Home De grote grabbelton

De grote grabbelton

  • Gepubliceerd op: 17 juni 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Nelleke Noordervliet

De totstandkoming van het Nationaal Historisch Museum is uiteraard een typisch Nederlandse aangelegenheid geworden. Veel mensen praatten mee. Het hele geschiedenis- en museumveld was uitgenodigd voor de pow-wow, aangevuld met moderne experts op het gebied van publieksverleiding. Er werden zelfs twee directeuren aangesteld, wat mij één te veel lijkt. Twee is een recept voor ruzie. Dan nog liever drie. De Raad van Toezicht heeft vier leden. Dat lijkt mij één te weinig of één te veel. Ze vertrouwen kennelijk op grote eensgezindheid.

In de publicatie Bouwstenen worden we op de hoogte gebracht van de resultaten van de brainstorm. Daarnaast ligt er een handzaam pamflet van de twee directeuren dat ons in veertien punten en vijf werelden de contouren van het museum schetst.

Ik ben uit die stukken niet veel wijzer geworden dan ik was. Er is groot enthousiasme, dat wel. En natuurlijk passeren modieuze kernwoorden als ‘beleving’, ‘identificatie’, ‘scenario’ en ‘gelaagdheid’ regelmatig de revue. ‘Inspiratie’, ‘fascinatie’ en ‘historisch besef’ zijn vanzelfsprekend ook erg belangrijk, maar ‘moralisme’ wordt sterk afgekeurd. Ik ben benieuwd tot welke conclusies een later historicus komt wanneer hij uit deze woordenbrij de tijdgeest van 2008 moet destilleren.

Bescheidenheid siert de deskundigen. ‘Het Nationaal Historisch Museum kan en moet niet pretenderen hét overzicht van de nationale geschiedenis te presenteren, omdat elk overzicht te omvangrijk voor de doelgroep zou worden en bovendien slechts een van de vele mogelijke interpretaties biedt.’ Maar de volgende zin luidt: ‘Het museum kan wel een of meerdere overzichten bieden.’

Lees deze zinnen goed. Eén overzicht is te veel voor de doelgroep en tegelijk te weinig. Daarom worden er eventueel meerdere overzichten gegeven. Dat lijkt me voor de ‘doelgroep’ helemaal overkill. Een dergelijke wollige en soms onbegrijpelijke stijl kenmerkt veel van het bevlogen proza, dat vooralsnog een gebrek aan concrete visie verhult.

Het nadeel van het museum: het ontbreken van een collectie voorwerpen, foto’s, schilderijen, documenten etc. wordt omgesmeed tot een voordeel. Dat snap ik. Het museum is veel vrijer in het vertellen van verhalen, omdat die vermaledijde voorwerpen alleen maar het verhaal sturen en dus in de weg zitten. Maar dat verhaal, hoe zit het dan met dat verhaal? Wie vertelt het en hoe wordt het verteld? Ik krijg de stellige indruk dat de bezoeker van het museum vooral zelf aan het werk moet. Zijn eigen selectie maken, zijn eigen verhaal vertellen, zijn eigen geschiedenis toevoegen.

Alle middelen worden ingezet – de nieuwe media natuurlijk, maar ook de oude, tot en met het alleroudste medium: de levende sprookspreker. Er zijn tal van kamers en ruimten waar de bezoeker verschillende ervaringen opdoet. Maar wat hij ook leert en doet, prioriteit is dat hij vol verbazing constateert dat de geschiedenis niet ophoudt en dat hij met al zijn vezels en zijn hele leven het resultaat is van wat voorafging.

Het verleden strekt zijn tentakels uit tot in het heden. Zonder kennis van het verleden begrijp je niets van het heden, en zonder belangstelling voor het heden kun je geen vruchtbare relatie aangaan met het verleden. Dat laatste is zonder enige twijfel waar, maar het is sterk de vraag of het Nationaal Historisch Museum als grote grabbelton op de kermis een concrete bijdrage zal leveren aan het versterken van de band tussen heden en verleden.

Hoe moeten we het museum zien? Het is nieuw, het is anders, het is veel, het is weinig, het is voor iedereen. Het scenario ‘Museion’ is door de deskundigen verkozen als beste samenvatting van de aard van het museum. ‘Het NHM brengt de muze weer terug in de arena. Geschiedenis was nog nooit zo inspirerend. Meestervertellers, belevingsexperts en topontwerpers werken samen om een wonderlijke wereld te creëren, die fascineert en tot nadenken stemt. Drijfveren uit het verleden blijken nog steeds actueel en geven nieuwe betekenis aan dilemma’s voor de toekomst. Voedsel voor de ziel en feest voor de ogen.’

Iedereen heeft daar kennelijk een voorstelling bij. Ik niet. Ik moet het nog zien. Eerst zien dan geloven, zei blinde Maup.
Nelleke Noordervliet

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.