Home BOEKEN: Liefde in tijden van oorlog

BOEKEN: Liefde in tijden van oorlog

  • Gepubliceerd op: 27 februari 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Doeko Bosscher

Dat historisch onderzoek kan leiden tot gepieker over de essentie van liefde, bewijst Liefde in tijden van oorlog van Annegriet Wietsma en Stef Scagliola. Zij doen verslag van wat er is gebeurd met kinderen die door Nederlandse soldaten in Indonesië verwekt zijn. ‘Oorlogsliefdekinderen’ noemen de auteurs hen. De ‘enige duizenden’ gemengd-bloedige nakomelingen van blanke oorlogsvrijwilligers/dienstplichtigen en Indonesische vrouwen blijken zelf ingenomen met deze term – de door hen opgerichte stichting draagt ook die naam.


Iedereen wil uit liefde geboren zijn. Maar is dat ook zo? Het boek gaat op bijna elke pagina welbeschouwd meer over lust. De opmerking van de auteurs dat ‘niet ieder kind’ in liefde is verwekt lijkt dan ook een understatement, als vriendelijk gebaar naar het meest betrokken deel van het lezerspubliek.

Verder verhult het boek niets. Dat man en paard aan de orde zullen komen blijkt al uit de openingszin: ‘Hoe zat het met seks bij de Nederlandse dienstplichtigen in Indonesië?’ Het is dan ook een voorbeeldige studie, met onder meer een indringende analyse van ‘de koorts van de oorlog’. Het desbetreffende hoofdstuk zou zo kunnen worden opgenomen in een algemeen boek over het meest schrijnende aspect van oorlogvoering: dat jongeren worden opgeofferd om de geschillen te beslechten die de ouderen hebben gecreëerd.

Wat gebeurt er met een enorme groep jonge mannen (en een enkele vrouw) die als ‘scheepslading vol testosteron’ naar de tropen wordt gestuurd? De auteurs beschrijven een soort afspiegeling van de hel. Verreweg de meeste jongelieden wisten seksueel van niets. De benepen moraal van het moederland maakte het onmogelijk nuchter te praten over dit onderwerp, laat staan over de lastige vraag hoe men tijdens de soms jaren durende verbanning naar de kolonie met seksuele nood zou moeten omgaan.

De Nederlandse politiek was er snel klaar mee. ‘Preservatieven’ en profylactica (condooms) mochten van minister van Oorlog Meynen (in het boek Leynen genoemd) niet aan de troepen worden uitgereikt. Elke vorm van seks – in dit geval onvermijdelijk buitenechtelijke seks – moest worden ontmoedigd. De jonge jongens uit de polder kregen dus vooral angst aangepraat.

Bij de voorlichting over geslachtsziekten werd geen afschrikwekkend voorbeeld geschuwd. De soldaten konden maar beter geen vrouw aanraken. In Indonesië, dat land met zijn losse zeden, zou de verleiding groot zijn. Maar een echte vent zou daar gelukkig niet voor bezwijken. De beste bescherming tegen de valkuil seks bestond uit algehele onthouding. Voor wie dit niet kon opbrengen bedachten de geestelijk verzorgers een polderoplossing: de ‘nood-onanie’. Die arme dominees moesten leven en leer bij elkaar houden. Als de wanhoop groot is, wordt de verbale creativiteit dat ook.

De kletspraat van de protestantse en katholieke zedenmeesters verdampte in de tropische warmte. Hun theorie was totaal irrelevant. De stress van de strijd, verveling, uitputting, de hormoonspiegel, heimwee, het verlangen naar warmte, een dalend moreel – alles spande samen tegen het sprookje dat de soldaten was verteld.

‘De duivel gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden, en… hij vindt er enkelen,’ schreef een dominee in zijn maandrapport. Er was seks bij de vleet: liefde, voorgewende liefde, beloonde liefde (geen financiële deal vooraf, maar afgerond met een attentie), ronduit betaalde liefde en (sporadisch, zeggen de auteurs) verkrachting.
Daar kwamen kinderen van. Vanaf het vroege voorjaar van 1946 liepen de troepenschepen binnen en vanaf negen maanden later was het raak. In bijna alle gevallen liet de biologische vader, als hij er al van wist, het vroeg of laat afweten. De soldaten gingen naar huis, stichtten hun gezinnen en spraken niet over het verleden.

Een anak Belanda (Hollands kind) kon geluk hebben en weinig hoeven te duchten, maar in de meeste gevallen werd het gediscrimineerd, op het traumatische af. Velen belandden in weeshuizen. Toen het conflict rond Nieuw-Guinea, het dieptepunt van de Nederlandse dekolonisatiepolitiek, aan het eind van de jaren vijftig op z’n scherpst was, was de nood het hoogst.

Het meest huiveringwekkende deel van dit boek gaat over de pogingen van de verzorgers van de kinderen – en van een enkele bevlogen Nederlander die bleef hameren op morele plicht – om hen naar Nederland te laten overbrengen. Daar zouden zij veilig zijn. De naam van het polderland was alweer Haas – deze keer niet primair om een bepaalde moraal veilig te stellen, maar vooral uit financiële overwegingen.

Later versoepelde het beleid wat. Een zeer diverse groep nakomelingen, die al dan niet op zoek zijn geweest naar de vader (niet naar de dader, zeggen de auteurs), woont nu in Nederland.

Klopt wat de auteurs schrijven over de ‘kwintessens van de Javaanse “vrouwelijkheid”’? Was dienstbaarheid een essentieel onderdeel van hun vorming? Hier krommen de tenen van de lezer zich even, maar dat kan een politiek-correcte reflex tegen blaming the victim zijn.

Dit boek is ontroerend en meeslepend. Iedereen die belangstelling heeft voor de geschiedenis van de dekolonisatie moet het lezen.

Liefde in tijden van oorlog. Onze jongens en hun verzwegen kinderen in de Oost
Annegriet Wietsma en Stef Scagliola
200 p. Boom, € 19,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.