De kindersterfte in Nederland is gelukkig erg laag. Dat komt onder meer door de hoge vaccinatiegraad. Annegreet van Bergen begrijpt dan ook niets van ouders die hun kinderen niet laten inenten.
Waar zit hun verstand? Dat vraag je je af als je verhalen leest over jonge, hippe moeders die hun kinderen niet tegen besmettelijke ziekten willen laten inenten. Hebben zij weleens over de randen van hun eigen wereldje gekeken? Een geschiedenisboek gelezen?
Misschien gaan hun ogen open wanneer ze een verhaal zouden horen zoals dat van Co (1932). Co kwam begin jaren vijftig als jonge vrouw in de Kruisstraat in Krommenie wonen. ‘Er waren drie huizen op één erf en in het laatste huisje woonde een oude vrouw met wie niemand contact had. Ze kwam uit Amsterdam en iedereen vond haar maar een beetje vreemd. Ik lapte altijd de ramen van mijn naaste buurvrouw en dan nam ik die van haar ook even mee. Een keer riep ze me binnen. Ze gaf me een reep chocola, omdat ze zo blij was dat ik zomaar haar ramen deed. Toen vertelde ze mij haar geschiedenis: ze lag in een bovenwoning in Amsterdam in het kraambed van haar vierde kind, toen een van haar kinderen heel ernstig ziek werd. Het stierf. Even later werd ook het tweede kind ziek. Ook dat kind stierf. En binnen drie weken ook het derde kind. Alle drie stierven ze aan difterie. Alleen de baby bleef leven. Daarna heeft ze nooit meer kunnen lachen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Difterie is een gevaarlijke infectieziekte; mensen besmetten elkaar. Sinds 1953 is er in Nederland vaccinatie tegen difterie mogelijk. Tot die tijd kostte de ziekte in sommige jaren aan duizenden mensen, vooral aan kinderen, het leven.
In het huidige, rijke en ontwikkelde Nederland zijn vrijwel alle dodelijke kinderziekten getemd. Sterfte onder kinderen is een zeldzaamheid geworden. Tegenwoordig overlijdt 1 op de 300 baby’s in hun eerste levensjaar. Een ramp voor de ouders, maar niets vergeleken met vroeger. Rond 1950 stierf 1 op de 30 baby’s vóór de eerste verjaardag, in 1900 liefst 1 op de 6.
Kinderen waren een broos bezit; elk moment konden ze de ouders ontvallen. Daarom deden die er verstandig aan hun hart niet te zeer aan hun kleintjes te verpanden. Dat is ongetwijfeld een van de redenen waarom de opvoeding indertijd veel afstandelijker was dan nu, zonder enig geknuffel of gestoei.
Binnen drie weken verloor de vrouw drie kinderen aan difterie
Weelde went. Als het gedrag van de weigermoeders iets laat zien, is dat het wel. Klaarblijkelijk denken zij dat de luxe waarmee vrijwel alle ouders van nu gezegend zijn – namelijk nooit een kind hoeven begraven – de vanzelfsprekende gang van zaken is. Maar niets is minder waar. Historisch en wereldwijd gezien is de huidige lage kindersterfte in Nederland een weldadige uitzondering op een trieste regel.
Deze bijna volledige uitroeiing van kindersterfte danken we aan onze rijkdom. Aan hygiënische leefomstandigheden, aan goede voeding en de voortreffelijke gezondheidszorg. Zoals het in 1957 gestarte Rijksvaccinatieprogramma (RVP) voor baby’s en kinderen. Aanvankelijk bestond dit alleen uit inenting tegen DKTP (difterie, kinkhoest, tetanus en polio), maar het is later uitgebreid.
In 1956, vlak voordat het RVP werd geïntroduceerd, werd Nederland voor het laatst getroffen door een grote epidemie van polio of kinderverlamming. Die eiste 70 dodelijke slachtoffers en veroorzaakte bij bijna 1800 kinderen ernstige verlammingen. Na 1957 waren er nog twee kleinere polio-epidemieën, in 1971 eentje op de Veluwe en in Staphorst en in 1992 een andere in Streefkerk. Beide in een gebied met een hoge concentratie bevindelijk gereformeerden die hun kinderen niet laten inenten, omdat ze vaccinatie een ontoelaatbaar ingrijpen in de goddelijke voorzienigheid vinden.
Dit laat zien dat er gevaar dreigt wanneer véél ouders hun kinderen niet laten vaccineren. Weigert slechts een enkeling, dan is dat geen probleem. Dan is er zogeheten groepsimmuniteit; doordat bijna alle kinderen immuun zijn kan het virus zich niet verspreiden. Wordt de vaccinatiegraad echter te laag, dan ligt het gevaar van een epidemie op de loer.
Bij mij op de lagere school zat een paar klassen boven mij een meisje dat met haar ene been trok, waardoor ze nogal raar liep. Ook was er iets vreemds met een arm. Die hing niet langs haar lijf, zoals bij andere kinderen, maar zat als het ware schuin voor haar buik geplakt. Kinderverlamming, werd ons verteld. Als kind nam ik dat voor kennisgeving aan. Nu weet ik dat kinderverlamming niet meer hoeft en daarom hoop ik dat bij de inentdiscussies het gezond verstand het wint. Want de klok wordt toch erg ver teruggedraaid wanneer er straks opnieuw zulke gehandicapte kinderen op het schoolplein zouden rondlopen.
Annegreet van Bergen is econoom en journalist. Ze schreef het boek Gouden jaren, over de naoorlogse groei die ons leven op alle fronten heeft veranderd. In deze rubriek beschrijft ze voorwerpen die grote vernieuwingen met zich meebrachten.