Home COLUMN: Annejet van der Zijl

COLUMN: Annejet van der Zijl

  • Gepubliceerd op: 1 maart 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl

Ik kan er zo onderhand de klok op gelijkzetten: zodra er iets met de Oranjes aan de hand is, rinkelen hier de telefoons. Kennelijk sta ik nog steeds onder de K van Koningshuisdeskundige in de diverse redactie-Rolodexen en kom ik daar, wat ik verder ook heb geschreven of zal schrijven, nooit meer uit. Dat is natuurlijk de schuld van prins Bernhard, of liever: van het boek dat ik ooit de moed had over hem te schrijven. Of misschien moet je het overmoed noemen – want ik zou het niemand aanraden.

Dat het zo’n moeizame onderneming is om te proberen iets serieus te schrijven over de Oranjes, ligt niet eens zozeer aan het onderwerp zelf – in elk geval niet naar mijn ervaring. Nee, wat het zo lastig maakt is die de merkwaardige, bijna manische relatie die wij zogenaamd nuchtere Nederlanders met hen onderhouden. Wie de media van de laatste jaren een beetje heeft bijgehouden, ziet dat we voortdurend heen en weer jojoën tussen een wezenloze bewondering en even redeloze kritiek, die steeds minder te maken lijkt te hebben met de personen zelf, maar vooral met een voortdurende behoefte aan spektakel.

Toen eenmaal bekend was dat ik bezig was met een boek over prins Bernhard, merkte ik dat ik er steeds meer tegen op ging zien me op feestjes en partijen te vertonen. Zelfs journalisten van kwaliteitskranten stootten me op giechelige fluistertoon aan en vroegen of ik misschien nog – haha – ‘een smeuïg onthullinkje’ voor ze had. En dan kon ik nog zo geduldig uitleggen dat het me juist niet om onthullingen te doen was, maar om een historische verklaring van een fenomeen dat ik niet begreep (e.g. het gedrag van de prins in kwestie) – het maakte allemaal niets uit. Het enige wat ik terugkreeg was zo’n blik van: ‘Jaja, ik weet wel beter. Jij wilt dat lekkere brokje zeker voor jezélf houden!’

Na de publicatie van mijn boek werd het nog veel erger. Niet alleen werd mijn arme, zo zorgvuldig met research onderbouwde en in elkaar gezette betoog geplunderd en uit zijn verband getrokken om er in godsnaam toch maar ‘nieuws’ mee te kunnen maken, ook moest ik er zelf aan geloven. Zo stuitte ik daags na de presentatie, waarbij ik me toch uiterst genuanceerd over mijn onderwerp had uitgelaten, in mijn eigen krant op een bozige foto van mezelf, vergezeld van een even grimmige kop: ‘Van der Zijl: “Ik heb een hekel aan prins Bernhard!”’

Toen ik bij de journalist in kwestie navroeg waarom hij mij iets had laten zeggen wat ik ten eerste niet had gezegd, en wat ten tweede ook helemaal niet zo was, kreeg ik een korzelige reactie. Misschien had ik het dan wel niet precies zo gezegd, maar hij had het aan me gezien. En verder moest ik niet zeuren; ik mocht blij zijn dat ik zoveel aandacht kreeg. Inderdaad, de Leugen regeert – misschien niet overal, maar toch wel opmerkelijk vaak in de royaltyverslaggeving.

Arme Oranjes. Wat mij toen overkwam, overkomt hun voortdurend. What a life, om met prins Bernhard te spreken. Ik kan alleen maar hopen dat zijn kleinzoon en diens vrouw wijs genoeg zijn om zich te realiseren dat ze een mooie functie bekleden in een sprookjesfabriek, en dat de verslaggeving over hen op z’n best niet meer is dan een recensie van de rol die ze spelen.

En dat ze niet de fout maken die roemruchte koninklijke brokkenpiloten als prinses Diana en prins Bernhard wel maakten – namelijk om zelf in hun publieke beeldvorming te gaan geloven en er, zoals Bernhard, verslaafd aan te raken.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.