Home Brieven

Brieven

  • Gepubliceerd op: 24 augustus 2005
  • Laatste update 07 apr 2020

Oorlogswezen
Johannes Houwink Ten Cate schrijft in Historisch Nieuwsblad 2005/5 over het boek Kind van de rekening door Elma Verhey. Ik zocht tevergeefs naar de aanduiding ‘column’, want een recensie kan ik deze persoonlijke afrekening met Verhey niet noemen. In een column mag je je tegenstanders fileren en desnoods afmaken, maar bij een recensie is de lezer meer gebaat bij een mening, gestaafd met feitelijk juiste informatie over het besproken boek. Met uit hun verband gerukte citaten en de beschuldiging van slordig bronnengebruik lijkt Houwink ten Cate echter uit op de scalp van Verhey.



Zo is volgens Houwink ten Cate de volgende zin onbegrijpelijk: ‘Soms lijkt het nog erger wat de overlevenden is aangedaan dan de doden.’ Hij legt de zin de mond van Verhey en vergeet gemakshalve dat in de rest van de alinea nadere uitleg volgt. Hij blijkt onderdeel van de opmerkingen van toenmalig Vrij Nederland-hoofdredacteur Joop van Tijn over een stuk van Verhey over joodse weeskinderen.

In een andere alinea schrijft Houwink ten Cate: ‘Welk schrijnend onrecht hier nu precies aan de kaak wordt gesteld weet de even omslachtig als pedant formulerende Verhey, wiens bronnenonderzoek een slordige indruk maakt, niet duidelijk te maken.’ Hierbij vergeet hij zijn eerdere alinea’s, waarin hij beschrijft dat het boek gaat om het ‘vermeend onjuist vermogensbeheer’. Verder beschrijft het boek ook de strijd binnen de joodse gemeenschap om de groep joodse oorlogswezen als geheel.

Ik had graag gezien waar Houwink ten Cate zijn oordeel over Verheys bronnenonderzoek op baseert. Is het eigen onderzoek naar de behandeling van joodse weeskinderen of gebaseerd op de verklaring van Hans Vuijsje, directeur van Joods Maatschappelijk Werk (JMW)? Vuijsje gaf najaar 2004 nog hoog op over de kwaliteiten van Verhey en medeauteur Pauline Micheels – ‘De integriteit en deskundigheid van beide onderzoekers zijn onomstreden’ -, maar oordeelde na lezing van het boek en de daarin verwoorde conclusies dat er ‘onzorgvuldig’ gewerkt was. Uit de resterende alinea’s blijkt dat Houwink ten Cate het met Vuijsje eens is; de zaak is juridisch verjaard en het JMW mag het overgebleven geld uit erfenissen dat was bedoeld voor de joodse oorlogswezen gewoon houden.

Ik begrijp ten slotte de laatste alinea van Houwink ten Cate niet: ‘Omdat de schrijfster zich te buiten gaat aan valse sentimentaliteit (wie is er zieliger dan de joodse oorlogswees?) en sinterklazen op andermans kosten (iemand moet betalen: Joods Maatschappelijk Werk of de overheid) laat dit boek een nare bijsmaak achter.’

Wat bedoelt hij met ‘valse sentimentaliteit’? Bestaat er soms ook echte sentimentaliteit, en wat is dan het verschil? Of gaat het om inlevingsvermogen met het onderwerp? En hoezo ‘sinterklazen op andermans kosten’? Het gaat om de vermogens van de joodse oorlogswezen die door organisaties die net zijn gefuseerd met het JMW beheerd werden. Geld van hun vermoorde ouders en familie. Daar menen de oorlogswezen in ieder geval moreel recht op te hebben. Gezien de parallellen met andere rechtsherstelzaken (denk aan de banken, het verzekeringswezen en de beurs) is dat niet zo vreemd.

Mark Schellekens, Den Haag


Lage landen
Een kleine correctie op uw verslag in Historisch Nieuwsblad 2005/6 van de presentatie van het gebundelde werk van Ernst Kossmann in De geschiedenis is als een olifant. Ik heb aan het tweedelige De Lage Landen geen enkele medewerking verleend. Wel schreven mijn man en ik samen voor de Stichting Ons Erfdeel de (in dertien talen vertaalde) brochure over de geschiedenis der Lage Landen (1987 en verder).

J.A. Kossmann-Putto, Groningen


Museumtest
Blij verrast waren wij met de resultaten van ‘De grote museumtest’ in Historisch Nieuwsblad 2005/6. Vooral ook vanwege de waardering voor de vaste presentatie, die meestal minder aandacht krijgt, zeker vergeleken met een succesvolle wisseltentoonstelling als Knus. Dit artikel zal voor velen een aanleiding zijn om eens goed naar deze opstelling te kijken, en daar doen we het natuurlijk voor. Ik heb alleen een opmerking over het bezoekersaantal dat vermeld staat: 75.500. Dit is namelijk het bezoekersaantal van 2003. In 2004 had het Noordbrabants Museum 98.091 bezoekers.

Ingrid van Berlo, Noordbrabants Museum Den Bosch


Colijn
In Historisch Nieuwsblad 2005/6 schrijft Herman Langeveld in een aardig artikel over de betekenis van Colijn in het interbellum ook over het radioprogramma Bonte Dinsdagavondtrein: ‘Dat AVRO-radioprogramma bereikte overigens maar een klein deel van de Nederlanders, want in die dagen van verzuiling mochten orthodox-protestantse en rooms-katholieke luisteraars alleen naar de eigen confessionele zender luisteren. De heidense liberale AVRO en de socialistische VARA waren voor hen taboe.’

Hier trapt Langeveld alsnog in de propaganda van bepaalde leidinggevende groepen binnen de confessionele zuilen. Luisteraars werden inderdaad herhaaldelijk opgeroepen ‘luistertucht’ te betrachten, zelfs nog met het bisschoppelijk Mandement van 1954. Maar de praktijk van de radiobeluistering had al vroeg uitgewezen dat die luistertucht slechts in zeer beperkte mate bestond.

Had Langeveld zich op meer betrouwbare bronnen gebaseerd dan de journalist J.L. Heldring, dan had hij kunnen weten dat de eerste primitieve luisteronderzoeken al in de jaren dertig werden uitgevoerd door exploitanten van radiocentrales, maar ook door de sociologen Blonk en Kruyt in 1936. Uit dergelijke onderzoekingen bleek dat bij het uitzenden van populaire programma’s, zoals de Bonte Dinsdagavontrein, maar ook tal van andere muziekprogramma’s, luisteraars massaal die ene zender inschakelden. Dat gold ook voor de gebieden waar protestanten of katholieken veruit de grootste bevolkingsgroep vormden. Hilversum 1 met de KRO liep bijvoorbeeld ‘leeg’ op het moment dat de andere zender de Bonte Dinsdagavondtrein uitzond, ook ten zuiden van de grote rivieren.

Ook Colijn was zich bewust van dit ontzuilende effect van de radio. Zijn mediastrategie richtte zich niet op zijn eigen NCRV, maar op de veel populairdere AVRO. Met programmamakers van die omroep (onder anderen Gustav Czopp, P.H. Ritter en Doe Hans) onderhield hij goede contacten. Via hun (nieuws)uitzendingen kon Colijn electoraal veel beter scoren bij een massapubliek. En om de grote massa was het hem te doen; zoals het elke moderne politicus erom te doen is kiezers die twijfelen over de streep te trekken.

Huub Wijfjes, Paterswolde

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.