Negentiende-eeuwse immigratiegegevens uit Java bewijzen dat het cultuurstelsel dat Nederland daar invoerde niet alleen de overheid ten goede kwam. Het betekende het begin van tropische exportlandbouw, waarin een belangrijke rol was weggelegd voor particuliere ondernemers. Dit betoogt historicus Ulbe Bosma in het Tijdschrift voor Sociale en Economische geschiedenis (2005/2).
Het cultuurstelsel bestond van 1830 tot 1870 en verplichtte de inheemse bevolking gewassen te verbouwen voor het gouvernement. Hoofddoel was niet zozeer vernederlandsing van de kolonie als wel herstel van de winstgevendheid ervan. Met dit doel voor ogen werd dankbaar gebruikgemaakt van de expertise van met name Engelse technici. Wanneer nodig werd voor hen zelfs de migratiewetgeving aangepast.
Naast de overheid profiteerden ook particuliere ondernemers van het cultuurstelsel, waaronder veel niet-Nederlandse Europeanen. Zo waren slechts vijftien van de honderd suikercontracten in 1836 in handen van Nederlandse ondernemers.
Dit artikel is exclusief voor abonnees