Karl August Lingner verdiende eind negentiende eeuw kapitalen met de verkoop van mondwater. Maar deze ‘Odol-tycoon’ hield al dat geld niet alleen voor zichzelf, zo ontdekte Annegreet van Bergen.
Toen ik met vakantie in Dresden was, moest ik denken aan hoe ik me als tiener het hoofd had gebroken over een nummer van Frank Zappa. Wat bedoelde hij in hemelsnaam toen hij zong dat hij hoopte een ‘dental floss tycoon’ te worden? Begin jaren zeventig wist ik niet wat tycoon betekende, laat staan dat ik wist wat dental floss was. Toen ik eenmaal begreep dat het ging om een steenrijk iemand die een bepaalde bedrijfstak grotendeels in handen heeft, en in het geval van Zappa om iemand die gladde touwtjes verkoopt om ruimtes tussen tanden en kiezen te reinigen, vond ik zijn droom een goede grap.
In Dresden zag ik dat iemand daadwerkelijk fortuinen heeft verdiend op de markt voor mondverzorging. Dankzij Odol-mondwater is Karl August Lingner (1861-1916) schathemeltjerijk geworden. Nog steeds zijn talrijke sporen van deze Odol-tycoon in en om Dresden te vinden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De erfenis van Karl August Ligner
De eerste zag ik toen we in oostelijke richting langs de Elbe fietsten. Op de steile noordoever van de rivier ligt menig prachtige villa. Aan de enorme huizen in de voorsteden die, anders dan het centrum, de Tweede Wereldoorlog ongeschonden zijn doorgekomen zie je dat Dresden ooit heel rijk is geweest: in 1933 was het inkomen per hoofd van de bevolking daar het hoogste van de hele wereld.
Eén fier boven terrassen met druivenranken gelegen slot trok extra mijn aandacht. Vooral omdat er voor het gebouw sierlijke witte parasols stonden; daar zou weleens een mooi restaurant kunnen zitten. Via internet kwam ik erachter dat dit Villa Stockhausen was en dat je er met tramlijn 11 kon komen. Toen we bij de halte uitstapten, volgden we de andere passagiers en liepen we in ganzenpas naar de villa. Daar, hoog op de Elbe-oever, met een magnifiek uitzicht over de rivier, de stad en verre graanvelden, maakte ik kennis met Karl Lingner.
Deze Odol-koning kocht deze villa in 1897 van een rijke bankiersvrouw, die hem in 1880 had laten bouwen. Toen Lingner zonder erfgenamen stierf, vermaakte hij de villa aan de stad Dresden. Villa en park moesten openbaar toegankelijk zijn én mensen moesten er voor een schappelijke prijs kunnen eten. In de DDR-periode werd met deze voorwaarden de hand gelicht, maar sinds 2002 wordt de villa in Lingners geest gebruikt. Behalve een tamelijk chic restaurant is er ook een kiosk met Brat- und Currywurst. Tegenwoordig heet Villa Stockhausen Lingnerschloss, en dat ‘slot’ past beter bij het imposante gebouw dan het bescheiden ‘villa’.
Knappe meisjes vragen in drogisterijen naar Odol
Hoe kan iemand zo rijk worden van mondwater dat hij niet alleen dat slot, maar ook een Hygiënemuseum en vele andere instituten kan nalaten? Ulf-Norbert Funke noemt in zijn biografie van Lingner, Leben und Werk eines sächsischen Grossindustriellen, een aantal redenen. Zo begreep Lingner dankzij uit Amerika afkomstige geschriften wat reclame en marketing kunnen doen. In plaats van gortdroge informatie aan klanten te verschaffen koos hij in reclame-uitingen voor ‘een intiem tweegesprek’. Ook liet hij knappe meisjes tegen betaling bij drogisterijen naar Odol vragen, waardoor die het ‘veelgevraagde’ mondwater in hun assortiment opnamen. Ook kwam Lingner als een van de eerste fabrikanten met een duidelijk herkenbaar merkproduct. Het karakteristieke Odol-flesje met zijn horizontale sluiting was en is uit duizenden herkenbaar.
Odol in de praktijk
De naam Odol ontleende hij aan het Latijn voor tand (odous) en olie (oleum) en daarmee gaf hij welbewust een populairwetenschappelijk tintje aan zijn mondwater. Als man van zijn tijd hamerde Lingner op de ‘wetenschappelijk’ bewezen werking van het mondwater. Zonder dat het scherp was of anderszins akelig aanvoelde, doodde Odol bacteriën in de mondholte. Dat laatste was kort na Robert Kochs ontdekking van de tuberkelbacterie in 1882 een niet onbelangrijk verkoopargument.
Lingner heeft zijn enorme winsten voor een groot deel gestopt in wetenschappelijk gezondheidsonderzoek en in de verspreiding van kennis over het belang van hygiëne op allerlei terreinen. De ironie wil dat hij zoveel winst kon maken omdat men tandtechnisch nog niet veel verder dan symptoombestrijding was. Nu is bekend dat de mond een ecosysteem is en dat je door het gebit goed schoon te houden met fluoridehoudende tandpasta en door weinig te snoepen een klimaat schept waarin ziekteverwekkende bacteriën niet de overhand kunnen krijgen. Daardoor rotten onze tanden en kiezen niet meer en stinken we ook niet meer en masse uit onze mond.
Om die reden worden er tegenwoordig veel tandpasta, tandenstokers en dental floss verkocht, én grijpen we nu nog amper naar het mondwater van Karl August Lingner.