Home COLUMN: Martin Sommer

COLUMN: Martin Sommer

  • Gepubliceerd op: 16 december 2013
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Martin Sommer
  • 4 minuten leestijd

Maarten Brands ken ik al heel lang, veel langer dan hij mij. Wij keken met ontzag naar de professor wiens openbare les nogal eens op een openbare terechtwijzing wilde uitdraaien – en als er echt een domme vraag uit de zaal kwam op een openbare terechtstelling. In de subfaculteitsraad – we deden aan universitaire democratie – zat hij ostentatief Die Zeit te lezen.


Toen het Historisch Seminarium verhuisde naar het P.C. Hoofthuis in de Amsterdamse Spuistraat, bleek dat niet alleen een ellendig poppenhuis, maar ook het begin van de transparantiegekte, zodat iedereen zijn werk achter glas moest doen. Brands beplakte de glazen wanden van zijn kamer onmiddellijk met oude kranten.

Professor Brands was groot, demonstratief en boos. Later ging ik hem meer waarderen. Voor de Volkskrant sprak ik hem met enige regelmaat – over Duitsland, Nederland, de toestand in de wereld. Hij begon steevast met de mededeling dat hij van de huisarts maar één keer per week de Volkskrant mocht lezen.

Onlangs is hij tachtig geworden, en voor mij liggen twee vuistdikke delen verzamelde geschriften. In de inleiding vergelijkt collega-emeritus Piet de Rooij – die bekent dat hij Brands ontweek in zijn studietijd – hem niet ongeestig met God, wat heel goed zou kunnen met die bakkebaarden. In de index zijn ook de begrippen ‘bijziendheid’ en ‘oogkleppen’ opgenomen – brommerige Brands-woorden.

De beste typering van Brands is denkelijk: He doesn’t suffer fools gladly. De meeste studenten waren in zijn optiek dom en lui. Daar had hij vermoedelijk gelijk in, ofschoon er ook altijd een kleine groep Brands-adepten was. De meeste medewerkers waren evenmin heel getalenteerd. Afgezien van Henk van Nierops onderzoek naar de Tachtigjarige Oorlog kwam er weinig spraakmakends van het Historisch Seminarium. Hans Blom was meer een handige bestuurder dan een groot historicus. Zijn faam kwam pas later, als directeur van het NIOD, en ook toen meer als belangenbehartiger dan als echte opvolger van Loe de Jong.

Maar Brands’ belangrijkste boosheid gold zonder twijfel zichzelf. Hij was de briljante leerling van Presser en vooral Jan Romein. In Omzien in verwondering van Annie Romein-Verschoor kwam Maarten Brands in een lelijke eend de boeken voor haar man brengen in het zomerhuisje in Groet. Presser en Romein, dat waren de twee reuzen. Daarna zou Brands het overnemen.

Maar zoals alle historici in Nederland weten: het schitterende hoofdwerk bleef uit. In een van de bloemgelezen artikelen stelt Brands vast dat historici het na de Tweede Wereldoorlog danig hebben laten afweten bij het vormgeven en uitdragen van de Nederlandse identiteit. Hij spreekt hier zichzelf toe.
           
Wij gniffelden indertijd over de grote boze man die de lat zo hoog legde dat hij er ondanks zijn een meter vijfennegentig niet bij kon. Ingehaald door Wesseling en Fasseur, allebei wat jonger en vooral wat gemakkelijker voor zichzelf en het leven.

Maar nu liggen daar die twee turven, Het arsenaal van de geschiedenis en Karrensporen onder het asfalt. Ik heb er een paar uur in gelezen en moet concluderen dat Brands al die tijd is tekortgedaan. Bij elkaar duizend pagina’s: een ongelooflijk erudiet pak van Sjaalman. Over de Nederlandse zelfgenoegzaamheid, over de moeizame vooruitzichten van Europa, over de macht van Angela Merkel.

In een fijnzinnig artikel over Jan Romein verklaart Brands de stramheid van zijn leermeester uit diens keuze voor de Derde Weg. Niet eerder heb ik me gerealiseerd dat de onwil om zich te laten inlijven in een kamp van de Koude Oorlog zoveel onvrijheid opleverde, aangezien Romein nooit openlijk de Sovjet-Unie kon kritiseren.

Het zijn inderdaad meestal korte stukken – on-Nederlands genadeloos in hun oordeel. Brands moet al jong hebben besloten dat hij niet in een dwangpositie als die van Romein terecht wilde komen.

Wat vooral niet genoeg kan worden geprezen, is dat er bij hem altijd iets op het spel staat. Bij Brands geen spoor van de niks-aan-de-hand-show waar sommige televisiehistorici nogal aan lijden. Laatst kreeg ik een mail van hem: waarom ik die Timmermans van Buitenlandse Zaken in de Volkskrant niet harder op zijn falie gaf.

Een dwarrelende minister en een praatgraag die geen koers kan houden, aldus Brands. ‘De dingen bij de naam noemen – een verleerde gewoonte in dit zogenaamd idealistische land.’ We zijn de omzwachteling nu wel voorbij, meende hij. Dat is Maarten Brands ten voeten uit: tachtig en de omzwachteling ruimschoots voorbij.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.