Home Brieven: Branders en slavernij

Brieven: Branders en slavernij

  • Gepubliceerd op: 28 juni 2006
  • Laatste update 07 apr 2020

Ontploffing
In Historisch Nieuwsblad 2006/2 staat een onjuistheid in het bijschrift bij een illustratie in het artikel over Michiel de Ruyter. De reproductie op pagina 30 laat geen ontploffing zien, maar een – succesvolle – branderaanval op de Royal James. Branders waren kleine afgedankte scheepjes, volgepropt met vaten teer en ander brandbaar materiaal, die tijdens zeeslagen – tot het laatste moment bemand – in vuur en vlam op de vijandelijke schepen af werden gestuurd, totdat er een aanvaring plaatsvond. Gezien de grote brandbaarheid van de toenmalige vaartuigen was succes vervolgens verzekerd.

J.W. Boelens, Aadorp (O)



Slavernij
In de lezenswaardige bijdrage ‘Het slavenbestaan in de Nederlandse koloniën’ van Marianne Wilschut (Historisch Nieuwsblad 2006/5 staat een aantal opmerkingen die rectificatie en aanvulling behoeven. Ik noem ze kortheidshalve puntsgewijs:

1. De plantagelandbouw in Suriname was niet bedoeld om de (moederlandse) staatskas te spekken. De meeste plantages waren privé-eigendom en als er winst gemaakt werd, kwam die terecht bij de eigenaren en overige investeerders.

2. In een poging Suriname af te schilderen als winstgevend voor de Nederlandse economie verwart de schrijfster omzet en winst van de Surinaamse export naar Nederland en verzuimt ze te vermelden dat geen kolonie in het Caribisch gebied zoveel plantages failliet zag gaan als Suriname.

3. De uitdelingen van levensmiddelen, kleding en de uitgaven voor huisvesting en medische zorg voor de slaven stegen in de negentiende eeuw, maar tegelijk wil de auteur ons doen geloven dat het plantagemanagement daar geen extra geld voor voteerde.

4. De slaven in Suriname moesten zes dagen per week werken, en dat vindt de schrijfster erg zwaar. Waren de werkweken toen elders korter?

5. De abolitionisten waren van mening dat de Surinaamse slaven gelukkiger zouden worden als ze netjes trouwden, zoals toen in Europa gebruikelijk was. De auteur lijkt die mening klakkeloos te accepteren. De slaven zelf dachten daar anders over, want maar weinigen maakten na hun emancipatie gebruik van de mogelijkheid om in het huwelijk te treden.

6. De sterfte onder de slaven in sommige delen van het Caribisch gebied was tot ver na de afschaffing van de slavernij hoger dan het aantal geboorten. Dat gold echter ook voor de vrije blanke bevolking. Voor beide groepen vormde de gebrekkige immuniteit tegen ziektes in het Caribisch gebied de verklaring en niet een mythische ‘geboortestaking’.

Piet Emmer, Leiden


Reactie van Marianne Wilschut
Op de volgende punten ben ik het niet met Piet Emmer eens:

Ik schrijf wel degelijk dat de plantages op een gegeven moment een verliespost werden en dat hun aantal afnam. Verder constateer ik alleen dat de slaven zes dagen werkten en vaak ook ’s nachts, ik schrijf niet dat dat erg zwaar was in vergelijking met de werkdagen van andere werknemers.

Ook wil ik niet doen geloven dat de eigenaren geen extra geld wilden uitgeven voor de ruimere kleding- en voedselpaketten in de negentiende eeuw; ik schrijf dat de eigenaren weinig geld over hadden voor de verzorging van de slaven, maar dat hier onder druk van nieuwe slavenreglementen in de negentiende eeuw verandering in kwam.

Verder staat er nergens dat de abolitionisten vonden dat de slaven gelukkiger zouden zijn als ze konden trouwen. Ik neem die mening dus ook niet klakkeloos over. Ik constateer alleen dat de slaven voor 1828 juridisch niet als mens werden erkend en dus ook niet mochten trouwen.

Ten slotte vind ik het raar dat Emmer de zin: ‘Van Stipriaan schrijft dat het niet ondenkbaar is dat de slavinnen door de erbarmelijke omstandigheden niet alleen fysiek niet in staat waren om kinderen te krijgen, maar daar ook bewust voor kozen.’ interpreteert alsof ik een mythische geboortestaking zou willen aantonen die verantwoordelijk zou zijn voor het sterfteoverschot. Kennelijk heeft hij de alinea op de pagina daarvoor over het hoofd gezien waarin ik schrijf dat het tropische klimaat waarin besmettelijke ziektes goed gedijden een van de oorzaken van het hoge sterftecijfer was, maar dat het harde werk op de plantages daarbij ook een grote rol speelde.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.