Home BOEKEN: De Nederlandse Clintons

BOEKEN: De Nederlandse Clintons

  • Gepubliceerd op: 23 oktober 2012
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé

In meer dan één opzicht laat Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825) zich misschien wel het best begrijpen als de Job Cohen van zijn tijd. Nu goed, hij was liberaal, stamde in de verte uit de Gelderse adel (hoewel van een bastaardtak; zijn vader was wijnhandelaar) en hij werd als ‘raadpensionaris’ tussen 1805 en 1806 kortstondig staatshoofd van Nederland, maar voor de rest is de gelijkenis tamelijk frappant.

Beiden waren jurist, vrijzinnig van aard, met wortels in een religieuze minderheid (doopsgezind-hervormd en Joods); beiden toonden zich gematigd in een opgewonden tijd; beiden beoogden de boel bij elkaar te houden in een conflictueuze sa¬menleving; beiden wer-den nogal be¬daarde voormannen van politieke bewegingen die aanmerkelijk radicaler waren dan zijzelf; beiden werden gekenmerkt door een zonderlinge menging van intellectualisme en ijdelheid; beiden waren bekwaam, maar besluiteloos toen het erop aankwam; en beiden wer-den vrij roemloos afgeserveerd op het moment dat zij de hoogste trede van de macht binnen handbereik leken te hebben.

In zijn jonge jaren had Schimmelpennick de maatschappelijke wind en het politieke getij overigens alleszins mee. In 1788 trouwde hij als gegoede burgerman uit Deventer met de stinkend rijke Amsterdamse Catharina Nahuys, die hem toegang verschafte tot de hoofdstedelijke elite, waar zijn beargumenteerde anti-aristocratische en anti-orangistische opvattingen in de smaak vielen van de patriotse voormannen.

Na de Franse inval van 1795 kwam hij aan het hoofd te staan van de voorlopige rege-ring van Amsterdam en werd hij voor het kiesdistrict Amsterdam XIV gekozen in de eerste Nationale Vergadering, die een jaar later bijeenkwam in Den Haag. Als leider van de modera-te patriotten schopte hij het in 1798 tot ambassadeur van de Bataafse Republiek in Parijs, waar hij danig in de ban raakte van Napoleon Bonaparte.

Die bewondering was zo sterk dat hij zich in 1805 zonder merkbare tegenspraak door de Franse keizer liet aanwijzen tot staatshoofd van het Bataafsch Gemeenebest, zoals Neder-land toen onder Frans toezicht heette. Daarmee was Schimmelpenninck bekleed met de uit-voerende macht over de Lage Landen, maar echt genieten kon hij er niet van. Met zijn aan-stelling was er wel sprake van een eenhoofdig landsbestuur, maar zeker niet van presidentiële macht of allure, want de door hem begeerde titel ‘president’ – naar Amerikaans model – gun-de Napoleon hem niet.

De keizer koos voor het aloude zeventiende-eeuwse ‘raadpensionaris’ om de nieuwe positie te hullen in een traditioneel jasje uit de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlan-den. En hij schoof Schimmelpenninck al na een jaar achteloos terzijde, opdat broerlief Lode-wijk Napoleon als koning van Holland de Franse belangen kon dienen.

Precies dit maakt de titel van de onlangs verschenen biografie van Schimmelpenninck door de Amsterdamse cultuurhistorica Edwina Hagen enigszins raadselachtig, of althans bevreemdend en misschien wel een tikje ongelukkig. De schrijfster van President van Nederland beschrijft uitvoerig de frustraties van Schimmelpenninck (en niet in de laatste plaats van zijn echtgenote) over het mislopen van de titel ‘president’, en noemt haar onderwerp met nadruk ‘Bijna President’. Dit doet zij overigens met merkbare spijt, want haar boek, dat verscheen in de door het Prins Bernhard Cultuur¬fonds met bijna 500.000 euro begunstigde reeks van acht le-vensschetsen van vaderlandse ‘sleutel¬figuren’, is toch wel bedoeld als een herwaardering van Schimmelpenninck, die in de historiografische traditie zo dikwijls is weggezet als een stroman van Napoleon.

Nu zijn de fundamenten van deze herwaardering de laatste jaren al behoorlijk stevig gelegd, onder meer in publicaties van de Utrechts-Leidse historicus Stephan Klein en vooral die van de Utrechts-Amsterdamse hoogleraar geschiedenis na 1750 Niek van Sas, bij wie Ha-gen in 2008 promoveerde op haar studie ‘Een meer of min doodlyken haat’. Antipapisme en cultureel natiebesef in Nederland rond 1800.

En misschien is de revaluatie van Schimmelpenninck zelfs eerder begonnen, gezien het feit dat Pieter Geyl al lovend schreef over de ‘wijze vermaningen’ van Schimmelpenninck aan zijn meer heethoofdige Bataafse tijdgenoten en hem omschreef als ‘een geboren parlementaire tacticus en leider’, die als enig defect had dat zijn kalme geesteshouding ‘soms niet vrij van illusionisme’ was.

In elk geval doet Hagen in haar biografie nog een schepje boven op het toch al sterk opgeklaarde imago van de raadpensionaris. Zij roemt diens ‘pioniersfunctie’, noemt hem ‘krachtig’, ‘overtuigend’, ‘succesvol’, ‘een pragmaticus van het zuiverste water’ en zelfs ‘een belangrijke, zo niet de belangrijkste sleutelfiguur in de ontstaansgeschiedenis van onze demo-cratische rechtsstaat’.

Dat ‘sleutelfiguur’ lijkt me een buiging naar subsidieverstrekker, en dat ‘onze’ neigt naar een onhistorische uitglijder, maar de boodschap is duidelijk. De biografe is nogal verrukt over de tegenwoordige ‘herwaardering van de Bataafse revolutie’, want die ‘is ook goed voor de canonieke status van Schimmelpenninck’ en ‘dat is winst’.

Deze al te innige identificatie van Hagen met haar onderwerp is overigens verteerbaar in het licht van de rest van haar boek. Hoewel het werk niet overal kan tippen aan de helderheid en de beknoptheid van het portret van Schimmelpenninck dat Van Sas schilderde in zijn in 2004 verschenen De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900, biedt Hagen een veelheid aan details die (hoewel soms anekdotisch en niet altijd scherp gean-noteerd) het beeld zeker verrijken.

Zo staat in dit boek behoorlijk wat informatie over Schimmelpennincks jaren als Ba-taafs diplomaat in Frankrijk (waar hij in Parijs buitengewoon gevolmachtigd minister en ordi-naris ambassadeur was, alsook buitengewoon ambassadeur te Amiens) en Engeland (waar hij buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister was in Londen). En ook de door haar opge-diepte buitenlandse bronnen werken dikwijls verhelderend, zoals het citaat uit The Times met een ondertoon die toch eerder ironisch dan bewonderend is: ‘Wat betreft de luxueuze spijzen en de keuze van zijn wijnen overtrof burger Schimmelpenninck, de Bataafse gevolmachtigde, al zijn mededingers.’

De grootste toegevoegde waarde van President van Nederland schuilt evenwel in de zeer grote nadruk die wordt gelegd op de rol van echtgenote Catharina Nahuys, ‘la belle Ma-dame Schimmelpenninck’, in het leven en werk van de raadpensionaris. Zij zag niet alleen trouwhartig diverse schimmige escapades met dames van lichte zeden van haar man door de vingers, maar was ook – zo blijkt klip en klaar uit dit boek – een belangrijke en actieve steun-pilaar van de politieke ambities van Schimmelpenninck.

Hoewel Hagen ook van Catharina een wel bijzonder positief beeld schetst en haar meer dan eens op een overdreven manier verdedigt tegen criticasters, heeft zij uit de familiearchie-ven nieuw bronnenmateriaal opgediept die aan de echtgenote een stem geven die soms zelfs luider klinkt dan die van Schimmelpenninck zelf. Af en toe heeft men zelfs het gevoel dat er een soort evenwichtsprobleem ontstaat in de presentatie van hun beider historisch belang.

Niettemin blijkt zo wel heel aardig hoe Catharina en Rutger Jan een politiek gedreven echtpaar vormden, welhaast à la de Clintons, waarbij tomeloze aspiraties, ongebreidelde pronkzucht en bewonderenswaardige kundigheid onontwarbaar waren verknoopt.


President van Nederland. Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825)
Edwina Hagen
358 p. Balans, € 29,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.