Home Brieven

Brieven

  • Gepubliceerd op: 13 oktober 2000
  • Laatste update 07 apr 2020

‘Ik weet geen raad met deze recensie’, schrijft de historicus P.W. Klein in zijn bespreking van Op zoek naar de blauwe ruiter, Sophie van Leer door Marcel Poorthuis en Theo Salemink (Historisch Nieuwsblad 2000/7). Bijna zou ik deze woorden kunnen herhalen en het daarbij laten. Maar de recensie bevat te veel elementen die niet onbesproken kunnen blijven.

        Laat ik positief beginnen. Ik kan met Klein instemmen dat de epiloog van het boek zowel qua omvang, maar wat belangrijker is, ook qua inhoud wat mager is. Vervolgens concludeert Klein dat het hem tamelijk onverschillig laat of deze studie nu wel of niet de verhouding tussen kerk en jodendom zal veranderen. Voor de duidelijkheid: het boek is geschreven in het kader van het onderzoeksproject Relatie Jodendom-Christendom. Dus is het logisch dat de auteurs deze verhouding serieus bekijken.
        Wel vroeg ik me tijdens het lezen van Op zoek naar de blauwe ruiter af of de constatering dat deze verhouding aan vernieuwing toe is niet wat pretentieus is. De kracht van het boek lijkt mij meer datgene wat het presenteert aan materiaal over Sophie van Leer en over nog zoveel andere zaken. Daar kan Klein zelfs niet omheen. Hij constateert dan ook dat hij bewondering en respect heeft voor de indrukwekkende speurtocht die Poorthuis en Salemink ondernomen hebben. Ik wil dat hierbij onderstrepen. Het plezier dat zij in het onderzoek gehad hebben, sloeg op mij als lezer van het boek zeker over.
        Het eerste dat Klein echt verweten kan worden is dat hij de karakteristieke vorm van een recensie negeert. Een weergave van het boek, hoe beknopt ook, geeft hij eigenlijk niet. Als je niet bent ingevoerd in de materie, zou je na het lezen van deze recensie nog steeds niet weten waar het boek nu eigenlijk over gaat.
        Verbazingwekkend vind ik ook dat Klein aangeeft zich niet te kunnen verplaatsen in de gedachtegang van de auteurs, noch in de hoofdpersoon van het boek. Ik dacht dat een historicus minstens dient te proberen het verleden te kunnen verstaan en begrijpen. Dat je niet hoeft mee te gaan in de opinies van beschreven historische personen en niet hoeft in te stemmen met interpretaties en conclusies van auteurs lijken me nogal wiedes. Dat is ook heel wat anders.
        Waar Klein mijns inziens echt de plank misslaat is het feit dat hij op het einde van zijn recensie min of meer suggereert dat de auteurs de geschiedenis misbruiken voor hun onderwerp. Hij heeft het over onwetenschappelijke en akritische geschiedschrijving. Dit verwijt is totaal onterecht gezien het voor iedereen controleerbare en uitermate goed verzorgde notenapparaat van deze studie. Dit is mijns inziens een onwetenschappelijk argument van Klein zelf. Hij lijkt hier gevangen in zijn eigen beperkte vooronderstellingen ten opzichte van – in dit geval – katholieke wetenschappers. Hij had min of meer verwacht dat de auteurs een apologetisch boekwerk zouden publiceren, waarin maar naar één waarheid toegeschreven zou worden: die van Rome.
        Hij suggereert dit door te zeggen dat ‘de R.K.-kerk niet bekend staat om haar fundamentele twijfel aangaande waar en onwaar’ met aansluitend de zin: ‘ook Poorthuis en Salemink weten in dit opzicht van wanten.’ Dit verwijt van Klein slaat nergens op. Dat maken de auteurs duidelijk door de wetenschappelijk verantwoorde aanpak van dit boek, en door eerdere publicaties. Waarin met name Salemink bijvoorbeeld de anti-joodse tendensen in theologie en kerkleer van de R.K.-kerk op uiterst vakkundige wijze analyseert en in beeld brengt.
E. De Kever

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.