Home BOEKEN: Het verleden heeft zijn eigen waarden

BOEKEN: Het verleden heeft zijn eigen waarden

  • Gepubliceerd op: 29 januari 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 3 minuten leestijd

In 1995 werd de gerenommeerde VU-hoogleraar en kenner van de zeventiende eeuw A.Th. van Deursen medewerker van Historisch Nieuwsblad, toen nog een rebels blad van jonge historici die stevig tegen het establishment van hun vakgebied aan schopten. Van Deursen, die een jaar later met emeritaat zou gaan, schreef een aantal recensies die wegens hun leesbaarheid en ingehouden humor door de redactie zeer op prijs werden gesteld.

Na enkele maanden waarschuwde hij echter dat hij wellicht genoodzaakt zou zijn om zijn medewerking te staken, aangezien er in andere artikelen gevloekt werd. Toen het in het daaropvolgende nummer weer raak was, schreef hij de toenmalige hoofdredacteur Jos Palm dat hij er een punt achter zette: ‘Zolang het duurde heb ik er plezier aan beleefd. Het Historisch Nieuwsblad heeft duidelijk een eigen gezicht, en gaat denk ik een goede toekomst tegemoet. Maar het blijkt zich toch niet te kunnen onttrekken aan de invloed van een cultuur die nooit de mijne zal worden.’

Uit de onlangs verschenen bundel Een gereformeerde jongen, met artikelen die werden geschreven naar aanleiding van zijn overlijden eind 2011, blijkt hoezeer A.Th. (slechts zeer weinigen noemden hem Arie) van Deursen zich steeds feller ging verzetten tegen de seculier-liberale cultuur van het anything goes.

Het idee dat normen van goed en kwaad bij meerderheid werden vastgesteld, het hedonisme en materialisme, en het prediken van tolerantie terwijl iedereen bij wet gedwongen wordt de liberale waarden te onderschrijven – dat alles was Van Deursen een gruwel. Doordat hij deze kritiek op eloquente wijze verwoordde – onder andere in zijn roemruchte Huizinga-lezing van 1994 – beschouwden sommigen hem als een ‘fundamentalist’, een intolerante calvinist die niets van de moderne tijd begrepen had.

Tegelijkertijd kon niemand ontkennen dat Van Deursen een groot historicus was, die met zijn onderzoek naar de volkscultuur van de zeventiende eeuw niet alleen baanbrekend werk had verricht, maar dit – in tegenstelling tot de meeste andere academische historici – ook toegankelijk maakte voor een breed publiek. Met zijn uiterst bondige en precieze formuleringen, en zijn vaak gortdroge en ragfijne ironie, werd hij ook graag gelezen door mensen die zijn wereldbeeld niet deelden.

In deze herdenkingsbundel wordt veel aandacht besteed aan de historicus Van Deursen, waarbij ook mensen aan het woord komen die kritiek hebben op zijn visie op de zeventiende eeuw als een door en door religieuze periode.
Maar ook de docent, promotor en collega Van Deursen komt uitgebreid aan bod. Hieruit rijst het beeld op van een wat mensenschuwe en verlegen man, die niet gemakkelijk contact maakte en hierdoor tamelijk onbenaderbaar overkwam, terwijl hij in de persoonlijke omgang uiterst hartelijk was. De keerzijde was dat hij studenten en promovendi zoveel vrijheid gaf dat sommigen in hun onderzoek (bijna) verdronken.

Het meest op zijn gemak was Van Deursen waarschijnlijk in de vele archieven die hij gedurende zijn loopbaan uitputtend heeft bestudeerd. Archieven die hij zonder vooropgezette theorie bezocht, ‘omdat ik denk dat je anders op zoek gaat naar dingen waar het vroeger helemaal niet om ging’. Dit heeft geresulteerd in prachtige boeken als Bavianen en slijkgeuzen, Een dorp in de polder en In Katwijk is alles anders.

Wat telkens in deze bundel opduikt, is Van Deursens idee dat je mensen recht moet doen, dat je hun niet je eigen waarden en opvattingen moet opleggen, en dat dit dus ook geldt voor de doden. Toen Piet Emmer in zijn grote studie over het Nederlandse slavernijverleden schreef dat tegenwoordig uiteraard ieder weldenkend mens zich hierover schaamt, schoot dat Van Deursen in het verkeerde keelgat. Hoe kon je je schamen voor iets waarvoor je geen enkele verantwoordelijkheid draagt? En waarom zou je trots zijn op iets dat je zelf niet gedaan hebt?

Historici zouden zich niet bezig moeten houden met zaken als schaamte of trots, omdat je dan jezelf tot maatstaf maakt. ‘Maar geschiedenis gaat niet over onszelf, ze gaat over andere mensen. Die moeten dan ook de maatstaf zijn. Hun moeten wij recht doen. Of ons dat stof geeft tot lijden of verblijden is niet van wezenlijk belang.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.