Home Blom laat zich kennen

Blom laat zich kennen

  • Gepubliceerd op: 7 februari 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Nanda van der Zee

RIOD-directeur Hans Blom viel over haar boek Om erger te voorkomen. In een reactie op Bloms recensie — ‘Een droevig boek’ — in het vorig nummer van Historisch Nieuwsblad legt Nanda van der Zee uit welke nieuwe feiten zij over de vlucht van Wilhelmina heeft aangedragen.

Hans Blom, de huidige RIOD-directeur, concludeert dat het thema van mijn boek Om erger te voorkomen
Mijn boek bevat volgens Blom nieuw onderzoek naar Radio Oranje, de Parlementaire Enquête Commissie en naar de voor-oorlogse joodse pers. Maar het bevat aldus Blom geen oorspronkelijk bronnen-onderzoek. Het is wetenschappelijk onder de maat omdat ik te weinig gelezen heb, te weinig inzicht heb, bronnentechnische flaters sla, te veel aandacht besteed aan de Nederlandse situatie en me niet in analyse en interpretatie van relevante vraagstellingen verdiep. Deze kritiek is zo algemeen dat die zich niet op serieuze wijze bestrijden laat.

Ook heeft Blom kritiek op de ondertitel van mijn boek: ‘noch de voorbereiding, noch de uitvoering van de moord op de Joden lag immers bij de Nederlandse instanties of elite; daarvoor moeten we toch bij de nationaal-socialisten zijn’. Inderdaad, alleen mijn boek gaat niet over de moord, maar over zaken die daartoe geleid hebben, zoals de registratie en isolatie van de Joden die in Nederland met behulp van de Nederlandse gezagsdragers gerealiseerd konden worden. Die registratie en isolatie waren de efficiënte en noodzakelijke stadia op de weg van de deportatie van het jodendom uit Nederland en de uiteindelijke moord in de vernietigingskampen.

Blom demonstreert zo veel geloof in ‘de literatuur’, met name die van dr L. de Jong, dat hij vergeet dat geschiedenis ‘een discussie zonder eind is’, met andere woorden dat nieuwe onderzoeksresultaten nieuw licht werpen op een bepaalde kwestie. Ik heb iets nieuws te berde gebracht in mijn boek, mede door bijna onbekend werk van De Jong in mijn onderzoek te betrekken.

Op zijn stokpaardje om toch maar vooral vergelijkingen te maken met het buitenland als het om de Nederlandse rol ten aanzien van de Joden gaat, komt Blom ook nu weer terug. ‘En dat men in Nederlandse kring in Londen weinig aandacht voor de Jodenvervolging had was al evenzeer bekend. Deze houding kwam overigens overeen met die van de geallieerden.’ Alsof dat de regering vrij pleit. Als dit het soort vergelijkend onderzoek moet worden dat Blom voor ogen staat — zelf deed hij er tot nu toe weinig aan — dan is dat een wijze van ‘onderzoeken’ die er alleen maar toe leidt dat de eigen rol niet meer onder ogen wordt gezien. Zulk onderzoek is niet alleen ondeugdelijk, maar ook onvruchtbaar, zeker als het gaat om de vraag waarom in Néderland zoveel Joden zijn weggevoerd.

Wat bedoelde Winkelman met zijn advies aan Wilhelmina om Den Haag te verlaten? Niet dat de koningin naar het buitenland moest gaan. Zij zou naar de stelling Amsterdam moeten vertrekken, waar de regering zich in geval van nood in forten kon terugtrekken. Dit in antwoord op Bloms verwijt dat ik mijn ‘reconstructie’ van het advies van Winkelman niet waarschijnlijk maak.
Hij doet dat des te gretiger omdat mijn uitspraken niet zouden zijn ’te rijmen met wat wij tot nu toe van de persoonlijkheid van Wilhelmina weten’. (Blom vermeldt niet dat wat wij over Wilhelmina weten voornamelijk via het werk van De Jong tot ons kwam). Maar ik beoordeel de mensen liever op hun daden dan op hun praatjes achteraf tegenover De Jong.

Daarmee kom ik op Bloms volgende punt van kritiek: mijn stellingen over de vlucht van Wilhelmina. Tot mijn boek verscheen, bestond er onder historici consensus over de verklaring van het zware lot van de Joden in Nederland: het feit dat er in ons land een Duits civiel gezag was geweest. Toen ik vervolgens in mijn boek uitlegde hóe dat civiele bestuur hier gekomen was, vielen de historici van het RIOD over me heen, Blom voorop.

Blom acht het het meest waarschijnlijk dat de Duitsers in Nederland een burgerlijk Duits bestuur hebben ingesteld omdat zij de Nederlanders als broedervolk beschouwden (dit gold ook voor de Noren) en vanwege de relatie die wij met Nederlands Oost-Indië hadden. Deze stelling impliceert dat de Duitsers pas op l8 mei l940 ontdekten dat de Nederlanders niet alleen hun broedervolk waren, maar ook dat zij een relatie met Indië onderhielden. Dit is toch nauwelijks meer serieus te nemen.

Hitler wilde van meet af aan een Duits civiel gezag maar vond zijn legerstaf tegenover zich: er kwam een militair gezag. Door de vlucht van Wilhelmina en haar kabinet kon Hitler de mogelijkheid grijpen een legaal Duits civiel gezag te vestigen. Het mede door Duitsland ondertekende Landoorlogsreglement (LOR) bepaalde dat wanneer een regering haar land had verlaten, de militaire bezetter verplicht was zelf een civiel gezag in te stellen. Dit gezag, legaal volgens internationaal oorlogsrecht, werd een fel antisemitisch gezag, wat noodlottig was voor de Joden in Nederland.

Al of niet legaal: voor Hitler maakte het misschien weinig uit. Maar wel voor de Nederlandse ambtenaren, de politie- en spoorwegmensen, en ook de landverraders, maar vooral voor de mensen die hulp wilden bieden.

Wilhelmina’s vlucht blijft de oorzaak van het vestigen van een Duits civiel gezag. Daarover moet op niet-affectieve wijze gediscussieerd kunnen worden. Haar houding wordt echter afkeurenswaardig en zelfs landsverraderlijk als haar vlucht uit persoonlijke motieven blijkt te zijn voortgevloeid. Er is maar één belanghebbende, dus niet onverdachte, bron voor de stelling dat landsbelang haar dreef: Wilhelmina zelf. Drie verschillende verklaringen heeft Wilhelmina aangevoerd om haar vlucht goed te praten. Ik heb die in mijn boek weerlegd.

De volgende feiten en omstandigheden wijzen eveneens op haar ongelijk: 1. Zij had al in januari/februari l940 De Vos van Steenwijk aangezocht om het koninklijk gezin naar het buitenland te vergezellen; 2. Beelaerts van Blokland werd in april l940 gevraagd Wilhelmina te begeleiden. 3. In het Kabinet is geen overleg gepleegd over Wilhelmina’s vlucht. 4. Er was een plan om haar familie reeds op 10 of 11 mei naar Engeland te sturen.

Deze feiten maakten het persoonlijk motief van Wilhelmina dermate waarschijnlijk dat ik Engelse archieven heb onderzocht voor bewijs. Ik vond dat inderdaad (een nieuwe bron!): Een telegram gedateerd 12 april met als titel Saving. Hierin deelt de Engelse gezant aan zijn regering mee met Van Kleffens over de veiligheid van Wilhelmina te hebben gesproken. Men vertrouwt er op dat redding op het laatste moment mogelijk zal zijn.

Dit onderzoek in Engeland was nog door niemand ondernomen, de uitkomsten ervan zijn nieuw. Blom liet zich kennen toen hij benadrukte dat mijn boek geen nieuws zou bevatten. Ik heb aan de bekende feiten nieuwe en relevante toegevoegd. Bovendien heb ik, door een teruggaan naar de bronnen, bekende feiten in een ander daglicht gesteld.

Verschenen in Historisch Nieuwsblad 1997 nummer 3

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.