Home COLUMN | Annejet van der Zijl: Zwarte Cowboys

COLUMN | Annejet van der Zijl: Zwarte Cowboys

  • Gepubliceerd op: 26 januari 2015
  • Laatste update 28 mrt 2023
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl
  • 5 minuten leestijd

Het verhaal van Seabiscuit, het ongelukkige renpaard dat kampioen werd, gaf velen hoop. Zijn leven werd met groot succes beschreven en verfilmd. Annejet van der Zijl stuitte op een ruiterclub, waar zwarte jongeren zich optrekken aan hun eigen scharminkelige Seabiscuits.

Toen de Amerikaanse schrijfster Laura Hillenbrand haar plan voor een boek over het fameuze renpaard Seabiscuit aan een uitgeverij voorlegde, was de reactie aanvankelijk sceptisch. Er bestaat, zo zei de dienstdoende redacteur, een lijstje van onderwerpen die commercieel zo oninteressant zijn dat geen verstandig uitgever zich eraan waagt. En paardenrennen stond daar hoog op. Pas nadat ze had verteld dat dit renpaard in 1938 meer aandacht in de Amerikaanse kranten kreeg dan president Franklin Roosevelt, Adolf Hitler en Benito Mussolini samen, beloofde hij haar voorstel te lezen.

De rest is, zoals dat zo mooi heet, geschiedenis. Seabiscuit, an American Legend verscheen in 2001 en werd een bestseller. Hillenbrands tweede boek Unbroken, over het leven van de hardloper en bombardementspiloot Louis Zamperini, trouwens ook. Van de twee boeken werden tot dusver bij elkaar meer dan 10 miljoen exemplaren verkocht. Beide boeken werden verfilmd. De laatste, in de regie van Angelina Jolie, draait nu in de bioscoop.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Over paarden schrijven kán dus wel degelijk. Daarom wijd ik met een gerust hart een stukje aan een meer dan honderd jaar oude ruitersportvereniging in Philadelphia. Dat klinkt chic, maar dat is het niet. Verre van zelfs. Want de Fletcher Street Urban Riding Club is gevestigd in een van die zwarte, door criminaliteit en werkloosheid beheerste pauperwijken die Amerika zo’n slechte naam geven. De ruiters van deze club zijn stuk voor stuk afkomstig uit die onderlaag van de Amerikaanse samenleving, waarin armoede en hopeloosheid van generatie op generatie worden doorgegeven. Wat hun paarden betreft, die komen uit het slachthuis. Of anders uit het voorportaal daarvan: de veiling waar alleen hun vlees nog een paar dollarcenten waard is.

Ik ontdekte het bestaan van deze ongebruikelijk ruiterclub dankzij een nummer van de Britse band Rudimental, ‘Feel the Love’ (2012), dat ik op de autoradio hoorde en zo aanstekelijk vond dat ik het weer wilde horen. En toen ik de videoclip eenmaal op YouTube had gezien, was ik verkocht. Ik kan u aanraden het even op te zoeken (zie www.historischnieuwsblad.nl/links) ook al zijn uw oren misschien meer gewend aan Bach en Beethoven en vindt u dit moderne herriemuziek. Zet het geluid dan zachter, maar blijf wel kijken. Naar die zwarte jongetjes die op een ijzig koude ochtend door hun wijk lopen, op weg naar een stuk braakliggend terrein waar de oudere leden van de club – die ooit ook zulke jongetjes waren – zich al met hun paarden verzameld hebben.

Kijk hoeveel een stelletje afgedankte en voor de slacht bestemde dieren kan betekenen voor mannen en vooral jongens voor wier kansen niemand een stuiver geeft.

Hoe ze van geboren losers veranderen in trotse zwarte cowboys, die zelfbewust paraderen door de troosteloze straten van hun buurt. En hoe ze hun eigen paardenrennen organiseren,  toegejuicht door een paar meisjes die hun handen warmen aan een olieton. Zie hoeveel plezier er is op deze koude ochtend en dat er wellicht toch een kansje gloort dat jongens hierdoor een ander, beter leven kiezen dan de misdaadcarrière die nu nog hun enige voorland lijkt. On horseback out of the hood, zoals het motto van de club luidt.

Het geheim van de enorme populariteit van het renpaard Seabiscuit in de jaren dertig was dat hij eigenlijk te klein en te lui werd geacht. Bijzonder elegant was hij evenmin, met zijn dikke romp en knobbelige knieën. De eerste jaren van zijn loopbaan verliepen dan ook dramatisch. Wegens zijn vermeende luiheid werd hij voortdurend afgeranseld door jockeys; een van hen omschreef hem als ‘mean, restive and ragged’. Hij weigerde op een gegeven moment nog te lopen of te eten.

Toen kreeg het dier een nieuwe eigenaar, die besloot het inmiddels zwaar vermagerde paard voor de verandering eens goed te verzorgen. Hij mocht uitslapen zo lang hij wilde, kreeg het beste voer en – misschien nog wel het belangrijkste, want paarden zijn niet graag alleen: hij kreeg gezelschap in zijn stal. Dat bestond uit een ouder, stabiel paard genaamd Pumpkin, de aangelopen zwerfhond Potacell en een aapje met de naam Jo-Jo.

Vanaf dat moment liep Seabiscuit als de wind. Hij won de ene race na de andere en groeide uit tot een nationaal symbool van hoop voor de Amerikanen, die tijdens de op dat moment al jaren durende Grote Depressie net zo murw en lamgeslagen waren als dit dier in de eerste jaren van zijn leven was geweest.

Ik weet best: zo’n Hollywood-sprookje als dat van Seabiscuit zal de Fletcher Street Urban Riding Club waarschijnlijk niet zijn. En het is tamelijk onwaarschijnlijk dat het dikke jongetje met het goedkope rode donsjack en de baggy trousers dat zo prominent figureert in de videoclip, ooit een olympisch kampioen zal worden. Maar het bijna tastbare gevoel van  trots en hoop waarmee hij zijn scharminkelige pony’tje berijdt, is hetzelfde als dat wat het Amerikaanse publiek voelde toen ze hun favoriete racepaard zagen winnen. Het is ook in deze cynische tijden een fijne gedachte dat wat er verder ook in het leven van deze jongen gebeurt, niemand deze momenten van hem kan afpakken.