In zijn dissertatie Imaazje beziet historicus Niek Pas Provo vooral als een kunstproject. Maatschappelijk gezien stelde de beweging kennelijk niet zo gek veel voor, en dat uitgangspunt heeft hem, te midden van een heleboel lof, ook enige kritiek opgeleverd. Op een bijeenkomst over zijn boek (half juni) herinnerde oud-provo Janhuib Blans vooral aan het door Provo uitgelokte demasqué van de autoriteiten. Maar Blans zei ook iets aardigs over de zelfgekozen opheffing van de groep in 1967. ‘De liefhebbers van de Beatles wilden doorgaan, de aanhangers van de Rolling Stones wilden stoppen.’ Hardere politieke scheidslijnen bestonden er op dat punt blijkbaar niet, en dat doet vermoeden dat Niek Pas best eens gelijk kan hebben.
Als Provo vooral een politieke beweging was geweest, zouden provo’s na de opheffing politiek actief moeten zijn gebleven, dunkt me. Van Roel van Duijn weten we dat. Rob Stolk – overleden – werd drukker en bleef politiek betrokken tot hij zijn huis uit werd geblazen door een extreem-linkse buurman die met explosieven zat te spelen. Maar die anderen, de minder bekenden? Ik heb de lijst van informanten van Niek Pas er maar eens bij genomen. Wat is er van ze geworden?
Auke Boersma, die hartstochtelijk meedeed aan de strijd om de Nieuwmarkt, is nu docent. Enkelen raakten in het verslaafdenmilieu; Janhuib Blans als hoofd Preventie van de Jellinek-kliniek maar anderen als heavy users. Martijn Lindt, samen met Stolk en Van Duijn oprichter van de beweging, schreef een proefschrift over de betekenis van religieuze ervaringen bij de zelfacceptatie van kinderen van NSB-ouders en is nu docent psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Bart van Heerikhuizen, destijds de jonge huistheoreticus, is socioloog en werkt ook aan de UvA.
Van Hans Metz staat me bij dat hij een tijdje trotskist was – buitenissig voor een ex-provo – en nu leuke boeken schrijft over fietstochten. Duco van Weerlee schrijft mooie dingen over Bali. Bernhard de Vries ging in Italiaanse films spelen en doceert nu iets in Italië. Robert Hartzema, kortstondig betrokken maar een pionier, schreef de boeken Innerlijke vrijheid en Innerlijke kracht. Op zijn website meldt hij dat de grootste belemmeringen om ons innerlijk vrij te voelen niet van buitenaf komen, maar van binnenuit. Nico van Apeldoorn werd dichter, en iedereen kent het lied dat hij voor Harry Slinger schreef: ‘Je loog tegen mij alsof ik een kind was.’
Ook de Maastrichtse provo Hans Mol belandde in de literatuur. In een interview met Het Limburgs Dagblad kwam Mol met een aardig verhaal: Hugo Brandt Corstius had in een bespreking van een boek van de Fransman Georges Perec, het boek waarin de letter e niet voorkomt, gesteld dat zoiets in het Nederlands niet kon. ‘Ik heb hem toen een brief daarover gestuurd waarin ik die letter niet gebruik,’ vertelt Mol. ‘Maar ik kreeg geen antwoord. Vervolgens heb ik hem nog zes brieven zonder e geschreven. Ze bleven onbeantwoord.’ Aardige ideeën, weinig antwoord: Provo in een notendop. Al met al vormen die ex-provo’s een aangenaam gezelschap. Maar dat die ‘lieve revolutie’ van Provo er niet gekomen is, dank je de koekoek.
Dit artikel is exclusief voor abonnees