In februari 1941 kwamen de Amsterdammers in opstand tegen de Jodenvervolging tijdens de Februaristaking: zij legden hun werk neer. Het was het enige massale protest tegen de deportaties in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.
‘PROTESTEERT tegen de AFSCHUWELIJKE JODENVERVOLGINGEN,’ stond er groot boven aan het pamflet dat de Amsterdammers op 25 februari 1941 opriep te gaan staken. ‘STAAKT!!! STAAKT!!! STAAKT!!!’
In het weekend van 22 en 23 februari had de Duitse politie in de buurt van het Waterlooplein 427 Joodse mannen bruut uit hun huizen gesleurd of van hun fiets gerukt voor deportatie. Als beesten hadden de Duitsers huisgehouden in de Jodenbuurt, aldus het manifest, dat opgesteld was door de illegale Communistische Partij van Nederland: ‘Vecht eensgezind tegen deze terreur!’
Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Als alle Amsterdammers zouden staken, als ze het hele bedrijfsleven twee dagen plat zouden leggen, dan zou de Duitse bezetter wel moeten inbinden. De gearresteerde Joden moesten onmiddellijk vrijgelaten worden. Het pamflet riep verder op tot ontbinding van de ‘terreurtroepen’ van de Weerafdeling (WA), de militaire tak van de pro-Duitse NSB, die sinds het begin van dat jaar vooral de Joodse buurten onveilig maakten. Als alle Amsterdammers zouden staken, als ze het hele bedrijfsleven twee dagen plat zouden leggen, dan zou de Duitse bezetter wel moeten inbinden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Beseft de enorme kracht van uw eensgezinde daad!’ stond er in het pamflet, dat ten slotte ook nog verhoging van lonen en uitkeringen eiste. In Amsterdam, en later ook op andere plaatsen, werd op grote schaal gehoor gegeven aan de stakingsoproep. De Februaristaking werd de enige massale daad van verzet tegen de Jodenvervolging in Europa. Maar er waren er ook die besloten niet te staken, die twijfelden, en heel veel die later hun verhaal veranderden. Waarom?
Tramverkeer wordt stilgelegd door Februaristaking
Het begon wat haperend, die ochtend van 25 februari. Bij de spoorwegen zette de staking niet door, maar veel arbeiders die werkten via de werkverschaffing staakten wel. Communisten gingen de bedrijven af om iedereen op te roepen te staken. Vooral de tram moest plat. In de remise aan de Kromme Mijdrechtstraat ging een deel van de trambestuurders en conducteurs niet aan het werk.
Omdat de ‘Joden-terreur’ moest ophouden en de WA ontbonden moest worden, verklaarde een conducteur later. Maar ook voor 25 procent loonsverhoging én voor de vrijlating van controleur J. Knoop, die eind december bij een bus een voordringende Duitse onderofficier had tegengehouden en daarna gearresteerd was.
De directeur probeerde nog op de stakers in te praten. Er gold een stakingsverbod voor ambtenaren, en bovendien zouden de Duitsers zo’n staking zeker als een vijandige daad zien. Ze moesten toch ook aan hun gezinnen denken. Een aantal durfde het inderdaad niet aan, maar de stakers blokkeerden de poorten. De trams bleven in de remise.
Duizenden demonstranten op de been bij Februaristaking
Dat de tram niet reed was voor veel Amsterdammers een signaal. Ook bij andere gemeentediensten, vooral bij Publieke Werken en de Stadsreiniging, werd gestaakt. In Amsterdam-Noord gooiden de arbeiders van de scheepswerven het werk neer. ‘Nou niet meer kletsen, maar daden, we moeten weggaan!’ klonk het bij de Nederlandse Dok Maatschappij. Bij Kromhout Motoren Fabriek was er nog even overleg. Sommigen vonden het maar een ongeorganiseerde boel, maar iemand riep dat ze moesten protesteren tegen onrecht: ‘We zijn niet voor niets Protestanten!’ En ze staakten, net als bij Fokker en zo’n beetje alle andere bedrijven in Noord.
De ponten over het IJ stonden stampvol met juichende mensen. Er waren erbij die gewoon meegingen in de uitgelaten meute en eigenlijk nauwelijks wisten waarom ze staakten. Een ambtenaar bij het Gemeente Energiebedrijf merkte zuur op dat het meest genoemde motief voor de staking weliswaar het ‘protest tegen de Jodenmaatregelen’ was, maar dat een groot deel van de deelnemers ‘maar is meegeloopen’.
Er heerste in elk geval een sterk gevoel van solidariteit ‘tegen de moffen’. In de stad gingen de winkels en kantoren dicht. Het personeel van de Bijenkorf stroomde naar buiten en in de Kalverstraat kwamen de rolluiken naar beneden. Aan het begin van de middag scandeerden duizenden demonstranten in de Jordaan: ‘Weg met de Joden-pogroms!’
Niet alle ambtenaren staken mee
Bij verschillende gemeentediensten werkten ze ondertussen gewoon door. Bij de Belasting, bijvoorbeeld, bij Bouw- en Woningtoezicht, de Havendienst, de Keuringsdienst van Waren en de dienst Marktwezen, en ook in het Gemeentearchief en de musea. In de Universiteitsbibliotheek legde in de loop van de dag één eenzame staker het werk neer.
Bij het Bureau voor Maatschappelijke Steun vertelde Hendrik Franssen dat stakingen er in 1918 voor gezorgd hadden dat de Duitsers de oorlog verloren. ‘De boel moet kapot,’ zei hij. ‘Er moet nu revolutionair worden opgetreden.’ Zijn chef wees hem erop dat staken voor ambtenaren uit den boze was, en al helemaal voor een ambtenaar die sociaal werk deed. Franssen staakte vervolgens toch maar niet.
Collega Jan Klein vond ook dat overheidspersoneel onder geen enkel beding mocht staken ‘aangezien hy de arm der Overheid niet mag verkorten’, maar riep op een gegeven moment wel voor de grap: ‘Ik ga staken!’ – een grapje dat hem later nog bijna ontslag opleverde. Klerk Dina van Swieten staakte wel. Ze moest wel, van haar godsdienstig en sociaal gevoel, zei ze. Ze vond haar collega’s die geen stelling namen maar laf, en ze dacht dat sommigen zich verborgen ‘achter filosofie’. ‘En sommigen achter hun grote mond,’ beet een collega haar toe.
Uiteindelijk staakten er 131 ambtenaren bij het Bureau voor Maatschappelijke Steun. Ook elders werd gediscussieerd. Op het Girokantoor wees de directeur zijn mensen op de plicht te werken. Een werkneemster zag dat anders: ‘Het is onze plicht te strijden voor menselijkheid en recht.’ Daar staakten een stuk of honderd ambtenaren. Bij de gemeente in totaal ruim 4400.
Sabotage van tramvervoer bij Februaristaking
De burgemeester liet intussen weten dat stakers onder het gemeentepersoneel op straf en zelfs ontslag konden rekenen, en de Duitsers dreigden met verdere represailles tegen de Joden als er geen einde aan de staking zou komen. Terwijl de bedrijven verder staakten, gingen veel ambtenaren daarom op 26 februari weer aan de slag.
Amsterdammers reageerden woedend toen ze de trams zagen rijden en probeerden ze te saboteren door putdeksels overeind te zetten, ruiten in te gooien en de bestuurders te bedreigen. De Duitsers traden ondertussen hard op. Bij schietpartijen en gevechten vielen negen doden en tientallen gewonden. Zo’n tweehonderd Amsterdammers werden gearresteerd, drie gefusilleerd. De fabrieksarbeiders kregen geen loon over de twee stakingsdagen. De stakers waren toch niet sterker dan de bezetter gebleken.
Solidariteit aangedragen als motief
Toen ze later verhoord werden over de staking, durfden nog maar een paar ambtenaren te zeggen dat ze gestaakt hadden tegen de Jodenvervolging of tegen de NSB. De stakers voerden nu vooral ‘solidariteit’ en ‘collegialiteit’ aan als beweegredenen: ze hadden gestaakt ‘omdat ieder ophield’ of omdat ze geen zin hadden ‘de rol van werkwillige te spelen’.
Velen noemden ook de angst voor molest, nadat de burgemeester had laten weten dat wie met geweld tot staken gedwongen was geen straf zou krijgen. Zo verklaarde een conducteur dat hij gestaakt had omdat hij er niets voor voelde om van de wagen geslagen te worden. Een andere benadrukte dat hij alleen gestaakt had om molestatie te voorkomen en niet uit principe; in 1918 had hij ook al niet gestaakt. Sommigen waren gewoon heel nerveus geworden van de situatie en hadden daarom het werk neergelegd.
Veel ambtenaren beweerden dat het ze bij de staking alleen om loonsverhoging te doen was geweest. Een jonge conducteur zei dat hij ‘niet op een Jood gesteld’ was en alleen gestaakt had omdat hij zijn oudere collega’s met gezinnen niet wilde afvallen in hun strijd om meer loon. Een wagenbestuurder die niet had meegedaan verweet zijn collega’s gebrek aan karakter nu ze zeiden om loonsverhoging gestaakt te hebben, terwijl er die dag duidelijke geschreeuwd was: ‘Weg met de N.S.B., weg met de W.A., geen Jodenvervolging’ – al had hij de eis van 25 procent loonsverhoging ook toen al gehoord.
Straffen voor de februaristaking: korting op salaris
Voor de straf maakte het uiteindelijk weinig uit, zeker toen de burgemeester stelde dat alleen vrees voor molest geen reden was om niet als staker te worden aangemerkt; er moest wel echt sprake zijn geweest van levensgevaar. Uiteindelijk werden vrijwel alle stakers gekort op hun salaris. Leidinggevenden en ambtenaren die hadden aangespoord tot staken kregen ontslag. Onder hen was in eerste instantie ook Jan Klein, die voor de grap had geroepen dat hij ging staken. Hij tekende bezwaar aan: hij was altijd een tegenstander van verzet geweest en kon zich niet voorstellen dat de Duitse overheid, die toch juist een betere orde van recht nastreefde, zo’n onrecht zou dulden. Klein kreeg zijn baan terug.
Minder gelukkig waren Hendrik Franssen, die weliswaar niet gestaakt had, maar geroepen had dat de boel kapot moest, en de principiële Dina van Swieten, ook al pleitte de burgemeester nog voor een mildere straf, omdat zij een weduwe met twee kinderen was. Zij verloren hun functie.
Meer weten
- De Februari-staking. 25-26 Februari 1941 (1954) van Ben Sijes is nog steeds het standaardwerk over de staking.
- De strijd om de Februaristaking (2006) van Annet Mooij gaat over de herdenking van de Februaristaking.
- In de Archiefbank van het Stadsarchief Amsterdam zijn documenten te bekijken (toegangsnr. 5174, inventarisnrs. 1091-1099)