pakte hij een schoolkaart van Nederland erbij. Wijzende naar een plek nabij Ooltgensplaat op de Zuid-Hollandse eilanden sprak hij: ‘Kijk, Woudenberg, hier zit hij.’ Mussert verklaarde daarop dat Rost uit het streng beveiligde fort bevrijd moest worden en zegde toe een ontsnappingsplan op te stellen.

Het bleef bij woorden. Een dergelijke spectaculaire operatie had Musserts heimelijke strategie om de macht te grijpen ongetwijfeld in gevaar gebracht. Wel maakte de NSB-fractievoorzitter Max de Marchant et d’Ansembourg op 9 mei in de Tweede Kamer bezwaar tegen de internering van Rost. Aansluitend pleitte hij voor de invoering van de doodstraf voor landverraad. Nog dezelfde avond vond op het hoofdkwartier een spoedvergadering plaats van de NSB-top. Een zichtbaar nerveuze Mussert verstrekte instructies voor hoe de beweging ondergronds verder moest gaan in geval van een verbod.
 

Na de Duitse aanval werden duizenden NSB’ers opgepakt en opgesloten

In de vroege ochtend van 10 mei viel Duitsland om 3.55 uur aan. Spoedig werden duizenden NSB-leden opgepakt en vastgezet in geïmproviseerde gevangenissen. Mussert had opnieuw het geluk aan zijn zijde. Op weg naar zijn nieuwe onderduikadres werd zijn auto, waarin hij op de achterbank zat, drie keer aangehouden door militairen die hem niet herkenden. Ternauwernood ontsnapte de NSB-leider aan een huiszoeking op zijn onderduikadres. Toen Mussert op 15 mei weer opdook, leek zijn tijd te zijn gekomen. Nederland was bezet.


In 1939 zogenaamd opgeheven
Duitse NSB-afdeling
Door de wijziging van de Wet op recht van vereniging en vergadering in mei 1939 mochten politieke partijen voortaan geen buitenlandse leden meer hebben of in andere landen werkzaam zijn. Mussert hief daarom de NSB in Duitsland op. De leden gingen over in de Nationaal-Socialistische Bond van Nederlanders in Duitsland onder leiding van Julius Herdtmann. De bond had een eigen paramilitaire organisatie, genaamd Sport en Spel. Op verzoek van de Abwehr en buiten medeweten van de NSB-leiding wierf Herdtmann mannen die bereid waren deel te nemen aan een inval in Nederland. Zestig van hen zijn uiteindelijk ingezet.
 

Een nationaal-socialistisch keurkorps
Mussert-garde
In 1939 kwam onder leiding van de latere leider van de Nederlandsche SS Henk Feldmeijer de zogeheten Mussert-garde tot stand. Naar het model van de SS wilde Feldmeijer een nationaal-socialistisch keurkorps vormen, dat radicale, jonge krachten van zuiver arisch bloed in de leeftijd van 18 tot 25 jaar bijeenbracht. Er zouden zich uiteindelijk 200 tot 300 NSB’ers aansluiten bij de Mussert-garde. Naast bokslessen en gymnastiekoefeningen ontvingen zij ideologische scholing. Meer dan eens deden geruchten de ronde over de inzet van de Mussert-garde bij een staatsgreep van de NSB. Tot op heden is er geen overtuigend bewijs gevonden voor de betrokkenheid van dit elitekorps bij een mogelijke putsch.
 
 
Meer weten:
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2. Neutraal (1969) van Loe de Jong.
De voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS (2012) van Bas Kromhout.
1940. Verwarring en aanpassing (2015) Wichtert ten Have.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5-2017