Voordat ik één woord schrijf over Het succes van een kwaliteitskrant, de Leidse dissertatie van historica en universitair docent journalistieke cultuur en media aan de Rijksuniversiteit Groningen Pien van der Hoeven, over de ontstaansgeschiedenis van NRC Handelsblad, eerst een bekentenis.
I have to declare an interest, zoals de Engelsen dat zeggen, en wel meer dan één. Ik ben vijf jaar lang redacteur geweest bij de in dit boek beschreven krant, ken menig hoofdrolspeler in wisselende mate van nabijheid en ken familieleden van de auteur (onder wie haar schoonvader, de Leidse emeritus hoogleraar geschiedenis H.L. Wesseling). Maar omdat ik altijd helaas minder acht sla op machtige relaties die mij vooruit kunnen helpen dan op het adagium sine ira et studio van de Romeinse historicus Tacitus, is het navolgende zonder wrok of vooroordeel genoteerd.
NRC Handelsblad is in 1970 ontstaan door een noodgedwongen fusie tussen twee verlieslijdende en afkalvende kranten: het Amsterdamse Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamse Courant. Beide werden uitgegeven door de Nederlandse Dagbladunie (NDU), die haar geld verdiende met het destijds zeer profijtelijke Algemeen Dagblad. Aan het roer stond daar de legendarische uitgever ‘Woeste Willem’ Pluygers, die al tijden speelde met de gedachte aan samenwerking tussen zijn twee liberale titels.
Hoewel het Handelsblad en de NRC in dezelfde vijver van gegoede VVD-stemmers visten, bestonden er aanzienlijke verschillen in karakter, wereldbeeld, toon en timbre, die ertoe leidden dat de redacties zich steevast verzetten tegen fusieplannen. Eind jaren zestig was er evenwel weinig keus. De abonnees keerden beide kranten in groten getale de rug toe en de adverteerders liepen nog veel harder weg, want die hadden de televisie ontdekt.
Ten tijde van de fusie overheerste zowel bij de redacties als bij het publiek grote scepsis over het welslagen van de nieuwe krant, maar na een moeizame start, waarbij de concurrenten (vooral de weekbladen Vrij Nederland en Haagse Post) meer dan eens schamperden over het gestruikel van ‘de zogenaamde kwaliteitskrant’, begon de krant vanaf 1973 te groeien in abonneebestand en tevens in reputatie. Vanaf het midden van de jaren zeventig, stelt dit boek, ‘tot in de jaren negentig’, was NRC Handelsblad de onbetwiste ‘kwaliteitskrant’ van Nederland.
Pien van der Hoeven heeft sinds 1998 gewerkt aan haar studie over deze episode in de Nederlandse persgeschiedenis, die de jaren van 1958 tot 1977 bestrijkt. Veel sleutelfiguren heeft ze al omstreeks 2000 geïnterviewd, zodat ook de stemmen klinken van inmiddels overleden hoofdrolspelers als Hans van Mierlo, J.M. Bik, J.J. Vis, Chris Steketee (de voorganger van Hofland bij het Handelsblad) en niet in de laatste plaats haar persoonlijke held André Spoor, de hoofdredacteur die de nieuwe krant op poten zette (en nog net voor zijn overlijden het manuscript van dit boek kon lezen). Een aanzienlijk deel van dit in opdracht van NRC Handelsblad geschreven boek was overigens al eerder te lezen in de vorm van de feestuitgave Twee kranten, twee paleizen. Over de oorsprong van NRC Handelsblad (2010).
Uiteindelijk heeft Het succes van een kwaliteitskrant twee gezichten. Het ene gezicht is het vlot geschreven, zeer gedetailleerde verhaal van een pijnlijke, maar uiteindelijk geslaagde krantenfusie. Waarschijnlijk kunnen vooral ingewijden en betrokkenen alle 544 pagina’s even oprecht waarderen, maar gezegd dient te worden dat dit persgeschiedenis is waarbij de talrijke menselijke – al te menselijke – aspecten van de journalistiek herkenbaar uit de verf komen. Zo worden de incompabilité tussen Hofland en Heldring, en de botsingen tussen K.L. Poll (wiens Cultureel Supplement de nieuwe krant zoveel aanzien gaf) en zijn medewerker Rudy Kousbroek levensecht in beeld gebracht.
Ook de voorgeschiedenis van de fusie is overtuigend beschreven. Het Handelsblad was in alles hoofdstedelijk, en gaf dan wel – net als de NRC – in verkiezingstijd gratis advertentiepagina’s weg aan de VVD, het herbergde naast een gezagsgetrouwe hoofdredactie ook ‘jaren zestig’-jongeren als Hans van Mierlo, Jan Blokker en Hans Gruijters, en de intellectuele anarchist Anton Constandse.
‘Twee zielen in één dagblad’ noemde Henk Hofland de gespletenheid van deze krant, waarvan hij in 1969, kort voor de fusie, hoofdredacteur werd. Anderzijds was de NRC de meest prestigieuze krant van Nederland: de Rotterdamse courant had de reputatie ‘de dagbijbel van de elite’ te zijn, met veel beschouwingen over buitenland, politiek, wetenschap, kunst en cultuur, waarbij betrouwbaarheid en gedegenheid voorrang kregen boven scoops of razende reporters.
Geen wonder dat de betrokken hoofdredacteuren Hofland van het Handelsblad en J.L. Heldring van de NRC met lange tanden aan de samensmelting begonnen. Volgens Van der Hoeven was het vooral aan de energie en toewijding van André Spoor te danken dat de fusiekrant van de grond kwam. Hij had als correspondent voor de GPD-bladen in Washington gezien hoe in de New York Times en de Washington Post kwaliteitsjournalistiek kon worden gecombineerd met het maken van een nieuwskrant.
Terwijl de anderen nog bezig waren met de achterhoedegevechten tussen de bloedgroepen, had Spoor de ambitie om ‘de kwaliteitskrant van Nederland’ te maken. Dat begrip kende hij uit de Angelsaksische wereld, waar quality paper de term was voor een krant die de sociale top van de maatschappij bedient: de welgestelden, leidinggevenden en culturele voorhoede. De nieuwe krant (die aanvankelijk daadwerkelijk de Nieuwe Courant zou heten) moest zich richten op die lezersgroep. Daarbij stond Spoor voor ogen dat de in feite semiprofessionele Nederlandse journalist een echte professional moest worden, zoals hij in het buitenland had gezien.
Dit betekende dat de fusiekrant bovenal onafhankelijk moest worden; niet langer konden er banden zijn met een politieke dan wel religieuze zuil of stroming. En precies over dit punt – zowat het enige – heerste er in het hoofdredactionele driemanschap dat bij de fusie betrokken was (Spoor, Heldring en Hofland) volledige overeenstemming. De beginselverklaring die zij schreven zou van groot belang zijn voor het aanzien van de fusiekrant, omdat volstrekte journalistieke onafhankelijkheid tot de kern van de gehele onderneming werd gemaakt.
Het succes van een kwaliteitskrant heeft ook een minder geslaagd gezicht (en dan bedoel ik niet eens de van NRC-gekir overlopende titel). Waar de verhalende kant bevalt, stelt de geschiedkundig-analytische kant teleur. Natuurlijk, er wordt gewezen op de ‘roerige’ jaren zestig als achtergrond van de fusie, maar de historische aspecten van het ‘succes’ van NRC Handelsblad worden nauwelijks aangestipt.
Zo hadden de gelijktijdige toename van welvaart, scholing, ontzuiling en van een hoger opgeleide klasse op zoek naar nieuwe statussymbolen en machtsmiddelen in de jaren zeventig veel meer (statistisch-sociologische) aandacht verdiend, als achtergrond van de winst in abonnees, aanzien en invloed. Ook de cultureel-politieke omslag omstreeks 1980 (Lubbers, Reagan, Thatcher) speelde de nieuwe krant in de kaart. De ware hoogtijdagen van NRC Handelsblad lagen in feite eerder in de jaren tachtig dan in de jaren zeventig.
Dat was nog voordat het begrip ‘kwaliteitskrant’ verwerd tot ijdele zelffelicitatie.
Het succes van een kwaliteitskrant. De ontstaansgeschiedenis van NRC Handelsblad
Pien van der Hoeven
544 p. Prometheus, € 29,95
Dit artikel is exclusief voor abonnees