Home ‘De kerk is het fundament van alles’

‘De kerk is het fundament van alles’

  • Gepubliceerd op: 3 juni 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar

‘De kerk is het fundament van alles’

Vrijwel geen bevolkingsgroep roept zoveel emotie op als de gereformeerden. Gereformeerden zijn, negatief geformuleerd, hard, star, sober en humorloos. En positief: mannenbroeders die staan voor hun zaak, zoals hun dikwijls moedige opstelling tijdens de Tweede Wereldoorlog wel heeft bewezen.

Maar juist die Tweede Wereldoorlog vormt voor het imago van de gereformeerden vandaag de dag ook een probleem: hoe was het ‘in Godsnaam’ mogelijk dat de gereformeerden hartje oorlog een kerkscheuring uitvochten over de vraag of doopleden wel of niet ‘wedergeboren’ genoemd mochten worden, ook als ze het geloof niet meer beleden? Hadden ze niets beters te doen dan strijden over zoiets als de doop?

In 1944 werd de polemische Kamper professor theologie Klaas Schilder afgezet door de gereformeerde synode. Schilder maakte zich vrij van het ‘synodale juk’ en in zijn kielzog vormden tienduizenden gereformeerden de ‘gereformeerde kerken vrijgemaakt’. Eén van hen was de journalist Pieter Jongeling, voor de oorlog werkzaam bij de Nieuwe Provinciale Groninger Courant.

Ten tijde van de zogeheten ‘Vrijmaking’ zat Jongeling al jaren gevangen in het concentratiekamp Sachsenhausen, waar hij wegens verzetsactiviteiten was opgesloten. Via brieven van zijn vrouw werd hij op de hoogte gehouden van de kerkstrijd. Aanvankelijk schreef hij de kerkscheuring wel te betreuren, maar al snel juichte hij die toe. Want, zo citeert zijn biograaf Herman Veenhof: ‘De kerk is het fundament van alles. Als het in de kerk fout gaat, dan gaat niet automatisch, maar wel in de doorwerking, alles kapot.’

De kerk als het fundament van alles… Tegenwoordig zegt zelfs een vrijgemaakt-gereformeerde kerkganger dat Jongeling niet meer na. Maar destijds, zo maakt Veenhof in zijn uitstekend geschreven biografie duidelijk, was een strijd voor de kerk een strijd op leven en dood. De vrijgemaakt-gereformeerde kerk beschouwde zichzelf in alle ernst als ‘ware kerk’, met alle gevolgen van dien.

Van die gevolgen had de wereld geen last: die lachte om zoveel sektarisme. Nee, het waren vooral de vrijgemaakt-gereformeerden zelf die onder de pretentie leden. Voor zoekende zielen en aarzelende lieden was geen plaats. Onder het motto ‘doorgaande reformatie’ werden zij op de proef gesteld en niet zelden de kerk uit gedreven: wie zich niet krachtig genoeg in het spoor van Calvijn, Groen van Prinsterer en Schilder bewoog, kon gaan.

Piet Jongeling was een van de hardliners, die dit beleid zijn leven lang voorstond. Piet Jongeling? Is dat niet het aardige Kamerlid van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), die zo geestig oppositie voerde tegen het kabinet-Den Uyl in de jaren zeventig? De niet van talent gespeende kinderboekenschrijver, die generaties gereformeerde kinderen aan zich verplichtte met boeken als Snuf de hond en Holland onder het hakenkruis? En de gewaardeerde hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad, sinds 1968 Nederlands Dagblad geheten?

Ja, die Piet Jongeling. Biograaf Herman Veenhof maakt duidelijk dat Jongeling twee gezichten had: vriendelijk voor de reddeloos verloren buitenwereld en keihard voor het eigen kerkvolk, waarvan geen schaap mocht afdwalen.

Veenhof schetst met veel gevoel voor detail de kleinheid van deze wereld, waarin iedereen lette op iedereen, wat in 1967 leidde tot een nieuwe kerkscheuring. Bij die gelegenheid werden de twijfelaars aan de ‘ware kerk’ weggezuiverd in de beste communistische traditie.

Wat was de rol van Jongeling hierbij? Daarover laat Veenhof de lezer in het ongewisse. Jongeling heeft de schijn tegen: als hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad was hij dik bevriend met Jaap Kamphuis, een fanatieke vrijgemaakte professor uit Kampen, die als ideologische scherpslijper anderen de maat van de belijdenis nam.

Jongeling, in de jaren zestig net aangetreden als lid van de Tweede Kamer, hield zich in zijn krant op de vlakte, maar liet zijn redacteur Arend Basoski tekeergaan tegen de rekkelijken binnen het kerkgenootschap. Waarom liet Jongeling zichzelf niet gelden? Veenhof geeft geen antwoord op die vraag. Het doet enigszins afbreuk aan een verder uitstekend boek.

Wim Berkelaar is hij als historicus verbonden aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Herman Veenhof
Zonder twijfel. Pieter Jongeling (1909-1985), journalist, politicus en Prins
431 p. De Vuurbaak, € 24,90

door Wim Berkelaar
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.