Annejet van der Zijl brengt een ode aan ‘haar’ Afsluitdijk en maakt zich boos over de plannen om deze meesterschepping van Nederlandse ingenieurskunst op te pimpen. ‘Om met Dikkertje Dap te spreken: ik sta paf.’
Mijn vroegste herinneringen aan de Afsluitdijk dateren van toen ik vijf jaar oud was. Mijn ouders, toen nog woonachtig in wat bij ons thuis ‘het westen’ werd genoemd, kochten een weekendhuisje in hun heitelan. Vanaf dat moment maakte de hele familie – mijn vader met een enorme plunjezak voorop, de kinderen ieder met een eigen koffertje, het konijn in een emmer met deksel – elke vakantie een urenlange odyssee per streekbus, over de Afsluitdijk naar een slaperig Zuid-Fries gehucht.
Het negentiende-eeuwse arbeidershuisje dat als onze datsja diende zat vol authentieke details, zoals een bedstee, een houtkachel en een ton met een houten plank erboven die voor toilet moest doorgaan. Dat was een fikse cultuurshock, gewend als ik was aan een moderne doorzonwoning in een nieuwbouwwijk met de duinen op fietsafstand. Die schok werd nog veel groter toen we enkele jaren later voorgoed over de Afsluitdijk trokken, nu per verhuiswagen.
Achteraf was die verhuizing het begin van een heimwee dat pas verdween toen ik, vele decennia later, een huisje kocht vlak bij de duinen, hemelsbreed maar een kilometer of tien verwijderd van de nieuwbouwwijk waar ik mijn eerste jaren doorbracht. Maar de familie is in Friesland gebleven, dus ga ik nog steeds geregeld over de dijk. Tot mijn grote geluk, want ik weet weinig mooiere uitzichten dan daar, met de ruime en weidse luchten en het water van de getemde Zuiderzee, dat, afhankelijk van wind en seizoen, altijd weer een andere kleur lijkt te hebben.
De fascinatie
Elke keer groet ik dus trouw Cornelis Lely, de man achter de Zuiderzeewerken, die vanaf 1953 in zijn bronzen wapperende jas onverzettelijk uit staat te kijken over zijn meesterwerk. Toen ik zijn geest een aantal jaren geleden ook in Suriname ontmoette – hij bleek daar onder andere een spoorlijn te hebben aangelegd -, raakte ik zo door hem gefascineerd dat ik overwoog een boek over hem te schrijven. Zijn werken waren groot, maar zijn leven was godvruchtig en gestaag. Helaas besefte ik al snel dat ik daar als biograaf niet veel aan toe te voegen zou hebben.
Ik stelde me tevreden met elke keer die heerlijke rit over die stoere, rechte, van elke onzin gespeende en dus schitterende dijk. Dat de monumentale sluizen soms haperden vergaf ik ze met graagte: zo erg vond ik het nooit om daar al wachtend nog wat extra tijd te mogen doorbrengen.
Maar nu is de dijk als gevolg van de stijgende zeespiegel afgekeurd en moet hij worden versterkt. Goed plan – Lely, functionalist bij uitstek, zou niet anders gewild hebben. Anders ligt het met het voornemen om zijn creatie op te pimpen tot ‘het internationale visitekaartje voor de Nederlandse waterbouw, innovatie en Dutch Design’ middels een ‘beleefcentrum voor toeristen’ in Kornwerderzand. En een heuse lichtkunstenaar gaat ‘de beleving’ van de dijk complementeren met onder andere een lasershow.
Het ergste echter is dat deze Daan Roosegaarde van plan is om de prachtige, uit de jaren dertig daterende sluiscomplexen aan het begin en eind van de dijk alsmede een deel van de middenberm over te schilderen met reflecterende verf. Hiermee, zo verklaarde hij parmantig bij de lancering van zijn plannen, wil hij de ‘de kracht en kwetsbaarheid van leven met water’ aantonen.
Lege ijdeltuiterij
Om met Dikkertje Dap te spreken: ik sta paf. Ten eerste is er geen mens voor wie deze volstrekte open deur nog aangetoond dient te worden. Ten tweede kun je dit alleen maar zien als een onherstelbare vernieling van vaderlands erfgoed en een prachtig stuk Nederland. Verantwoordelijk minister Melanie Schultz zei het zelf zo treffend: de Afsluitdijk is ‘De Nachtwacht onder de infrastructurele werken’. Wel, Rembrandts meesterwerk ga je toch ook niet met fluorescerende verf bekladden om – ik doe maar een gooi – ‘de fragiliteit van kunst’ aan te tonen?
Ter verdediging beriep Roosegaarde zich op een spreuk in het monument op de dijk: ‘Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst.’ Oftewel: vernieuwing hoort bij de Afsluitdijk. Maar hij bouwt of vernieuwt helemaal niet. Wat hij doet is lege ijdeltuiterij, die haaks staat op alles waar de stoere mannen die deze dijk aanlegden zich sterk voor maakten. Had Roosegaarde enig historisch besef gehad, dan had hij dat geweten, en de bescheidenheid gehad om zich met zijn verfspuiten en loos artistiek gebabbel verre te houden van die dijk. Want van iets wat van zichzelf zo mooi is, heb je met je poten af te blijven.
Dit artikel is exclusief voor abonnees