Home BOEKEN: Inger Leemans e.a., Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800

BOEKEN: Inger Leemans e.a., Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800

  • Gepubliceerd op: 16 december 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Rob Hartmans

Laten we eerlijk zijn: in de geschiedenis van Nederland is de achttiende eeuw nooit het meest tot de verbeelding sprekende tijdvak geweest. Na de heroïsche Opstand en de zowel in economisch als in cultureel opzicht ‘gouden’ zeventiende eeuw leek de eeuw die in het buitenland vooral wordt geassocieerd met de Verlichting in de Republiek vooral een periode van verval.


De Zeven Provinciën raakten hun positie als grootmacht kwijt, economisch ging het bergafwaarts, en er was geen enkele kunstschilder die zelfs maar in de schaduw van Rembrandt of Vermeer kon staan. Ook op literair gebied was de situatie allesbehalve florissant, en er waren geen achttiende-eeuwse auteurs die de vergelijking met Hooft, Vondel of Revius konden doorstaan.

Wie in de prestigieuze, door Bert Bakker prachtig uitgegeven reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur – waarvan inmiddels zeven delen verschenen zijn – de achttiende eeuw voor zijn rekening moet nemen, lijkt dus een beetje een pechvogel. Inger Leemans en Gert-Jan Johannes, die deze taak op zich hebben genomen, beginnen bovendien met de constatering dat dit besef van verval en decadentie ook al leefde aan het einde van de achttiende eeuw zelf.

Dat was de periode waarin de eerste literatuurgeschiedenissen werden geschreven, en die benadrukten meteen dat negatieve beeld, waarbij het erbarmelijke peil van de ‘fraaie letteren’ vooral werd geweten aan funeste buitenlandse invloeden. Matthijs Siegenbeek, die in 1797 op 23-jarige leeftijd de eerste hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde werd, contrasteerde de ‘kwijning’ en ‘vadzige rust’ van de toenmalige literatuur met de ‘stoute, krachtige en oorspronkelijke’ letteren uit de Gouden Eeuw, toen auteurs nog niet beïnvloed waren door het doodse Franse classicisme.

Dat Leemans en Johannes niettemin een boek van ruim 800 bladzijden hebben afgeleverd – dat in tegenstelling tot de overige delen geen aandacht besteedt aan de Zuid-Nederlandse literatuur – wil niet zeggen dat ze ons trakteren op een eindeloze reeks biografietjes en samenvattingen van het oninteressante werk van derderangs auteurs.

Om te beginnen waren auteurs als Betje Wolff en Aagje Deken, Jacob Campo Weyerman, Hiëronymus van Alphen, Gerrit Paape, Johannes Kinker en Willem Bilderdijk allesbehalve oninteressant, en is het goed om hen eens duidelijk in de context van hun tijd te plaatsen. Maar bovendien is die context ook zeker wel de moeite waard.

Leemans en Johannes schetsen op uiterst leesbare wijze de achttiende-eeuwse boeken- en tijdschriftenmarkt en gaan in op formele en informele literaire netwerken, zoals de in deze periode sterk opkomende letterkundige genootschappen, terwijl ze ook aandacht besteden aan het ontstaan van het professionele toneelbedrijf. Hierbij richten zij zich niet alleen op de lectuur van een kleine elite, maar ook op meer ‘volkse’ uitgaven.

Want dat er buiten die elite veel gelezen werd staat wel vast. Zo merkte een Duitse reiziger in 1792 op dat ‘de smaak voor dichtkunde en wetenschappen over ’t algemeen, in de Nederlanden veel uitgestrekter is, dan in Duitschland’, waarna hij meldt dat hij boeren heeft ontmoet die over een aanzienlijke bibliotheek beschikten.

Ook gaan de auteurs uitgebreid in op de relatie tussen vorm en inhoud van literaire teksten. Aan welke normen moesten achttiende-eeuwse romans, gedichten en essays voldoen? Welke esthetische én ethische eisen werden hieraan gesteld, en welke ontwikkelingen waren hierin zichtbaar? Welke genres waren populair, en wat zegt dit over de achttiende-eeuwse samenleving? Welke rol speelden religie en politiek in de Nederlandse letterkunde, en welke invloed oefenden allerlei geschriften uit?

Hoewel een groot deel van de achttiende-eeuwse teksten ons nu niet zo heel veel meer zegt – omdat ze gaan over onderwerpen die ons minder interesseren of waarover we te weinig weten om het allemaal te kunnen volgen – laten Leemans en Johannes zien dat ook als het om literatuur gaat de achttiende eeuw allerminst een saai en doods tijdvak was.

Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800: de Republiek
Inger Leemans en Gert-Jan Johannes (met medewerking van Joost Kloek)

816 p. Bert Bakker, € 59,95
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.