Home De Duitsers voerden Amsterdamse politieagenten af naar een concentratiekamp

De Duitsers voerden Amsterdamse politieagenten af naar een concentratiekamp

  • Gepubliceerd op: 14 juni 2017
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Theo Toebosch
De Duitsers voerden Amsterdamse politieagenten af naar een concentratiekamp

In de herfst van 1944 voerden de Duitsers 38 politieagenten uit Amsterdam af naar concentratiekamp Neuengamme, omdat ze niet loyaal zouden zijn. Ze kwamen bijna allemaal om.

‘BERENS, Johannes Wilhelmus 27.01.1924,’ staat op de grote, dikke envelop. Een kleine naam in de Grote Geschiedenis. De envelop komt uit een archiefkast vol persoonlijke bezittingen van gevangenen uit het vroegere concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Die worden bewaard bij de International Tracing Service (ITS) bij Kassel, maar overlevenden of verwanten kunnen ze terugvragen.
 
In de envelop zit een bruinleren portefeuille vol foto’s, briefjes, kaartjes, bonnen en documenten. ‘POLITIE,’ staat in grote letters op een geel document boven een pasfoto van een jongeman in uniform. Zijn kortgeknipte donkere haar golft licht. Om de mond een subtiele glimlach. Wie was Berens? Hoe kwam een politieagent als gevangene in een Duits concentratiekamp terecht? Het is het begin van een speurtocht die leidt naar een groep van 38 politieagenten uit Amsterdam die in de herfst van 1944 is afgevoerd en waarvan slechts vier man het zouden overleven.
 
Jan Berens ligt onder nummer D 243 op het Nationaal Ereveld Loenen, waar de stoffelijke resten zijn begraven van Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland zijn omgekomen. Op de website van de Oorlogsgravenstichting die de erebegraafplaats beheert, heeft ene Janwillem Aykens een bijdrage toegevoegd: ‘Gearresteerd na weigering Joden uit de huizen te halen. Daarna via Amersfoort naar Neuengamme getransporteerd. Bron: Zus en oorlogsdocumentatie.’
 

De jeugd van een agent 

Een telefoontje naar de Oorlogsgravenstichting zorgt voor een ontmoeting met Aykens en zijn moeder in een flat in Amstelveen. Johanna Aykens-Berens, een krasse vrouw van 87, vertelt dat zij en haar familie uit Rotterdam komen. ‘We woonden in Kralingen in de Taborstraat. Jan was bijna zes jaar ouder dan ik, en onder mij kwam nog een drie jaar jonger broertje. Bij het bombardement is ons huis verwoest. Daarna zijn we verhuisd naar de Craandijkstraat bij Delfshaven.’
 
De documenten uit de ITS tonen een glimp van Berens en het dagelijks leven tijdens de oorlog. Hij speelde, getuige een rode clubkaart, korfbal bij Velox, en zat op les bij dansschool Meuniers Frères. Uit een groene stempel op zijn danskaart blijkt dat de danslessen werden georganiseerd door de afdeling Vermakelijkheden van het Centraal Bureau van de Politie Rotterdam. ‘Onze vader zat ook bij de politie – wachtmeester op het bureau Hoflaan,’ legt Johanna Aykens-Berens uit.
 

Zingen en marcheren

Via hun vader was Berens ook lid van de Rotterdamse Politie Sportvereeniging Hermandad. Daardoor kon hij met een oranje knipkaart goedkoop baantjes trekken in het Oostelijk Zwembad. De lidmaatschapskaart van Hermandad laat zien dat Berens tot november 1942 wekelijks zijn contributie betaalde. Met zwierige letters is bij november en december ‘Naar Schalkhaar’ geschreven.
 
Schalkhaar was het opleidingscentrum voor de Nederlandse politie. Na de Februaristaking van 1941 had SS- und Polizeiführer Hanns Rauter besloten de Nederlandse politie te reorganiseren. Voortaan moesten politiemannen in nationaal-socialistische geest en op militaire wijze worden geschoold. Verder zouden de nieuw gevormde politiebataljons in de grote steden als gesloten eenheden in kazernes worden gelegerd.
 

Jonge mannen probeerden via de politie te ontkomen aan de Arbeitseinsatz 

In juli 1941 werden de eerste rekruten van het Politie Opleidings Bataljon (POB) ontvangen in het nieuwe opleidingscentrum, net buiten Schalkhaar bij Deventer. De eerste paar lichtingen bestonden uit de door Rauter gewenste politiemannen. Zingend en marcherend in hun zwarte uniformen trokken ze door de straten. Fanatiek deden ze mee aan de Jodenrazzia’s.
 

Een nieuwe opleiding

Maar waarom meldde Jan Berens zich in november 1942 voor de opleiding in Schalkhaar? Johanna Aykens-Berens was te jong om zich daar nu nog iets van te kunnen herinneren. ‘Dat onze vader politieagent was, zal een rol hebben gespeeld,’ denkt ze. Verder werden steeds meer mannen voor de Arbeitseinsatz opgeroepen; veel jonge mannen zagen Schalkhaar en de politie als een manier om te ontkomen aan gedwongen arbeid in Duitsland.
 
Dat blijkt ook uit levensverhalen en documenten die amateurhistoricus Erik Dijkstra heeft verzameld. Hij ontdekte dat het lot van Berens verbonden was met dat van een groep andere agenten, die net als hij in hun onwetendheid in de val liepen.
 
Wim van der Linde, ook uit Rotterdam, was een van hen. Hij woonde aan de Nozemanstraat bij de Heemraadsingel en was een grote blonde jongen van 1,88 meter met schoenmaat 46. Na de mulo was hij bij Stork gaan werken, maar hij vreesde dat hij naar Duitsland moest. Net als bij Berens lag toen de keuze voor de politie enigszins voor de hand, omdat ook zijn vader politieagent was. Van der Linde ging niet in z’n eentje naar Schalkhaar; vier vrienden, allen tussen de 19 en 21 jaar, meldden zich ook aan.
 
Een van hen, George – ‘Sjors’ – van Zijderveld, een machinist in opleiding die niet op een Duits schip wilde gaan varen, volgde daarmee de raad op van zijn schoonvader, een hoofdagent. Volgens zijn schoonvader zou hij hierdoor de Arbeitseinsatz ontduiken én een jaartje goed te eten hebben.
 

Onderduik Bataljon

Berens, Van der Linde en diens vrienden moesten weliswaar verplicht de ‘Germaanse’ groet brengen, maar het eindrapport van Van der Linde doet vermoeden dat ze in Schalkhaar minder kieskeurig waren geworden en dat je geen fanaticus hoefde te zijn om te slagen: zessen voor kennis van verkeerswetten, vijven voor sport en militaire oefeningen, en zessen voor Duits – maar wel een negen voor Nederlands.
 
Nog een aanwijzing: het POB kreeg de bijnaam Politie Onderduik Bataljon. Niet voor niets rapporteerde Rauter in oktober 1943 aan Himmler dat hij bij de politieagenten in opleiding ernstig twijfelde aan hun loyaliteit aan de Duitse zaak. Voortaan zou hij niemand meer uit de grote steden of de westelijke provincies aannemen, of het moesten overtuigde nationaal-socialisten zijn.
 

Verzetsdaden

Uit documenten in het Stadsarchief van Amsterdam en getuigenissen na de oorlog blijkt wat er na de opleiding met Berens, Van der Linde en de anderen is gebeurd. Eerst werden ze als onderdeel van het Politie Bataljon Eindhoven tewerkgesteld in Tilburg en de Brabantse grensstreek. Hun kazerne was een voormalig nonnenklooster aan het Korvelplein. De leiding in Tilburg bestond uit overtuigde nationaal-socialisten, onder wie luitenant Ebel Padje, die op zijn uniform SS-runentekens droeg.
 

Sommige agenten smokkelden wapens en verduisterden zegels

Bij de wachtmeesters en onderwachtmeesters was de ‘geest’ anders. Sommigen weigerden gehoor te geven aan bepaalde bevelen, bijvoorbeeld om distributiekantoren te bewaken en Joden en neergeschoten Engelse piloten op te halen. Ook hadden enkelen contacten met het verzet en smokkelden ze wapens, verduisterden ze zegels voor persoonsbewijzen, en waarschuwden ze burgers die op het punt stonden te worden opgepakt.
 
Het bracht Padje ertoe de hulp van de Grüne Polizei in te roepen. Zelf had hij al een lijst aangelegd van 25 agenten die hij als ‘Duitsfeindlich’ beschouwde. Op 14 augustus 1944 moesten de Tilburgse politieagenten zich verzamelen in de Willem II-kazerne. Een majoor sprak de agenten tierend in het Duits toe en noemde hen schoften en saboteurs. Na de donderpreek moesten de 25 mannen naar voren treden. Ze werden ontwapend en afgevoerd naar kamp Amersfoort.
 

Naar Amsterdam

Berens, Van der Linde en de anderen kregen te horen dat ze samen met hun commandant Padje werden overgeplaatst naar Amsterdam. De Tulpkazerne, een voormalig klooster aan het Cornelis Troostplein in de Pijp, werd hun nieuwe onderkomen. De dagrapporten uit die tijd vertellen over een chaotische kazerne. Op 4 september 1944, een dag voor Dolle Dinsdag, toen velen dachten dat de geallieerden nabij waren, dook in Wormerveer bijna een heel detachement onder. Drie dagen later vroeg de commandant van de kazerne, kapitein Willem Hendrik Tasseron, de Duitsers per brief maatregelen te nemen ‘vanwege de grote politieke onbetrouwbaarheid’ van het politiebataljon Amsterdam.
 
Op deze datum schreef Berens’ moeder een brief aan haar ‘liefste Jan’. De dinsdag ervoor was een ‘zenuwendag’ geweest; vlaggen waren uitgehangen, maar nu zat iedereen weer in de put. Ze had zijn eerste brief uit Amsterdam ontvangen en vond het vervelend voor hem dat hij meteen op wacht had moeten staan, iets wat hij lang niet had hoeven doen. Die middag was er een orkaan boven Rotterdam losgebarsten; er waren zoveel ruiten gesneuveld dat het leek of er een bombardement was geweest. Als hij iets nodig had, moest hij het maar zeggen. Jammer dat hij zaterdag niet kon komen, dus sloot ze maar af met ‘tot spoedig ziens’.
 
Berens heeft de brief nog ontvangen. Op 11 september omsingelde de Ordnungs Polizei de kazerne. Ene majoor Koch eiste van de op het binnenterrein opgestelde politieagenten een loyaliteitsverklaring. Die avond liet Tasseron alle agenten in groepjes bij zich komen en vroeg hun wat ze zouden doen als ze bij Weesp op Engelse troepen zouden stuiten. De meerderheid zei niets te zullen doen, omdat ze geen militairen waren.
 

Ultimatum

Twee dagen later werden de pakweg vijftig agenten naar de Oranje Nassau-kazerne gestuurd. Daar stelde Koch een ultimatum: binnen 24 uur melden voor Duitse dienst of anders ontslag en Arbeitseinsatz. Na de toespraak werd de groep onder bewaking naar een ruimte op de tweede verdieping gebracht. Enkelen waagden de sprong uit een raam en wisten te ontkomen, meldde Van der Linde in een briefje dat zijn familie wist te bereiken. Hij en zijn vrienden wilden ook een vluchtpoging wagen, maar daarvan kwam het niet meer. Met Berens behoorden ze tot de 38 agenten die voor ontslag en Arbeitseinsatz kozen.
 
Via het Instituut voor de Tropen werden ze naar kamp Amersfoort afgevoerd, met de hoop in Nederland tewerkgesteld te worden. Op 11 oktober 1944 liepen ze door Amersfoort naar het station. ‘Tot na de oorlog,’ schreef Van der Linde aan zijn familie op een envelop die hij uit de trein gooide. De reis voerde naar Neuengamme, waar ze hun bezittingen moesten inleveren, een nummer werden en onder onmenselijke omstandigheden onder meer tankgrachten moesten graven.
 

Helse treintocht

Van der Linde stierf op 9 december 1944, Groeneveld op 5 maart 1945 aan dysenterie. Berens overleed op 11 mei 1945 aan de gevolgen van tbc, twaalf dagen na de bevrijding van Sandbostel, een Durchgangslager van Neuengamme, waar hij kort voor het einde van de oorlog na een helse treintocht was terechtgekomen.
 

Enkelen sprongen uit een raam en ontsnapten zo 

De families van de politieagenten wisten lang van niets. Na de bevrijding verschenen in kranten advertenties met vragen om informatie over hun zonen of broers. Op 11 juni 1945 kregen de Van der Lindes te horen dat hun zoon nog leefde en werd de straat versierd. Daarna kwam alsnog het bericht van overlijden. Johanna Aykens-Berens, naar familie in Nijmegen gestuurd om aan te sterken, zag daar een lijst met concentratiekampslachtoffers en ontdekte dat ook haar broer erop stond.
 

De geschiedenis in

In de officiële politiehistoriografie hebben Berens, Van der Linde en de anderen geen plek gekregen. ‘Schalkhaar’ was de eerste decennia na de oorlog synoniem met ‘fout’. De afgelopen jaren is het beeld van de agenten van Schalkhaar genuanceerd, maar bij verwanten van de omgekomen politieagenten bleef de behoefte om te weten wat er was gebeurd.
 
Een nicht van Van der Linde deed onderzoek naar ‘Oom Wim’, waarvan het resultaat terug te vinden is op de wikisite van het Regionaal Archief Tilburg. Johanna Aykens-Berens moest het meer dan zeventig jaar doen met één foto van haar broer die het bombardement van 1940 had overleefd, en de herinnering dat hij bij een van zijn laatste bezoeken een hockeystick voor haar had gekocht. De spullen die ze met haar zoon bij de ITS heeft opgehaald, haalden een oude wond open, maar uiteindelijk is ze vooral blij. En zoon Janwillem vindt de teruggave een goede gelegenheid om Sandbostel en Neuengamme te gaan bezoeken. Met zijn zonen.
 
Theo Toebosch is journalist en schrijver.
 
 
Meer weten:

De Schalkhaarders, Nederlandse politiemannen naar nationaal-socialistische snit (1990) door J.J. Kelder.  
Dienaren van het gezag: de Amsterdamse politie tijdens de bezetting (1999) door Guus van Meershoek.
Nederlanders in Neuengamme (2007) door Judith Schuyf (red.).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5-2017