Home BUITEN SCHOT. NEDERLAND TIJDENS DE EERSTE WERELDOORLOG, 1914-1918

BUITEN SCHOT. NEDERLAND TIJDENS DE EERSTE WERELDOORLOG, 1914-1918

  • Gepubliceerd op: 8 mei 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Gerard Borst

Ha fijn, oorlog!

Duitsland mobiliseerde op de eerste augustus. In het zonovergoten centrum van München kon men over de hoofden lopen. De mensen waren door het dolle heen. Ha fijn, oorlog! De Beierse hoofdstad verleende gastvrijheid aan Louis Couperus. De grote Nederlandse schrijver voelde zich te midden van de volksvreugde als vreemdeling wonderlijk alleen. Ook Nederland riep op die stralende augustusdag in 1914 zijn leger onder de wapenen. Om klokslag drie uur werden overal mobilisatieoproepen opgeplakt. Een half uur later begonnen de kerkklokken te luiden ten teken dat de mobilisatie begonnen was.
        Volgens Paul Moeyes bleef de bevolking er nuchter onder. In Buiten schot, zijn bewonderenswaardige studie over de Nederlandse oorlogsjaren, citeert Moeyes uit de herinneringen van een inwoner van Wormerveer. Bij de Zaankanters was het oorlogsenthousiasme ver te zoeken: ‘De hele buurt stond net buiten. Heel rustig allemaal. Ze praten, ze roken een pijpje en de moeders poetsen de knopen glad van het uniform dat de zoons en de mannen straks moeten aantrekken.’
        Die zoons en mannen was een ander lot beschoren dan de militairen die elders in Europa door uitzinnige menigten naar de mobilisatietreinen werden begeleid. Moeyes heeft zijn boek een adequate titel meegegeven; ons land bleef in de ‘Grote Oorlog’, zoals we allemaal weten, inderdaad buiten schot. Aan de mogelijkheid een afgrijselijke dood te vinden op een blubberig slagveld hebben de Nederlandse soldaten, die vier jaar lang paraat bleven, nooit blootgestaan. Moesten zij niet oefenen, dan bestond hun leven voornamelijk uit verveling. Moeyes komt met smakelijke verhalen over de manieren waarop men dit probleem te lijf ging. Gelegerden konden leeszalen bezoeken, onderwijs volgen, aan sport doen of werken aan hun kunstzinnige vorming. Een ‘bioscope-auto’ vertoonde films en artiesten verzorgden toneel- en cabaretvoorstellingen.
        Echt afzien was het niet voor de dragers van de wapenrok, al waren de voedselvoorziening en de verlofregelingen slecht. Uitzonderingen vormden de manschappen die werden ingezet bij de bestrijding van het aan de Nederlands-Belgische grens welig tierende smokkelverkeer, de onderdelen die hulp moesten bieden bij de watersnood in Noord-Holland en de contingenten die de opdracht kregen bij boeren verborgen voorraden op te sporen.

Honden- en kattenslagers
Over het onderwerp ‘Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog’ is betrekkelijk weinig geschreven. Historici bij wie een helder overzicht is te vinden van de voornaamste binnenlandse gebeurtenissen in dat tijdvak en die bovendien laten zien hoe de oorlog heeft ingegrepen in het dagelijks bestaan van de Nederlanders, hebben altijd geschitterd door afwezigheid. Maar nu is er Moeyes. Voor Buiten schot moeten we met een grote zwaai onze hoed afnemen. De auteur dwingt vooral respect af met zijn generalisme. De staalkaart van geschiedkundige genres wordt in Buiten schot volledig leeggescheurd. Moeyes beweegt zich makkelijk op militair terrein. Maar ook op het gebied van de economie, de politiek, de pers en de literatuur kan hij goed uit de voeten. Het boek verschaft ons stevige kost. Bij alle degelijkheid houdt de auteur echter een open oog voor het pikante detail. Dát en de vele treffende citaten uit memoires, dagboeken, volksdichten, kranten- en tijdschriftartikelen verlenen Moeyes’ relaas een grote levendigheid.
        Buiten schot, door de auteur zelf passend getypeerd als de kroniek van een samenleving in oorlogstijd, biedt waar voor zijn geld: er staat, zoals dat heet, veel in. Moeyes behandelt de vluchtelingengolf die Nederland na de val van Antwerpen overspoelde, de ineenstorting van de geldeconomie, de handel en visserij en de medestand die de Duitse zaak vond in militaire en intellectuele kringen. Maar ook de grondwetswijziging tot invoer van het algemeen kiesrecht, soldatenopstanden en de vergissing van Troelstra.
        Moeyes is op zijn best als hij schrijft over 1917 en 1918, de jaren die voor Nederland de zwaarste waren. De Engelse blokkadepolitiek en Duitslands onbeperkte duikbootoorlog gingen gepaard met voedselschaarste. De regering voerde een straf distributie- en rantsoeneringsbeleid. Echt honger werd er niet geleden, maar er deden toch verhalen de ronde over honden- en kattenslagers. Moeyes vermeldt ook het krantenbericht over het kadaver van een aan binnenpokken bezweken koe, dat op last van plaatselijke autoriteiten was begraven. Al de volgende dag bleek het opgegraven en verdwenen te zijn. Rundvleesangst kon de Nederlander zich toen niet veroorloven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.