‘Geschiedenis voor beginners’ – zo noem ik deze column. En zo zal die blijven heten, zolang me deze mooie plek in Historisch Nieuwsblad vergund is en ik er zelf plezier in heb.
Hoezo ‘beginners’, denkt u misschien. Die Van der Zijl draait toch al een tijdje mee in het historisch-literair circuit? En daar hebt u gelijk in, want mijn eerste boek, Jagtlust, verscheen welgeteld veertien jaar geleden. Maar strikt genomen klopt het, want ik mag me pas sinds mijn laatste boek officieel ‘historica’ noemen. Belangrijker dan dat is echter voor mij het feit dat je je, juist bij geschiedschrijving, voortdurend weer een ‘absolute beginner’ kunt wanen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Altijd weer zijn er nieuwe verhalen die je je eigen kunt maken en nieuwe werelden om te ontdekken. Elke keer weer moet je je er met dezelfde onbevangenheid en enthousiasme in vastbijten. En elke keer weer blijf je je verbazen over wat je vindt. Geschiedenis nodigt niet uit tot cynisme of arrogantie, en dat vind ik er nou juist het mooie aan.
Geschiedenis nodigt wél uit tot nieuwe inzichten. Ook over jezelf, zo merkte ik toen ik onlangs mijn grootmoeder ging begraven. Zo ben ik er altijd stellig van overtuigd geweest dat ik zo van historische verhalen hou omdat die zoveel spannender zijn dan de meestal toch tamelijk saaie werkelijkheid van alledag.
Werk en privé heb ik dan ook altijd strikt gescheiden gehouden. Waarom zou ik een verhaal gaan uitzoeken waarvan ik details en afloop al ken, en waar ik me dus vast en zeker bij ga vervelen? Maar vanzelfsprekend viel aan mij, de kleindochter-historica, na mijn oma’s overlijden de mooie taak toe om een praatje te houden, en dus reconstrueerde ik nu toch voor de eerste keer een levensloop van iemand uit mijn naaste omgeving. En ik kan u zeggen: ik kan het iedereen aanraden.
En dat niet omdat oma Jetske opeens tóch een buitengewoon dan wel spannend leven bleek te hebben geleid. Welnee. De Friese bejaardentehuizen zitten waarschijnlijk vol met vergelijkbare levensgeschiedenissen. Rustig, doorsnee, klein – niets groots of meeslepends aan. Je kunt ook zeggen: veel alledaags geluk.
Zelfs haar overlijden was niet bijzonder tragisch. Ze bereikte de gezegende leeftijd van maar liefst 104 met een heldere geest, een goed humeur en een behoorlijke gezondheid. Geleden heeft ze nauwelijks en het vooruitzicht van de dood accepteerde ze met dezelfde nuchterheid als ze het leven had geaccepteerd: ‘Tja, ik heb er nu de leeftijd voor.’
En toch heb ik gedurende de dagen voorafgaande aan haar begrafenis met buitengewoon veel plezier gewerkt aan wat ik – niet origineel, wel toepasselijk – ‘De eeuw van mijn oma’ had gedoopt. Want nu pas maakte ik kennis met die opgewekte arbeidersdochter uit de Friese Wouden, die dol was op dansen en pas tot een huwelijk over te halen was toen de knapste jongen van het dorp om haar hand dong.
En met de jonge moeder in Amsterdam, die terwijl haar man carrière maakte, thuiszat met de kinderen en vreselijk verlangde naar het eigen Friesland, haar familie, haar vriendinnen. En met de vrouw van middelbare leeftijd, die dolgelukkig was dat zij en mijn opa teruggingen naar ’t Heitelan, en daar vervolgens de gelukkigste jaren van haar leven had.
Het laatste stuk kende ik natuurlijk grotendeels al: dat was dat van de weduwe die met verve deelnam aan het volksdansen, het bloemschikken, de reisjes, de modeshows en al het andere seniorenvermaak dat in de diverse bejaarden- en verpleegtehuizen wordt georganiseerd. ‘Tot haar honderste was ze de drijvende kracht bij elk uitje,’ zoals de directrice van haar laatste tehuis zei.
Lopend achter de kist realiseerde ik me voor het eerst pas echt goed wat een klein stukje van andermans leven we meestal maar zien. En dat ik, door haar verhaal nog eens uit de schaduwen van de tijd op te diepen, nu veel meer weg kon brengen dan dat verfrommelde hoopje mens dat er aan het einde van oma Jetske was overgebleven. En op de een of andere manier vond ik dat, daar in die druipende herfstbossen van Beetsterzwaag, een buitengewoon troostrijke gedachte.