Home COLUMN: Annejet van der Zijl

COLUMN: Annejet van der Zijl

  • Gepubliceerd op: 29 oktober 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl

Met bibliotheken en archieven heb ik altijd een beetje een dubbele verhouding gehad. Aan de ene kant zijn ze een soort intellectuele snoepwinkel: bibliotheken als bron van allerlei prachtige verhalen, archieven als goudvelden waar je materiaal vindt om zelf iets moois te maken. Maar ondertussen kon ik het nooit echt goed vinden met de fysieke werkelijkheid van dit soort instituten.


Dat probleem deed zich al vroeg voor. Als achtjarige zat ik ooit zo heerlijk te lezen achter een boekenkast in de Leeuwarder jeugdbibliotheek dat ik de sluitingsbel niet hoorde. Pas na een halfuur merkte ik dat het toch wel erg stil was in het gebouw.

Wat te doen? Mobiele telefoons bestonden nog niet, en alle ramen en deuren zaten potdicht. Na veel geaarzel belde ik de politie. Die lichtte de bibliothecaresse in. Nooit zal ik haar woedende blik vergeten toen ik door haar en twee agenten werd bevrijd, en ik geloof niet dat ik er daarna ooit nog terug heb durven komen.

Archieven en ik gingen ook al vaak slecht samen. Geheel mijn eigen schuld overigens, want ik vind het nu eenmaal het prettigst om archiefonderzoek samen met iemand anders te doen. En dan kan het weleens gebeuren dat je even met elkaar overlegt, of dat je elkaar enthousiast op een vondst wilt wijzen.

Als blikken konden doden, had ik mijn werkzaamheden als archiefonderzoeker beslist niet overleefd. Nog hoor ik het dwingende ‘Sst…!’ waarmee ik tot stilte werd gemaand. In de studiezaal van het Nationaal Archief werd ik ooit zo lastig bevonden dat de dienstdoende documentalist me op woedende fluistertoon kwam melden dat ik on-mid-del-lijk diende te stoppen met mijn storende gedrag, anders zou ik on-mid-del-lijk verwijderd worden.

Wat kon ik me na zo’n lange dag bevrijd voelen als ik weer in de frisse buitenlucht was en mensen gewoon hoorde práten. En lachen zelfs. Maar ja, geen historisch onderzoek, dan ook geen verhalen om te vertellen. Dus de volgende dag moest ik toch weer terug naar die smoezelige, nog vaag naar tabaksrook ruikende ruimte, de sleetse formicatafels, de doodse, alleen door papiergeritsel onderbroken stilte en de afkeurende ogen van de medegebruikers.

En nu werd ik, notoire lastpost, door het Nationaal Archief gevraagd om de opening van hun nieuwe studiezaal voor hun bezoekers luister bij te zetten. Zo’n eervolle uitnodiging kon ik natuurlijk niet afslaan. Bovendien hadden ze me foto’s gestuurd van het nieuwe onderkomen en was ik toch erg nieuwsgierig hoe de vaste klanten erop zouden reageren.

Want de nieuwe studiezaal lijkt werkelijk in niets meer op de oude. Ruimtelijk, fris en helder, vol vrolijke kleuren en ingenieuze designoplossingen. Het geheel heeft meer weg van een hippe kledingwinkel met een intellectuele twist dan van de hangplek voor geschiedenisjunks die een studiezaal normaal gesproken is. Er zijn, speciaal voor types als ik, zelfs aparte ruimtes ingericht waar je met meer mensen tegelijkertijd kunt werken zonder anderen lastig te vallen.

Zelf vind ik het resultaat werkelijk prachtig, en ik kan niet wachten tot ik er weer heen moet. Maar ik kon me wel voorstellen dat de organisatie dacht: hoe gaat onze harde kern van de ‘Sst!’-bezoekers hierop reageren? Dus eigenlijk diende ik als een soort lokeend, die na een enthousiasmerend praatje als eerste door het poortje zou gaan, met het idee dat de overige bezoekers me dan vanzelf wel zouden volgen.

En zo gebeurde. Met gezichten vol argwaan en scepsis besnuffelden de gestaalde archiefratten de diverse hoeken en gaten van hun nieuwe onderkomen. Aarzelend liepen ze langs de maagdelijke witte tafels, de gekleurde kussens, de designstoelen en al die andere mooiigheid waartussen ze vanaf nu hun dagen zouden moeten doorbrengen. ‘Nou, ’t is niet meer wat het was,’ hoorde ik eentje tegen een medegebruiker zeggen.

Nee, dat is het zeker niet meer. Maar leer mij die archiefratten kennen. Die laten zich door een beetje design echt niet van hun vaste plek verjagen. En gelukkig maar. Want hoe fijn het ook is, zo’n mooie omgeving om in te werken: de ziel van de zaal, dat zijn zij.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.