Home DE MAGNETISCHE GEEST. HET DIERLIJK MAGNETISME 1770-1830

DE MAGNETISCHE GEEST. HET DIERLIJK MAGNETISME 1770-1830

  • Gepubliceerd op: 10 september 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Albert van der Zeijden
  • 3 minuten leestijd

De Franse legerofficier De Niphond, op doorreis in Nederland, was in 1791 in Rotterdam betrokken bij een geruchtmakend geval van dierlijk magnetisme. Hij paste de tot dan toe weinig bekende therapie toe op een zekere Batje van Nout, een weeskind van inmiddels 33 jaar oud. Batje had alle symptomen van wat toen ‘een ongeregeld zenuwleven’ genoemd werd. Haar heftige sluiptrekkingen en bezwijmingen zouden verwijzen naar een typisch geval van hysterie of `vrijstersziekte’. Magnetiseur De Niphond bood uitkomst. Hij bracht Batje in een magnetische slaap, onder hypnose zouden wij nu zeggen, en wist haar zo te genezen.

        Het was de Duitse arts Franz Anton Mesmer die het magnetisme aan het eind van de achttiende eeuw introduceerde. Mesmer was in 1756 gepromoveerd op een onderzoek naar de invloed van planeten en andere hemellichamen op het organische leven in de mens. In het verlengde daarvan verdedigde hij nu de stelling dat al het menselijk leven zou worden bepaald door een kosmische, onzichtbare en magnetische vloeistof. Mesmer meende deze stof met zijn eigen magnetische uitstraling in de gemagnetiseerde persoon in beweging te kunnen brengen, om zo zijn lichamelijke gesteldheid te veranderen. Op deze wijze kon hij zieke mensen genezen.
        In de eerste decennia van de negentiende eeuw beleefde het dierlijk magnetisme in Nederland een ware hype, waarbij de nieuwe behandelingswijze ook door serieuze artsen werd toegepast. Later zou het magnetisme verschuiven van, zoals Vijselaar het noemt, het domein van de geleerdencultuur naar de volkscultuur. Het werd met andere woorden een vorm van kwakzalverij, die vooral op de kermis gepraktiseerd werd. In onze new age-tijd, met populaire genezers als Jomanda, beleven wij in feite het staartje van deze ontwikkeling. Toch hadden we hier wel degelijk te maken met een serieuze bijdrage aan de medische wetenschap, waarover later wel gezegd is dat het een voorloper was van de huidige psychotherapie.

Seksuele bijbedoelingen
In zijn boek De magnetische geest vertelt Joost Vijselaar met een grote betrokkenheid en veel smaak over zijn spannende zoektocht naar de tot nu toe niet of nauwelijks in kaart gebrachte geschiedenis van dit verschijnsel. Het exotische van het onderwerp garandeert dat je als lezer steeds geboeid blijft lezen. Het boek van meer dan vijfhonderd pagina’s is ook nog eens prachtig uitgegeven, met vele sprekende afbeeldingen.
        Vijselaar presenteert zich in navolging van fameuze historici als Robert Darnton en Roy Porter als een protagonist van de nieuwe ‘sociale’ ideeëngeschiedenis, die de ontwikkeling van ideeën in haar sociale context plaatst.[klopt dit??] Toch zit er in het boek nog heel wat ‘traditionele’ ideeëngeschiedenis en ligt het accent op de ideeën van de ‘grote mannen’ van het magnetisme als Mesmer, Puységur, en voor Nederland de Leidse hoogleraar F.J. Voltelen (een tegenstander). Wat mij betreft had Vijselaar nog wat breder op de socio-culturele context mogen ingaan. Wie waren nu precies die magnetiseurs? Wat was hun sociale herkomst en wie behandelden zij?
        Dat het mesmerisme vooral een zaak was van mannelijke magnetiseurs en van vrouwelijke patiënten had hij bijvoorbeeld uitvoeriger aan de orde moeten stellen. Het was geen toeval dat er in de populaire pers heel wat toespelingen werden gemaakt op vermeende seksuele bijbedoelingen van de magnetiseurs. In een spotprent uit die tijd werd het thema zwaar aangezet. De man, afgebeeld met een hoofd van een bok, kijkt verlekkerd naar de vrouw en heeft ook nog eens opzichtig een klisteerspuit uit zijn jas hangen.
        Maar dit aspect speelde niet alleen op het platte seksuele niveau. Vijselaar verwijst bijvoorbeeld naar de al genoemde Leidse hoogleraar Voltelen, die stelde dat Mesmer zijn klandizie vooral vond onder vrouwen en ‘verwijfde’ mannen, met een ‘teder en week’ zenuwgestel en een ‘lichtonvlambare hartstocht’. Overspannen zenuwen werden door de mannelijke artsen vooral aan vrouwen toegeschreven. Als Vijselaar in zijn studie meer aandacht had besteed aan dergelijke verschijnselen dan was hij het niveau van de traditionele ideeëngeschiedenis nog meer ontstegen. Ziekte en behandelingswijze waren, het blijkt uit alles, sterk cultureel bepaald.
Albert van der Zeijden is medewerker van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.