Home Dossiers Slavernij De katoen-revolutie

De katoen-revolutie

  • Gepubliceerd op: 22 september 2021
  • Laatste update 26 jul 2023
  • Auteur:
    Frans Verhagen
  • 12 minuten leestijd
Katoen plukken op een plantage.
Tula monument op Curaçao.
Dossier Slavernij Bekijk dossier

De student Eli Whitney bedacht in 1793 de cotton gin, een machine om kleverige zaden uit katoenvezels te verwijderen. De vinding vormde een impuls voor de Amerikaanse katoenproductie. Maar ook voor de slavernij: miljoenen zwarten moesten katoen plukken op plantages.

Voor wie de latere geschiedenis kent, is het moeilijk voor te stellen dat katoen tot pakweg 1790 geen belangrijk product was voor Amerika. Maar in die jaren werd katoen alleen verbouwd op de Sea Islands, een stuk of honderd eilandjes voor de kust van South Carolina en Georgia. Het ging om een speciaal soort katoen, long-staple cotton. Die was van de hoogste kwaliteit, maar deed het niet goed op het vasteland omdat hij een zanderige bodem nodig had. Bovendien groeide hij langzaam.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Er werd zo weinig van verbouwd dat toen in 1784 een baal van deze katoen naar Engeland werd verscheept, het problemen opleverde met de Engelse douanewetten. Die vereisten dat onbewerkte producten werden vervoerd met Britse schepen of met schepen van het land van herkomst. Aangezien de douanebeambten niet geloofden dat er zoiets bestond als Amerikaanse katoen moest die wel van buiten komen. Ze lieten de baal rotten in de haven van Liverpool. Amerika was geen katoenland, iedereen wist dat het zijn slaven gebruikte om tabak, rijst, indigo en wat suikerriet te verbouwen. Katoen kwam uit India, het Ottomaanse Rijk of Egypte.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dankzij de cotton gin kon één man het werk van vijftig anderen overnemen

Maar Amerika had wel het potentieel om katoen te verbouwen. Dat moest dan met een andere soort, de short-staple cotton, ook wel upland cotton genoemd. Die vergde ‘slechts’ tweehonderd groeidagen en het maakte niet veel uit op welke grond hij groeide, al deed hij het beter op een rijke ondergrond. Je kon deze soort gemakkelijk telen in South Carolina en Georgia, op dat moment de twee zuidelijke staten van het jonge Amerika.

Maar er was één probleem: de zaadjes van deze soort waren plakkerig en bleven vastzitten aan de vezels. Om ze eruit te halen was uitzonderlijk veel mankracht nodig. Een slaaf kon per dag 25 kilo katoenbollen plukken, maar het kostte 25 mandagen om een dergelijke hoeveelheid te ontdoen van zaadjes (dat proces werd ginning genoemd). Zelfs met slavenarbeid was dat niet rendabel te maken.

Tegelijkertijd hadden plantagehouders in staten als Maryland en Virginia weinig emplooi voor hun slaven, omdat de tabaksteelt door uitputting van de grond sterk was teruggelopen. Ze zagen wel dat door de industriële ontwikkeling in Engeland de markt voor katoen enorm groeide, maar konden het probleem van de moeizame verwerking niet oplossen. Veel plantagehouders in deze gebieden hadden meer slaven dan ze konden gebruiken. Het leek erop dat slavernij zo kostbaar was dat het fenomeen geleidelijk aan zou verdwijnen.

Grote vraag naar katoen

De meeste Amerikanen gingen ervan uit, of hoopten, dat er manieren gevonden zouden worden om de instelling zonder al te veel problemen af te schaffen. Op morele gronden werd slavernij al steeds meer afgekeurd, behalve in de zuidelijke staten. Vanwege die verwachting, en de dreiging van een onherstelbare breuk tussen Noord en Zuid, was het Noorden in 1787 akkoord gegaan met specifieke voordelen voor slavenstaten in de grondwet.

Maar in de grondwet kwam het woord ‘slavernij’ niet voor. Opsteller James Madison vond het een slecht idee om daarin te erkennen dat er zoiets kon bestaan als eigendom van mensen. Toch wisten de zuidelijke gedelegeerden het zo te regelen dat de federale overheid feitelijk geen actie kon ondernemen tegen slavernij op staatsniveau. Na een hoogoplopend debat kregen ze het voor elkaar dat het Congres zich gedurende twintig jaar niet met de handel in slaven mocht bemoeien. Dat verbod kon pas worden opgeheven in 1808 en leverde toen opnieuw een debat op, ook al was South Carolina toen nog de enige staat die slavenhandel toestond.

Eli Whitney ontwikkelt de cotton gin en veroorzaakt daarmee een revolutie op de katoenplantages.
Eli Whitney ontwikkelt de cotton gin en veroorzaakt daarmee een revolutie op de katoenplantages. Schilderij door Samuel Finley Breese Morse, 1822.

In de staten van New England en ook in Pennsylvania was slavernij nooit van economisch belang geweest; ze hadden die al afgeschaft tijdens de Amerikaanse Revolutie in 1776. In 1787 was slavernij verboden in de Northwest Territory, het gebied waarin Amerika langzaam maar zeker opschoof naar het westen, richting de Mississippi.

Een miljoen ton katoen per jaar

Het effect van de cotton gin op de economie van het Zuiden en dus op die van de VS was enorm. In 1793 produceerden de VS ongeveer 2,5 miljoen kilo katoen, vrijwel geheel van de Sea Island-soort. Dat was toen minder dan 1 procent van de wereldproductie, waarvan het merendeel in India werd verbouwd. Tijdens de eerste tien jaar van de negentiende eeuw groeide de Amerikaans productie, dankzij de cotton gin, tot ruim 20 miljoen kilo. Elke tien jaar daarna verdubbelde de productie, tot een miljoen ton (1.000.000.000 kilo) per jaar in 1860.

In de tussentijd veranderde de wereldmarkt van katoen. In Engeland kwamen machinale weverijen op die de vraag eindeloos opjoegen. In 1770 voegde de katoenverwerking slechts 2,6 procent waarde toe aan de Engelse economie, maar in 1801 was dat al 17 procent en in 1831 22,4 procent. In dat laatste jaar werkte één op de zes Engelse arbeiders in de katoen. Sven Beckert schrijft in zijn magistrale Empire of Cotton dat katoen de voorhoede vormde van de tweede ronde van de Industriële Revolutie. De productie ervan ging vooraf aan de opkomst van de spoorwegen, de ijzer- en staalindustrie.

Wonderapparaat voor katoen

Ondanks de grote vraag in Engeland zagen de Amerikanen geen heil in de verwerking van katoenbollen. Dat was de situatie toen een jonge student uit Massachusetts, Eli Whitney, in 1793 in Georgia op bezoek kwam bij een bevriende familie. Whitney hoorde het verhaal en knutselde een apparaat in elkaar dat de zaden snel en afdoende van de katoen kon scheiden, eigenlijk niet meer dan twee rollen met tanden van metaal die de zaden van deze specifieke katoensoort eruit haalde. Het apparaat kon door één man bediend worden en, zo dacht Whitney, het werk van wel vijftig man overnemen.

Whitney sloeg het aanbod van 100 guinea op de rechten af. Hij realiseerde zich het potentieel en besloot de machine uit te werken en patent aan te vragen – nadat hij eerst nog vergeefs had geprobeerd een soort monopolie op de verwerking van katoen op te zetten. Het bestaan van een wonderapparaat deed echter al snel de ronde in plantagekringen en katoenverbouwers realiseerden zich wat gebruik ervan zou kunnen betekenen. Ze lieten zich niet weerhouden.

De rollen van de cotton gin verwijderen de kleverige zaden uit de katoenvezels.
De rollen van de cotton gin verwijderen de kleverige zaden uit de katoenvezels. Negentiende-eeuwse houtsnede.

Het concept van de cotton gin was zo eenvoudig dat iedere smid of timmerman het apparaat kon maken, en dat gebeurde ook. Nog voordat Whitney in 1794 zijn patent kreeg, werd de machine al wijd en zijd gebruikt. Hij moest vaststellen dat zuidelijke rechters en jury’s schending van zijn patent nooit zouden erkennen, omdat de katoenbelangen in Georgia te belangrijk waren. Rechters en plantagehouders speelden onder één hoedje. Aan zijn vriend Josiah Stebbins in New England schreef Whitney: ‘Ik heb een groep van de meest smerige schurken te bestrijden en ik kan maar beter naar de hel gaan op zoek naar geluk dan bij het gerechtshof van Georgia aankloppen voor gerechtigheid.’

De komst van de cotton gin had enorme gevolgen: de productiviteit van een slaaf vervijftigvoudigde. Het directe gevolg was dat katoenteelt op de vruchtbare gronden in het Zuiden opeens enorm winstgevend werd. Het is niet overdreven om te zeggen dat de cotton gin een tweede leven gaf aan de slavernij, met langetermijngevolgen. Historici noemen dit de second slavery, de systematische hervorming en uitbreiding van de Amerikaanse slavernij tijdens de negentiende eeuw.

Want er was geen houden aan. Plantagehouders trokken massaal naar het westen, naar wat nieuwe staten zouden worden als Alabama, Mississippi en Louisiana, met medeneming en vaak ook uitbreiding van hun kapitaal: de slaven. Alleen de sterkste mannen, plus vrouwen die in staat waren het kapitaal te vergroten door kinderen te baren, gingen mee.

Ongeëvenaarde macht

Dat leverde de slaven niets op. Integendeel, hun leven werd er alleen maar slechter van. Ze moesten nu ook moerasland droogleggen en bossen kappen. Vooral op de suikerplantages in Louisiana benaderden de werkomstandigheden die van de beruchte plantages in het Caribisch gebied. In het oosten hadden plantagehouders nog wel een soort paternalistisch verantwoordelijkheidsgevoel voor de slaven gekend. Maar als dat al ooit het geval was, en niet enkel een comfortabele mythe die plantagehouders elkaar vertelden, dan schoot dat er nu helemaal bij in.

Aanjager van de economie

De grond in het nieuwe zuidwesten was ideaal. In South Carolina  haalde een plantagehouder zo’n 60 kilo per hectare, maar in de strook vette zwarte grond in Alabama, de black belt, kon dat zomaar 300 tot 400 kilo zijn. Tussen 1800 en 1820 vertienvoudigde de Amerikaanse binnenlandse productie en tegelijkertijd steeg de prijs, vooral na afloop van de oorlog van 1812. Zo werd katoen ook een aanjager van de toen nog niet zo heel erg ontwikkelde Amerikaanse economie, niet alleen die van het Zuiden maar ook die van het Noorden.

De katoenindustrie steunde niet alleen op slavernij, maar had ook veel land nodig. Indianen die op de rijke gronden leefden werden verdreven. Steeds verder werden ze naar het westen gedrukt. De beruchte Trail of Tears ontstond nadat de Indian Removal Act van 1830 hun het land had ontnomen. Formeel heette het: geruild voor land ten westen van de Mississippi.

De slaveneconomie profiteerde enorm van de uitbreiding van de Verenigde Staten naar het westen, specifiek het zuidwesten. Door de Louisiana Purchase in 1803 verdubbelde de oppervlakte van de VS, vooral in het Zuiden. In 1815 verkreeg Amerika Florida van Spanje en in 1845 werd Texas geannexeerd na een oorlog met Mexico die de slavenhouders hadden aangejaagd. Plantagehouders hadden liefst heel Mexico geannexeerd ten behoeve van de slaveneconomie.

In 1820 had Amerika 1,5 miljoen slaven, veertig jaar later bijna 4 miljoen

Daarmee vielen alle factoren op hun plek die de Verenigde Staten de leidende producent zou maken in een wereld die draaide om katoen. Amerika concurreerde alle andere landen de markt uit. De verklaring, zegt Sven Beckert, is eenvoudig. ‘Wat de VS onderscheidde van vrijwel elke andere katoen telende regio in de wereld was de beschikking van de plantagehouders over onbeperkte hoeveelheden land, arbeid en kapitaal en hun ongeëvenaarde politieke macht.’

Die politieke macht was al gebleken bij het opstellen van de grondwet, maar de slavenhoudende klasse wist ook de machtigste groep in de Verenigde Staten te worden. Slavenhouders of hun zetbazen domineerden alle staatsregeringen in het Zuiden. Door de voordelen die de grondwet bood, domineerden ze ook het Congres, waar ze meer zetels hadden dan hun aantallen vrije bewoners rechtvaardigden. De grondwet stond namelijk toe om voor het aantal vertegenwoordigers van een staat in het Congres slaven als 3/5 burger mee te tellen, ook al hadden ze verder geen burgerrechten.

Dankzij de cotton gin kunnen slaven meer katoen plukken.
Dankzij de cotton gin verveelvoudigt de productie van katoen. Ingekleurde houtsnede door William Ludlow Sheppard, 1912.

Die scheve verhoudingen zorgden er ook voor dat ze het kiescollege voor de presidentsverkiezingen domineerden. Van de eerste zeven presidenten waren er vijf slavenhouders uit het Zuiden. Daarna, tot aan de Burgeroorlog, zorgden zuiderlingen altijd voor presidenten die hun belangen behartigden; dat waren pro-slavernij noorderlingen. Toen Abraham Lincoln in 1860 dat patroon doorbrak, scheidden ze zich af.

Maximale uitbuiting vanwege katoen

Vanaf 1817 voeren er stoomboten op de Mississippi waardoor de transportkosten sterk daalden, terwijl vanaf 1830 ook de spoorwegen een rol begonnen te spelen. De schaal van de productie ging ertoe doen. Grotere plantages konden zich grotere aantallen cotton gins veroorloven, en persen die het mogelijk maakten de katoen in compacte balen te vervoeren, wat de kosten drukte. Ook  konden ze zich mest en hulpmiddelen permitteren om de uitputting van de grond te bestrijden en wisten ze gebrek aan personeel te voorkomen door slaven te kopen. In 1820 had Amerika 1.538.000 slaven, in 1850 was dat aantal meer dan verdubbeld en tegen 1860 waren het er al bijna 4 miljoen.

Ook werden slaven harder behandeld. Na de cotton gin was er geen sprake meer van technologische vernieuwing in de katoenbouw: de productiviteit kon alleen omhoog als de slaven meer werkten. Katoenplantages vereisten absolute controle en maximale uitbuiting. Als onvermijdelijk bijeffect groeide bij slavenhouders de angst dat de slaven ooit zouden opstaan tegen hun onderdrukkers. Het is een van de redenen dat het tweede amendement op de grondwet voor de zuidelijke staten zo belangrijk werd. Dat garandeert het recht op wapenbezit om milities te vormen – het was er ooit in gezet om zich tegen de Engelsen of andere potentiële aanvallers te kunnen verdedigen.

De prijs van slaven steeg geleidelijk, vooral vanwege de vraag op de katoenvelden. Dat leidde ertoe dat slaveneigenaars een behoorlijke winst maakten op hun investeringen. Het toonde ook een groot vertrouwen in de veiligheid en de zekerheid van een dergelijke investering. Slavernij werd zo winstgevend dat het andere investeringen in het Zuiden wegdrukte, dat zich anders ontwikkelde dan het voorzichtig industrialiserende Noorden.

Tegen 1850 bevonden zich onder de rijkste Amerikanen onevenredig veel zuidelijke plantagehouders. ‘Cotton is king,’ zo formuleerde de senator van South Carolina, James Hammond, zelf plantagehouder, het in de Senaat. Overigens hadden de plantagehouders niet de verbeeldingskracht of het lef om zelf een katoenverwerkende industrie op te zetten. De zuidelijke katoen ging naar Engeland of naar New England, waar men liever arbeiders uitbuitte dan slaven.

Katoen plukken in Mississippi.
Katoenoogst bij de Mississippi. Ingekleurde houtsnede naar een schilderij van William Aiken Walker, 1884.

Burgeroorlog over slavernij

De uitbreiding van de slaveneconomie leverde in de Amerikaanse politiek toenemende confrontaties op. In 1820 werd in het Missouri Compromise door het Congres besloten dat slavernij niet boven de toen geldende noord-zuidscheidslijn was toegestaan, met uitzondering van Missouri. In 1845 was de animo om de oorlog tegen Mexico te beginnen aanzienlijk groter onder zuiderlingen dan onder noorderlingen. Een uitbreiding van de slaveneconomie lonkte. In 1850 kwam een laatste compromis tot stand, waarbij Californië werd opgenomen als staat zonder slavernij, maar het Noorden de Fugitive Slave Act moest accepteren, de plicht om gevluchte slaven terug te sturen. Veel noorderlingen vonden dat ze daarmee medeplichtig werden gemaakt. De volgende stap was onrust in Kansas en Nebraska, in 1858, en ten slotte de Burgeroorlog na de verkiezing van Lincoln in 1860.

De katoenproductie maakte zo’n groot deel uit van de Amerikaanse economie dat, ondanks het ongemak over de slavernij, niemand er wat aan wilde doen. Ook noordelijke investeerders zaten diep in de plantage-economie. Er was een burgeroorlog nodig om de slavernij te beëindigen – maar de uitbuiting en mishandeling van zwarten bleven bestaan.

Het gaat misschien te ver om deze ontwikkeling helemaal op het conto te schrijven van Eli Whitney. Als hij de cotton gin niet had bedacht, dan had iemand anders het wel gedaan. Maar Whitneys simpele uitvinding lag wel aan de basis van de stroomversnelling waarin Amerika na 1800 als slavenhoudende natie terechtkwam. Een erfenis die het land nog steeds achtervolgt.

Meer weten

  • Many Thousands Gone (1998) door Ira Berlin is het beste overzichtswerk over slavernij in Amerika.
  • Empire of Cotton (2015) door Sven Beckert gaat over het belang van katoen in de wereldgeschiedenis.
  • Geschiedenis van de Verenigde Staten (2017) door Frans Verhagen besteedt aandacht aan de slavernij en de gevolgen.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2021