Home De Grote Museumtest

De Grote Museumtest

  • Gepubliceerd op: 20 juni 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bas Kromhout
De Grote Museumtest

Een paar vakantiedagen over? Je wilt naar een historisch museum. We zetten op een rij waar je naartoe móét en waar je beter weg kunt blijven.
Je besluit een traditioneel uitje te maken naar het Spoorwegmuseum in Utrecht, samen met je partner en (klein)kinderen. Als moderne (groot)ouder bezoek je eerst de website, waar je alvast je kaartjes koopt en uitprint. Het is misschien niet duur als je het vergelijkt met de Efteling, maar toch zijn we voor vier volwassenen en twee kinderen 48 euro kwijt.

Eenmaal in Utrecht aangekomen blijkt dat het eens zo statige museum is omgetoverd in een kinderpretpark.

Eerst 'daal je af' in de mijn van John Middlemiss, die uitlegt hoe de stoomlocomotief is uitgevonden. Dan neem je een kijkje in de romantische Oriënt-Express. Vervolgens sluit je achter aan in de lange, lange wachtrij voor dé topattractie: Stalen Monsters. Met duizelingwekkende vaart voert deze achtbaan je langs een aantal oude locomotieven. De karretjes zijn niet berekend op volwassenen. Met pijnlijke knieën ga je op zoek naar koffie.

In de restauratie staat alleen een automaat. Inworp: 1,80 euro. Bij gebrek aan echte kopjes krijg je een papieren beker, die niet onder het kraantje past. 'Gewoon een beetje schuin houden en frutten,' luidt het advies van de restauratiehoudster. De kinderen willen een 'broodje rails' – lees: een Frankfurter worstje in vette saus. Daar gaat hun gezonde (op)voeding.

Na drie uur schreeuwende kinderen om je heen houd je het niet meer uit. Je trekt je eigen kroost van een locomotief en gaat richting uitgang. Bij gebrek aan duidelijke richtingsborden heb je het mooiste gedeelte van het Spoorwegmuseum gemist: het open depot vol oude treinen.

Na een jaar pauze pikt Historisch Nieuwsblad een oude traditie weer op. Opnieuw testen we tien historische musea. Vier daarvan zijn gloednieuw: psychiatriemuseum Het Dolhuys in Haarlem, het Geldmuseum in Utrecht, het Gevangenismuseum in Veenhuizen en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum. De andere zes zijn recentelijk vernieuwd. Sommige zijn in het verleden als eens getest.

Zoals altijd bij de Grote Museumtest kijken we naar drie aspecten. Word je door de musea als een vorst onthaald? Is de presentatie verzorgd? En krijg je er een inhoudelijk sterk, leerzaam en onderhoudend verhaal voorgeschoteld?

Rappende Matze
Allereerst kijken we naar de klantvriendelijkheid. Die meten we af aan tien criteria: kwaliteit van de website, informatie (folders, catalogus), rondleidingen en/of audiotours, voorzieningen (toegankelijkheid voor rolstoelers, toiletten, garderobe, zitjes), personeel (vriendelijk én geïnformeerd), bewegwijzering, brandveiligheid, kwaliteit van het restaurant, de museumwinkel en tijdelijke exposities. Over het algemeen scoren de tien musea redelijk tot goed op dit onderdeel. Alleen het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam verdient een mager vijfje.

De website is een nieuw onderdeel van de test. Je moet er snel de meest relevante informatie op kunnen vinden. Wie naar de site van het Haags Historisch Museum surft, krijgt amper een idee van wat er te zien is. Pas als je een aantal persberichten doorworstelt, begint het je te dagen dat de geschiedeniscollectie van het Amsterdamse Rijksmuseum tijdelijk in Den Haag is neergestreken. Sommige musea maken hun websites aantrekkelijk met interactieve toepassingen, zoals een beeldbank of een kinderquiz. Het Gevangenismuseum in Veenhuizen biedt scholieren kant-en-klare spreekbeurten aan. En op de site van het Joods Historisch Museum in Amsterdam kunnen kinderen kijken naar filmpjes van Max, de rappende Matze.

Het foldermateriaal is in de meeste musea in orde. Het Joods Historisch Museum – waar zelfs brochures in het Hebreeuws te verkrijgen zijn – vergeet weleens ze op tijd bij te drukken. Rondleidingen worden bijna overal alleen op aanvraag gegeven. Het Gevangenismuseum verzorgt op zondagen een rondrit per Boevenbus langs alle oude en nieuwe strafinrichtingen van Veenhuizen, het 'Hollandse Siberië'. Veel musea beschikken over een audiotour. In het Instituut voor Beeld en Geluid word je 'rondgeleid' door een televisiepersoonlijkheid naar eigen keuze, die telkens op de verschillende monitors langs de route opduikt.

In het Zeeuws Museum krijg je een Tomtom. Informatie bij de zalen roep je op door met een speciaal pennetje op de display te klikken. Het systeem is niet alleen gebruiksonvriendelijk (zelf slagen we erin om onze Tomtom volledig stil te leggen), maar ook diefstalgevoelig. Daarom moet je een kopie van je identiteitsbewijs achterlaten bij de kassa. Hip, maar omslachtig.

Met fundamentele voorzieningen zoals wc, garderobe en rolstoelingang zit het bij de meeste musea wel goed. Alleen in het Catharijneconvent kunnen we nergens onze jas veilig achterlaten en stinken de toiletten. In het Fotomuseum moeten we onze tas afgeven, vanwege 'omstootgevaar'. Maar we zien helemaal niets wat voor omstoten in aanmerking komt.

In alle tien musea treffen we vriendelijke en enthousiaste medewerkers aan. Een goede bewegwijzering daarentegen blijft een vak apart, zo blijkt ook weer uit deze zesde museumtest. Twee musea zijn al moeilijk te vinden. Staande voor het gietijzeren toegangshek van het Geldmuseum is onze eerste gedachte: nee, hier is het niet. We lopen drie keer rond het gebouw voordat we een bordje vinden dat zegt dat we wel degelijk aan het juiste adres zijn.

Ook het Fotomuseum, gevestigd in pakhuis Las Palmas op de Rotterdamse Kop van Zuid, is van buitenaf niet herkenbaar. Eenmaal in het gebouw zijn we binnen de kortste keren verdwaald. In het Catharijneconvent blijken alle pijlen slechts naar nooduitgangen te leiden. Dat het ook anders kan, wordt gedemonstreerd in Het Dolhuys. Daar staat duidelijk op de zaaldeuren: 'Ga hierdoorheen', of: 'Open de deur.' Simpel, grappig, en effectief.

Angst voor uitslaande brand hoef je in geen van de geteste musea te hebben. Overal zijn voldoende brandblussers en nooduitgangen aanwezig. Wel zijn in het Fotomuseum brandslang en plattegrond verstopt achter de lift. In het Geldmuseum werken nog niet alle branddeuren naar behoren. Bij één ervan horen we twee beveiligers een verdachte conversatie voeren: 'Is-ie nou dicht? Stomp er 'ns tegen.'

Bevroren vis
Goede museumrestaurants zijn zeldzaam. Alleen die van het Zeeuws Museum, het Geldmuseum en Het Dolhuys voldoen aan die kwalificatie. In dit laatste museum serveren (ex-)psychiatrische patiënten een prima appeltaart. Ook in Zeeland weten ze wat appeltaart bakken is, en de Zeeuwse bolussen met roomboter smaken eveneens prima.

In het Gevangenismuseum bestellen we het 'galgenmaal'. Dat dit bestaat uit louter vettigheden als spiegeleieren, kroketten en huzarensalade, is misschien realistisch, maar lekker is anders. In het restaurant van het Joods Historisch Museum kun je natuurlijk koosjer eten. We kiezen voor de 'gefillte fisj': zoetwaterkarper met mierikswortelsaus en citroen. Helaas is de 'verse' vis nog bevroren.

Beter is het gesteld met de verschillende museumwinkels. In de winkel van het Catharijneconvent slaan we onze slag: een cult-armbandje met heiligenbedeltjes uit Italië kopen we voor eenderde van de prijs die een damesboetiek zou rekenen. En voor nog geen euro zijn we de gelukkige bezitters van een heus relikwie: een stukje stof dat ooit is gedragen door paus Johannes XXIII (1881-1963). Het minst enthousiast worden we van het aanbod in het Fotomuseum. Dat bestaat voornamelijk uit fotoboeken en ansichtkaarten, allemaal zeer prijzig. De catalogus van de tentoonstelling Dutch Eyes kost maar liefst 70 euro. Toch worden we bij kassa aangespoord dit boekwerk aan te schaffen, want 'in het museum hangt slechts het topje van de ijsberg'.

Het Fotomuseum vertoont alleen wisselende exposities. Ook de tentoonstelling in het Haags Historisch, getiteld Rijksmuseum aan de Hofvijver, is tijdelijk. De andere musea gebruiken tijdelijke tentoonstellingen als aanvulling en verdieping naast de vaste collectie. Lang niet altijd vervullen ze die functie naar behoren.

In het Zeeuws Museum bestaat de tijdelijke tentoonstelling uit zogeheten Wonderkamers. Wonderlijk zijn ze inderdaad. Sterker nog: de bedoeling ervan ontgaat ons volledig. Het begint er al mee dat de eerste wonderkamer het opschrift 'Zeven' draagt. In de kamer staan monitors waarop filmpjes worden afgespeeld rond de thema's erotiek, sieraden en hoofddeksels.

We zien museumdirecteur Valentijn Byvanck in hoogsteigen persoon allerlei hoeden en petten opzetten, onder het motto: hoofddeksels zijn van alle tijden. Ook de onvermijdelijke allochtonen worden er aan hun hoofddoeken bij gesleept. In het filmpje over erotiek vertellen een bejaarde man en vrouw dat zij opgewonden raken van homoseks. De link met de Zeeuwse geschiedenis is ons een raadsel.

Anton Pieck
Een goed museum is mooi en aangenaam om in te vertoeven. Daarom gaat het tweede onderdeel van de Grote Museumtest over presentatie. Hoe is de tentoonstelling vormgegeven? Is er een goede route binnen de opstelling? Is de informatie correct, duidelijk en to the point? En ten slotte: is alles netjes, goed onderhouden en mooi belicht?

Drie musea scoren onvoldoende op dit onderdeel: het Zeeuws Museum, het Catharijneconvent en het Fotomuseum. Daarentegen is de presentatie in Het Dolhuys en het Gevangenismuseum meer dan dik in orde.

Voor het Instituut voor Beeld en Geluid is in het Mediapark in Hilversum een spectaculair nieuw gebouw neergezet. Alles geeft er licht: de gevel, de ontelbare monitors in het museum en zelfs de spoelbakken in de wc's. De overdonderingstactiek werkt, maar na een tijdje word je tureluurs en zoek je wanhopig naar de uit-knop. De vele niveauverschillen in het gebouw maken het bezoek voor een rolstoeler weliswaar niet onmogelijk, maar toch zeer omslachtig.

Alle andere musea zijn gehuisvest in een monumentaal pand. Zo is het Geldmuseum ondergebracht in het gebouw van de Rijksmunt, zit het Joods Historisch Museum in de voormalige Portugese Synagoge, en was Het Dolhuys vroeger echt het Haarlemse gekkengesticht. Zulke gebouwen geven een meerwaarde aan de historische beleving van de bezoekers. Mits er goed mee wordt omgesprongen.

De restauratie van het Maliebaanstation uit 1874, de behuizing van het Spoorwegmuseum, is helaas zover doorgeschoten dat er een Anton Pieck-achtig decor is ontstaan. Het andere uiterste vinden we in het Fotomuseum. De kale industriële ruimtes zijn artistiek misschien zeer verantwoord, maar ze geven ons het gevoel dat we met een koopje worden afgescheept. Bovendien is het er ook zomers om te rillen, en spiegelen de tl-lampen hinderlijk in het glas voor de foto's. Al even onaangenaam komt de sfeer over in het oude klooster waar Museum Catharijneconvent is gehuisvest. De kloostergang met habijten en kazuifels vinden we zelfs een beetje eng.

De verbouwing van het Haags Historisch Museum, dat in 2003 nog een 2,5 scoorde, is geslaagd. De zalen zijn in elegante, warme kleuren geschilderd en voorzien van stijlvolle blankhouten zitjes. Toch blijft de oude St.-Jorisdoelen een onmogelijk krappe behuizing. Het museum slaagt er niet in een duidelijke route aan te brengen. Na drie zalen op de begane grond sta je al in de museumwinkel, waardoor de indruk wordt gewekt dat je klaar bent. Niets en niemand vertelt je dat er nog twee verdiepingen zijn. De afdeling Poppenhuizen is verstopt achter de diensttrap.

In meer musea raken we het spoor bijster. Na aankomst in het Zeeuws Museum lopen we direct de verkeerde deur door, een filmzaaltje in. Voor uitleg bij de tentoonstelling ben je volledig afhankelijk van je Tomtom. Helaas is de informatie van Dikkie Dik-niveau. 'Die Zeeuwen met hun grote kappen waren echt niet gek. Wij hebben ook gekke hoedjes. Kijk maar.' En zo gaat het maar door.

In het zeer recent geopende Geldmuseum wordt veel informatie doorgegeven via vaste koptelefoons. Helaas zijn er nergens bankjes, zodat je staande moet luisteren. Veel bezoekers lopen de toestellen daarom voorbij, waardoor ze belangrijke informatie missen. Pas bij de uitgang van de zalen blijken er gekopieerde A4'tjes te liggen waarop geluidsfragmenten zijn uitgeschreven. Net als het Zeeuws Museum heeft het Geldmuseum moeite de juiste toon te vinden. De ene keer is die formeel en ambtelijk, de andere keer juist kinderachtig. Je vraagt je af welke doelgroep het museum eigenlijk wil aanspreken.

Overal in het Geldmuseum treffen we kapotte apparaten aan. Computerspelletjes lopen vast, de bankbiljettenprinter is stuk en een automaat slikt het pasje in waarmee we al spelend krediet hebben opgebouwd voor in het museumrestaurant. De toesnellende personeelsleden spreken van 'kinderziektes', maar dat kan onze ergernis niet wegnemen.

Oude munten
Een museum moet een verhaal vertellen. Een verhaal dat klopt en dat leerzaam, vermakelijk en toegankelijk is – ook voor kinderen, allochtonen en toeristen. Daarom gaat het derde en belangrijkste onderdeel van onze test over het verhaal van de musea. Het resultaat valt tegen. Drie musea scoren op dit onderdeel een onvoldoende, vier krijgen slechts een mager zesje, en slechts drie musea vertellen een goed tot zeer goed verhaal.

De tentoonstelling Rijksmuseum aan de Hofvijver in het Haags Historisch Museum zit degelijk in elkaar en is mooi om te zien. Maar ze lijdt aan hetzelfde euvel als de oude afdeling Nederlandse Geschiedenis in Amsterdam, namelijk dat die geschiedenis rond 1860 lijkt op te houden. Een paar films over de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw doen het gemis alleen maar sterker voelen, want waar zijn bijvoorbeeld de Industriële Revolutie en de politieke emancipatiebewegingen van de negentiende eeuw? Hopelijk wordt dit gapende gat straks in het vernieuwde Rijksmuseum wel gedicht.

Het Fotomuseum zegt met de tentoonstelling Dutch Eyes de geschiedenis van de Nederlandse fotografie te laten zien. Maar verder dan een willekeurige verzameling beelden, zonder enig chronologisch verband, komt het museum niet. Het Catharijneconvent lijkt ons te willen vertellen dat religie van alle tijden is. Maar om een echte vertaalslag naar het heden te kunnen maken, ontbreekt het aan aandacht voor de religieuze diversiteit. Ook als we het Catharijneconvent beschouwen als een traditioneel historisch museum over de geschiedenis van het katholicisme – waar niets mis mee zou zijn – schiet het tekort. De periodisering is te abrupt, en met alleen priestermantels en kruisbeelden ben je er dan nog niet.

Het Geldmuseum is ontstaan door samenvoeging van drie collecties oude munten. Hoewel het nieuwe museum een algemeen economisch verhaal wil vertellen – 'Wat doen mensen met geld, wat doet geld met mensen?' – moesten die munten toch een plek krijgen in de tentoonstelling. Het resultaat is een gespleten museum met een onduidelijke doelgroep. Volwassen muntenliefhebbers hebben weinig belangstelling voor de educatieve computerspellen, terwijl kinderen al die vitrines met oude penningen hard voorbijhollen.

Het Gevangenismuseum in Veenhuizen laat zien hoe het wel moet. Het museum vertelt hoe ideeën over criminaliteit en bestraffing in de loop der eeuwen zijn veranderd. Als bezoeker wordt je gevraagd naar je eigen opvattingen hierover, waarbij je afwisselend in de rol van rechter en gevangene wordt geplaatst. Zo word je op een subtiele manier aan het denken gezet, zonder dat het museum je één bepaalde opvatting wil opdringen.

Hetzelfde geldt voor Het Dolhuys, waar op een even genuanceerde manier oude en eigentijdse denkbeelden omtrent gekte en psychiatrie worden gepresenteerd. Zoals in Veenhuizen de aanwezigheid van nog bewoonde strafinrichtingen overal zichtbaar is, word je in Haarlem direct geconfronteerd met (ex-)psychiatrische patiënten. Een dergelijke onmiskenbare link tussen heden en verleden maakt de verhalen van deze twee musea helemaal af.

De zesde Grote Museumtest bewijst dat nieuw niet altijd beter is. Het vernieuwde Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, afgelopen april geopend, blijkt geen aanwinst. Geïnteresseerden in de geschiedenis van de Nederlandse fotografie komen er van een koude kermis thuis. De kunstwerken zelf blijven de moeite waard, maar daarvoor kun je ook naar het Fotomuseum in Den Haag. Ook voor het Catharijneconvent heeft de vernieuwingsdrang slecht uitgepakt. Kreeg het museum in 2002 nog een 6,5, nu zakt het in onze test naar een schamele 4-.

Het Spoorwegmuseum heeft het oude stoffige imago succesvol van zich af geschud, maar is te ver doorgeslagen in de richting van een kinderpretpark. De 6 uit 2003 blijft daarom staan. Het Haags Historisch Museum krijgt dit jaar van ons een 6,5. Daarmee is de 2,5 van vier jaar geleden goedgemaakt.

Het Joods Historisch Museum staat al jaren garant voor degelijkheid en kwaliteit. Voor twee echte nieuwe sensaties in museumland moet je in Haarlem en Veenhuizen zijn. Met Het Dolhuys en het Gevangenismuseum is Nederland twee uitstekende musea rijker.

Het testteam bestond uit Floor Bal, Wouter Daemen, Maria van Haperen, Guido van Hengel, Annemarie Lavèn, Bas Kromhout, Marieke Prins, Aniek Smit en Tuur Verdonck.

1. Gevangenismuseum, Veenhuizen    9

Een belevenis! Veenhuizen werd in 1832 gesticht om armen, wezen en landlopers te heropvoeden tot hardwerkende en eerzame boeren. Het museum bevindt zich in het Tweede Gesticht. Een bezoek begint met een film, die moet worden bekeken in een nagebouwde cel die echt op slot gaat. Spannend. Voor kinderen is er een apart programma rond boef Lange Leo. Dit museum is leerzaam, vermakelijk en geeft stof tot nadenken. De perfecte besteding van je vakantiedag.

Pas op: Door een fout in de elektronische zelftest word je standaard uitgemaakt voor extreem-rechts.

2. Het Dolhuys, Haarlem          9-

Bijna net zo goed als het Gevangenismuseum. Presenteert een taai onderwerp als psychiatrie op een vermakelijke en begrijpelijke manier, zonder concessies te doen aan de inhoud. De verhalen van vijf patiënten uit verschillende periodes vormen de leidraad door de tentoonstelling. Het museum won in 2005 de Designprijs. Het is dan ook een van de zeldzame musea in Nederland waar je niet kúnt verdwalen. Na afloop praat je gezellig na met de (ex-)pychiatrische vrijwilligers in het restaurant.

Pas op: Filevorming voor de rorschachtest.

3. Joods Historisch Amsterdam, Amsterdam         8,5

Scoorde in 2001 al een 8+. De vernieuwing heeft niets aan de kwaliteit afgedaan. Geen deprimerend museum over antisemitisme en Shoah, maar een positieve tentoonstelling over het rijke godsdienstige en maatschappelijke leven van de Nederlandse Joden. Op een aparte afdeling kunnen kinderen zelf ongegist brood bakken. De lichtval in de oude synagoge is prachtig. Helaas wordt de serene sfeer verstoord door piepende schuifdeuren. En door de metaaldetectors bij de ingang, bedoeld om aanslagen te voorkomen.

Pas op: De gefillte fisj is koosjer, maar niet vers.

4. Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Hilversum    6,5

Het informatiebombardement waaraan elke moderne Nederlander dagelijks is blootgesteld, wordt geloofwaardig nagebootst in dit duizelingwekkende museum. De eigentijdse vormgeving is chaotisch. Ondanks een plattegrond loop je geregeld te dwalen. Er zijn nostalgische fragmenten voor alle generaties televisiekijkers, maar een overkoepelend historisch verhaal ontbreekt. Maatschappijkritiek klinkt door in de presentaties over reality-tv en de objectiviteit van het nieuws.

Pas op: Rolstoelers doen er twee keer zo lang over om dit museum te bekijken.

5. Haags Historisch Museum, Den Haag      6,5

Van een 2,5 naar een 6,5 is een grote sprong voorwaarts. De renovatie van de St.-Jorisdoelen is geslaagd. Toch blijft het krappe gebouw een grote handicap, al is de locatie prachtig. Momenteel dient het als etalage voor de geschiedeniscollectie van het Rijksmuseum. Op een goede vaste tentoonstelling over de Haagse stadsgeschiedenis blijft het voorlopig dus wachten. Heb je een kaartje gekocht, dan mag je tevens voor de halve prijs naar Museum Gevangenpoort.

Pas op: Kakelende medewerkers overstemmen soms de geluidsfragmenten.

6. Geldmuseum, Utrecht          6+

Hinkt op twee gedachten. Er zijn vitrines met oude munten, naast interactieve spelletjes om de wereld van het geld te verkennen. Je ticket is tevens een soort bankpasje. Je bouwt krediet op door te spelen – bijvoorbeeld de vrekkentest of het middeleeuwse handelsspel. Wat je wint kun je besteden in het museumrestaurant – aan een heerlijk stuk chocoladetaart bijvoorbeeld. Jammer genoeg haperen de computers aan alle kanten. En we snappen nog steeds niet hoe inflatie werkt.

Pas op: Ga niet op de koningin staan in de Gulden Middenweg.

7. Zeeuws Museum, Middelburg         6

Zeeuwen zijn helemaal niet stijl en saai, maar juist wild en ondeugend! Dat is de boodschap van dit museum, die wordt ondersteund met kekke Tomtoms en Middelburgse slaapkamergeheimen. Werkt dit? Nee. Toch steek je wel iets op in dit museum. Wie wist bijvoorbeeld dat de 'achteruitkijkspiegels' van het Zeeuws meisje oorspronkelijk dienden om het vet mee uit de oren te baggeren? Ook leuk: vrijdagavond is het museum te bezoeken voor de halve prijs.

Pas op: Bewaar je kaartje, anders kom je er niet meer uit.

8. Spoorwegmuseum, Utrecht             6

Ooit een stoffige treintjesverzameling, nu een lawaaierig pretpark. Na de verbouwing is de entreeprijs met maar liefst 5,50 euro omhooggegaan. De permanente EHBO-post is een goede zet, gezien de hordes rennende en klauterende kinderen. Op de website www.rides.nl geven bezoekertjes nuttige tips hoe je de wachtrijen voor de attracties kunt vermijden: 'Als je gelijk in Stalen Monsters gaat, kun je zó doorlopen!'

Pas op: Niet geschikt voor volwassenen.

9. Museum Catharijneconvent, Utrecht    4-

Teleurstellend. En niet alleen omdat de toiletten stinken en je voortdurend loopt te dwalen. Dit museum biedt een verzameling oude kunstvoorwerpen uit de katholieke eredienst, zonder samenhang. Ook worden nauwelijks dwarsverbanden gelegd naar andere religies en de wereld van vandaag. Moeilijke katholieke woorden als 'monstrans' en 'novice' worden nergens uitgelegd. De winkel is wel de moeite waard.

Pas op: Schrik niet van de griezelige kazuifels.

10. Fotomuseum, Rotterdam   3,5

Een verzameling mooie foto's in een kaal pakhuis is nog geen museum. Zeker niet als je belooft de geschiedenis van de Nederlandse fotografie te vertellen. De enige informatie bij de foto's bestaat uit de naam van de maker, de titel en het materiaal. Als dan bovendien basisvoorzieningen als wc's, bewegwijzering en koptelefoons niet in orde zijn, kan de enige conclusie luiden: wegblijven hier.

Pas op: Doe een dikke trui aan tegen de kou.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.