Home De Grote Rebellie

De Grote Rebellie

  • Gepubliceerd op: 18 september 2018
  • Laatste update 11 sep 2023
  • Auteur:
    Bart Stol
  • 12 minuten leestijd
De Grote Rebellie

In 1857 leidde een muiterij van islamitische en hindoe soldaten in India tot een brede volksopstand. Binnen enkele weken werd het koloniale gezag in grote delen van het land weggevaagd. De Britse heerschappij wankelde.

In de Indiase hitte van mei 1857 kwam de uitbarsting – en hoe. Plaats van handeling: het garnizoensplaatsje Meerut, nabij Delhi. Aanleiding: voorgeschreven schietoefeningen met het nieuwe, geavanceerde Enfield-geweer. Dit geweer werd geladen door een kogel door de loop te duwen, en om dat te vergemakkelijken waren de patronen ingevet. Onder soldaten van de East India Company (EIC) ging al maanden het gerucht dat dit vet afkomstig was van koeien en varkens. En dat was een groot probleem voor de EIC, de Britse tegenhanger van de VOC, die India namens Groot-Brittannië bestuurde.

Het leeuwendeel van haar soldaten bestond namelijk uit moslims of hindoes. Koeien zijn voor hindoes heilig, en moslims beschouwen varkens als onrein: het aanraken van hun vet geldt als een religieus taboe. Sommige soldaten vreesden bovendien dat de patronen onderdeel waren van een Brits complot om hen van hun geloof af te brengen en tot het christendom te bekeren. Hoewel de EIC alles had gedaan om hen gerust te stellen – zo mochten ze toezien op de productie van patronen –, bleken de geruchten hardnekkig. In verschillende garnizoensplaatsen had de kwestie al tot incidenten geleid.

De tekst loopt door onder de afbeelding

De herovering van Delhi door de Engelsen, weergegeven door René de Moraine, 1858. Afbeelding: Bridgeman Images

De officier van dienst in Meerut was kolonel George Monro Carmichael-Smyth. Deze 54-jarige Schotse ijzervreter met een obstinaat geloof in de zalvende werking van discipline was ondanks de spanningen vastbesloten de oefening te houden. Adviezen van zijn Britse en Indiase ondergeschikten om de zaak niet op de spits te drijven sloeg hij in de wind. Het was een fatale inschattingsfout.

Op de ochtend van de exercitie weigerden 85 van de 90 Indiase soldaten de patronen te gebruiken. Getergd door deze insubordinatie rapporteerde de kolonel het incident aan zijn superieuren. Om een voorbeeld te stellen veroordeelden zij de weigeraars tot tien jaar dwangarbeid. Alle Indiase soldaten sloegen daarop aan het muiten. Ze doodden hun Britse officieren, bevrijdden de gevangenen en trokken naar Delhi. Onderweg vermoordden verschillende van hen praktisch iedere Europeaan die ze tegenkwamen: mannen, vrouwen, kinderen.

Indiase soldaten slachten Europeanen af

De gebeurtenissen in Meerut markeren het begin van de grootste crisis van het Britse imperium in de negentiende eeuw. De muiterij sloeg over naar andere regimenten en ontwikkelde zich snel tot een maatschappelijk breed gedragen opstand tegen de EIC. In enkele weken werd het koloniale gezag in delen van noordelijk India weggevaagd. Het kostte de Britten ruim een jaar om de Grote Rebellie, zoals die in India ook wordt genoemd, neer te slaan.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Benjamin Disraeli.

De strijd was hard en wreed. Berucht is de moord op 200 gevangengenomen Britse vrouwen en kinderen in het huidige Kanpur. Een Indiase menigte slachtte hen af met messen en bijlen. Britse soldaten en burgers grossierden op hun beurt in standrechtelijke executies; een vaag vermoeden was vaak genoeg om vermeende rebellen op te knopen. Sommige brachten ze ter dood door hen voor kanonnen te binden en aan flarden te schieten.

Messen en bijlen

De gebeurtenissen hebben diepe sporen nagelaten in het Indiase en het Britse imperiale geheugen. Politici en historici hebben van meet af aan geworsteld met de vraag hoe ze de opstand moeten duiden: was het een uit de hand gelopen muiterij, ingegeven door religieuze angst, of was er iets anders aan de hand – en hoe moet je dat dan noemen?

Britse soldaten en burgers grossieren in standrechtelijke executies

Mismanagement

Generaties Britse schoolkinderen zijn opgevoed met het romantische verhaal dat een partij nieuwe patronen bijna een einde had gemaakt aan de heerschappij over India, de spreekwoordelijke parel in de Britse imperiale kroon. Het verhaal paste goed in de koloniale geest van het oude geschiedonderwijs in Groot-Brittannië. Het benadrukt immers de intense religieuze beleving van de even ‘authentieke’ als ‘irrationele’ Aziaat die zich vergeefs verzette tegen de ‘moderniteit’ die de Britten in India introduceerden.

Ondanks haar snelle opgang in de geschiedenisboekjes werd deze simplistische lezing in 1857 al betwijfeld. Ze beschrijft wellicht een deel van de werkelijkheid: er zijn genoeg getuigenissen overgeleverd die tonen dat soldaten – vaak simpele boeren in uniform – bang waren om met de gewraakte patronen in aanraking te komen. Tegelijkertijd waren er ook soldaten die verklaarden dat de patronenkwestie vooral een voorwendsel was, in het leven geroepen door krachten binnen de Indiase samenleving die er al langer op uit waren om de EIC omver te werpen.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Opstandige Indiase militairen. Afbeelding: Imageselect

Ook Britse politici twijfelden aan het verhaal. In juli 1857 zei Benjamin Disraeli, voorman van de Conservatieven, in het Lagerhuis dat ‘de opkomst en ondergang van imperia geen zaken zijn van ingevette patronen. Ze zijn het resultaat van gegronde oorzaken, en een optelsom daarvan.’ Volgens Disraeli was de voornaamste reden het mismanagement van de EIC, die ‘bijna elke invloedrijke groep in het land van zich vervreemd of verontrust had’.

Oppermachtig

Disraeli had een punt. Historici zijn het erover eens dat de rebellie niet te verklaren is zonder te wijzen op de machtsontplooiing van de EIC in de achttiende en negentiende eeuw. Ze was begonnen als een handelscompagnie, die in 1612 haar eerste factorij in India vestigde. Het subcontinent was toen nog een lappendeken van vorstendommetjes, onder de heerschappij van de Mogolkeizer in Delhi. Via oorlogjes en verdragen wist de EIC haar macht uit te breiden. In 1857 stond twee derde van India onder haar direct bestuur; het overige deel werd bestuurd door vorsten die haar oppermacht erkenden. De feitelijke zeggenschap van de Mogolkeizer was teruggebracht tot zijn monumentale Rode Fort in Delhi.

Achterlijkheid

Aanvankelijk bemoeide de EIC zich nauwelijks met de politiek en cultureel diverse Indiase samenleving. Maar onder invloed van nieuwe liberale denkstromingen, raciale theorieën en een sterke evangelisatiebeweging veranderde dat. Rond 1800 kwamen veel Britten tot de overtuiging dat India een achtergebleven wereld was – zeker in vergelijking met het ‘dynamische’ Groot-Brittannië, dat een ongekende industriële revolutie beleefde. De EIC meende nu ook steeds meer een taak te hebben om India uit zijn vermeende achterlijkheid te verlossen: traditionele bestuursvormen, economie, belastingstelsels en belabberde infrastructuur moesten allemaal hervormd worden. Daarnaast besloot ze ‘barbaarse’ gebruiken uit te bannen, zoals sati, waarbij weduwen zich met hun overleden man lieten cremeren.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Woedende Indiërs drijven Engelsen volledig in het nauw in Cawnpore in 1857. Afbeelding: Bridgeman Images

Veel hervormingen stuitten op weerstand, met name in enkele noordelijke vorstendommen die pas na 1850 door de EIC werden ingelijfd. Verschillende radja’s (vorsten) en hun families waren verbolgen over het recente verlies of de inperking van hun soevereiniteit en traditionele rechten. Toenemende concurrentie van de Britse (textiel)industrie en belastinghervormingen brachten in delen van het noorden bovendien lokale gemeenschappen en landheren in problemen. Daarbovenop kwamen nog de spanningen die de christelijke missie in India veroorzaakte. Het aantal bekeerlingen bleef beperkt, maar het idee dat Europeanen ijverden om hindoes en moslims van hun geloof af te brengen zorgde voor angst en wantrouwen; voor veel Indiërs werd de missie het symbool van de vreemde, Britse overheersing die hun manier van leven bedreigde.

Dat gold ook voor soldaten – en zeker voor hen die gerekruteerd waren in de pas geannexeerde noordelijke staatjes. Velen van hen hadden daarnaast professionele grieven, variërend van gebrekkige carrièremogelijkheden – officiersposten waren gereserveerd voor Europeanen – tot frustratie over de openstelling van het leger voor mannen uit lagere religieuze kasten.

Dat de rebellie uiteindelijk in het leger begon was niet verassend, gegeven het numerieke overwicht van Indiase soldaten. De verhouding Indiase-Europese militairen was gemiddeld 6:1, in het noorden vaak meer dan 7:1. Geen wonder dat getergde vorsten en militairen hier kansen roken om een opstand te ontketenen, bijvoorbeeld door in te spelen op religieuze angsten en gebruik te maken van het gerucht dat de patronen van het nieuwe dienstgeweer ingevet waren met koe- en varkensvet.

Bollywood-producties presenteren de opstandelingen als martelaren van de natie

Martelaren van de natie?

Omdat de muiterij in het leger van meet af aan breed omarmd werd in aanzienlijke delen van het land, hebben verschillende historici geconcludeerd dat het ging om India’s eerste nationale onafhankelijkheidsstrijd. Dit idee leeft nog sterk, getuige de vele Bollywood-producties, documentaires en aandoenlijke filmische knutselwerkjes van vaderlandslievende amateurs op YouTube. Deze presenteren de opstandelingen vaak als martelaren van de natie.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Mogolkeizer Bahadur Shah is niet in staat om de opstand te leiden. Afbeelding: Imageselect

Maar de meeste historici vinden dit geen zuivere typering van wat zich in 1857 voltrok. Zij wijzen erop dat er in India toen geen breed gedragen nationaal bewustzijn bestond. Het subcontinent was nog te zeer een lappendeken van vorstendommen, volken en culturen. De loyaliteiten waren vooral regionaal en lokaal georiënteerd. Het feit dat de meeste soldaten en vorsten in het zuiden, westen en oosten van India de EIC trouw bleven benadrukte dat. Het Britse koloniale bestuur bestond hier vaak al langer dan in delen van het noorden, en veel Indiërs hadden die realiteit – soms knarsetandend – aanvaard.

In deze regio’s waren bovendien meer Europese soldaten gestationeerd. De meeste Indiërs hier calculeerden dat de Britten uiteindelijk als winnaar uit de bus zouden komen en dat het verstandiger was om de EIC niet af te vallen. Ook verschillende bevolkingsgroepen in het noorden, zoals de sikhs en de Ghurka’s, bleven de EIC trouw. Zij koesterden meer weerzin tegen hun oude Indiase rivalen in de regio dan tegen de Britten, en hielpen mee om de opstand neer te slaan.

Geïdealiseerd verleden

Ook een gebrek aan coördinatie speelde de opstandelingen parten. Een echte leider of groep die hen kon verenigen is niet opgestaan. Verschillende soldaten en vorsten vestigden hun hoop op de Mogolkeizer in Delhi. Maar deze 82-jarige Bahadur Shah II miste de kracht om de rebellie effectief te leiden en te verspreiden. Andere vorsten en militairen kozen ervoor om feitelijk hun eigen weg te gaan, en veel boerengemeenschappen koelden hun woede enkel op de plaatselijke Britse autoriteiten en hun Indiase bondgenoten.
Welbeschouwd was de Grote Rebellie vooral een verzameling regionale en lokale revoltes. Verschillende daarvan hadden een patriottisch karakter, maar dat maakt de optelsom nog niet tot een nationale onafhankelijkheidsstrijd in de eigenlijke zin van het woord.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Vrouwelijke rebellenleider Lakshmi Bai.

Dat neemt niet weg dat de opstandelingen verenigd waren in hun afkeer van de Britse overheersing. Om het geheel toch een naam te geven, hebben verschillende historici de rebellie bestempeld als een soort restauratieve beweging, gericht op een terugkeer naar het deels geïdealiseerde verleden: die goede oude tijd van vóór de dominantie van de EIC. De tijd waarin Indiase vorsten en hun onderdanen zelf het bestuur regelden, het spook van het christendom geen angst aanjoeg, en militairen meer carrièrekansen en aanzien genoten.

Het is de pijnlijke ironie van de opstand dat die het tegenovergestelde bereikte: het Britse koloniale gezag keerde terug. Niet in de vorm van de EIC – die werd in 1858 opgeheven –, maar van direct bestuur door de Britse staat. Daarmee begon een nieuwe cyclus van koloniale overheersing, hervormingen en verzet. Deze zou uiteindelijk uitvallen in het voordeel van een nieuwe generatie Indiërs.

In tegenstelling tot de opstandelingen van 1857 kon zij profiteren van de transformatie die India onder het hernieuwde Britse bestuur doormaakte. Zo zorgde de uitbreiding van bijvoorbeeld het spoorwegnet en moderne communicatiemiddelen als telegraaf en kranten (later radio) voor meer contact tussen de verschillende regio’s en gemeenschappen. Belangrijk waren ook westerse politieke concepten die nieuwe scholen en universiteiten verbreidden: begrippen als ‘natiestaat’ en ‘zelfbeschikkingsrecht’ gaven een nieuwe generatie Indiërs het ideële en retorische gereedschap om regionale identiteiten te helpen overstijgen en nieuwe te smeden. En tevens om de sluimerende weerzin tegen de Britse koloniale overheersing opnieuw te definiëren en te legitimeren.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Opstandige Indiërs worden voor een kanon gebonden en gedood. Schilderij door Vasili Verestsjagin, circa 1884.

Vanaf het einde van de negentiende eeuw vormde zich zo langzaam een moderne nationale beweging, die zich in de loop van de twintigste eeuw splitste langs religieuze lijnen. In 1947 was ze sterk genoeg om de onafhankelijkheid af te dwingen van het overwegend hindoeïstisch India en het overwegend islamitische Pakistan.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2018