Home COLUMN: Martin Sommer

COLUMN: Martin Sommer

  • Gepubliceerd op: 26 november 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • 3 minuten leestijd

Zoals u weet, wordt jaarlijks eind oktober de Libris Geschiedenis Prijs uitgereikt. Dit keer ging de eer naar Martin Bossenbroek met De Boerenoorlog, een meeslepend verhaal verteld aan de hand van drie hoofdfiguren: een Boer, een Brit en een Nederlander. Elk jaar is er gemonkel en gemopper over de winnaar. Ik kan het weten, want ik zit in de jury. Bossenbroek kreeg het verwijt dat hij niet ook een vierde, zwarte Zuid-Afrikaan als hoofdfiguur had gekozen.


Zo is er altijd wel wat, maar hier wil ik het hebben over het gebrom dat jaarlijks terugkeert: waarom winnen altijd de zogenaamde publieksboeken, en waarom komt de echte wetenschap er zo bekaaid af bij die prijs? Ditmaal stond de kritiek met zoveel woorden in NRC Handelsblad.

De laatste tijd is een stroom boeken verschenen over de Bataafse Republiek en de tijd rond 1800. Een flink aantal daarvan hoort bij het universitaire onderzoeksproject The First Democracy, en dat verklaart volgens de NRC meteen waarom geen van die boeken de shortlist van de geschiedenisprijs heeft gehaald: het zijn niet de publieksboeken waar de jury zo mee wegloopt.

Ik moet hier natuurlijk op kousenvoeten lopen omdat ik het geheim van de jury niet kan prijsgeven. Maar het komt er toch op neer dat hier historici worden gekritiseerd omdat ze een goed leesbaar boek hebben geschreven. Het is waar: als je de prijswinnaars van de afgelopen jaren langsloopt, passen de meesten niet in vakjes en horen ze niet bij officiële onderzoeksprojecten.

Bossenbroek werkte lang bij de Koninklijke Bibliotheek – ik schat in dat hij zijn boeken op een kleine zolderkamer schrijft. Vorig jaar won Bart van der Boom met Wij weten niets van hun lot, over de vraag wat Nederlanders wisten van de Jodenvervolging – typisch een boek van een eigenwijze eenzaat. Het jaar daarvoor won Jaap Scholten met Kameraad baron, waarvoor hij samen met zijn mooie Hongaarse echtgenote geheel ongesubsidieerd rondtrok in Transsylvanië. Heel verschillende boeken, maar wel allemaal uitmuntend geschreven.

Ik maak mij sterk dat de moeilijkheid niet ligt bij het zogenaamde publieksboek, maar bij het universitaire onderzoeksproject. Ik legde de kwestie voor aan een paar historici, die volautomatisch maar helaas wel anoniem begonnen te schelden op NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Daar wordt op jaarbasis 625 miljoen euro verdeeld; daar komt het leeuwendeel van het geld vandaan voor het echte historisch onderzoek – althans, volgens NRC Handelsblad.

Wat zeggen de foeterende historici? Bij NWO moet je een aanvraag indienen. Die wordt door je peers beoordeeld; dat zijn collega’s. Maar geschiedenis hoort bij de humanities, dus de hoogleraar algemene taalwetenschap of die van Hebreeuws heeft ook een mening. In veel vakken houden ze van theorie, en dus zie je in het eerste hoofdstuk van zo’n goedgekeurd geschiedenisboek allerlei theoretische kletskoek langskomen. Bijvoorbeeld over political culture, tegenwoordig nogal hip. Maar het boek wordt er niet beter van en wint dus geen prijs.

Voorheen kon je in je eentje een NWO-beurs krijgen. Nu moet je in een project zitten. Dat disciplineert uiteraard, en allemaal in het Engels, dat spreekt. NWO functioneert alsof alle wetenschap bètawetenschap is. Daar telt kennis op en kun je met z’n allen bouwen aan steeds meer weten. Maar zo werkt het niet in de geesteswetenschappen. Daar worden goede boeken nog altijd in eenzaamheid op zolder geschreven.

Tegenwoordig ben je een geslaagd hoogleraar als je veel geld binnenhaalt, niet als je een mooi boek schrijft. Dat is het perverse effect. Er zijn hoogleraren die alleen dankzij dit systeem overeind blijven. Ze zijn goed in geld bijeensprokkelen, hoeven dan niet vervelend te besturen of les te geven. En als ze weer een paar miljoen hebben verdiend voor de vakgroep, gaat er een gejuich op.

Allemaal strategisch gedoe, dat NWO, mopperen de professoren. Je moet je aanvraag toesnijden op wat ze willen. Dus veel theoretisch kletsmajoren in het Engels; daar houden ze van. Daarna word je met rust gelaten, en naar het resultaat kijkt niemand meer om. Dan doen goede historici alsnog gewoon wat ze willen: een mooi boek schrijven. De minder goeden houden zich aan hun onderzoeksopdracht en zullen nimmer een prijs winnen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.