Home BIOGRAFISCH WOORDENBOEK VAN NEDERLAND; DEEL 1-5

BIOGRAFISCH WOORDENBOEK VAN NEDERLAND; DEEL 1-5

  • Gepubliceerd op: 28 maart 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Hans Renders

Redactieteam onder voorzitterschap van J. Bosmans, 3199 p. Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 193 euro


Waar lees je dat minister-president Jozef Cals assistent was bij zijn schoonvader aan de Nijmeegse universiteit, dat AVRO-voorzitter Gustaaf de Clercq zijn brood verdiende als stooktechnisch adviseur, dat minister Ruijs van Beerenbroek de voornaam van zijn moeder postuum heeft laten veranderen bij vonnis van het arrondissementsgerecht én dat jurist en politiek adviseur J.H. Valckenier Kips promoveerde op de studie De beteekenis van het woord `Rekenpligtigen’ in Art. 771 Wetb. v. Burg. Rechtsv.? In het Biografisch Woordenboek van Nederland (BWN). In 1979 verscheen het eerste deel, eind vorig jaar het vijfde.
        Biografische naslagwerken zijn altijd te gebruiken als grabbelton voor curiosa. Dat is leuk, maar precies om die reden zijn historici vaak bang geweest zich met biografisch onderzoek in te laten. Biografisch onderzoek heeft iets journalistiekerigs, en dat kan natuurlijk nooit degelijk en deugdelijk zijn. Helemaal onterecht is dit wantrouwen niet, ook niet ten aanzien van het respectabele BWN. Zo staan in het lemma over de overleden uitgever Geert Lubberhuizen allerlei oncontroleerbare opmerkingen over zijn vermeende seksuele habitus die daar niet thuishoren. Hetzelfde geldt voor het lemma over Emmy van Lokhorst, dat eindigt met de mededeling dat haar nalatenschap een rijke bron is voor `het intieme leven van tijd- en bedgenoten van Emmy van Lokhorst’.
                Met de Nederlandse traditie van angst voor het extravagante en wantrouwen tegen het excentrieke in het achterhoofd valt te verklaren dat er zo weinig werk is gemaakt van verantwoorde biografische naslagwerken. Altijd wordt Engeland erbij gehaald om te illustreren hoe het wel kan. De Britten hebben niet alleen van al hun schrijvers, politici, kolonels en ornithologen een biografie op de plank; zoek je onder `Winston Churchill’ of `Oscar Wilde’, dan zie je naast de autobiografische boeken en heel rijtje biografieën. En het is dan ook niet verwonderlijk als je ziet dat The Guardian en The Observer dagelijks overlijdensberichten publiceren die je ernaar doen verlangen postuum nog Engelsman te worden: informatief en zo geformuleerd dat nooit een lezer halverwege afhaakt.

Sporthelden
In Nederland is dat allemaal wat minder. Je hebt weliswaar het negentiende-eeuwse Biographisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, in 21 delen, en het tiendelige Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek van P.C. Molhuysen en P.J. Blok (1911-1937). Een biografische Fundgrube vormen verder nog de jaarboeken van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, waarin levensberichten verschijnen van de overleden leden, die overigens lang niet altijd letterkundigen waren.
        Het BWN is in zijn opzet en uitwerking nogal willekeurig. In lemma’s variërend van een paar regels tot zes bladzijden wordt de fine fleur van intellectueel of gezaghebbend (dat zijn meestal gescheiden circuits) Nederland in kaart gebracht. Je kunt twisten over de vraag of Pieter Geyl wel zes pagina’s waard is, maar die kwestie wordt minder prangend als je ziet dat volstrekt onbekenden met bijna evenveel worden bedeeld! En is het nodig te vermelden dat het pseudoniem Exspectans van priester-publicist Wouter Lutkie `tijdelijk’ was? Zo ja, wat wordt dan met die aanduiding bedoeld? In zekere zin is alles toch tijdelijk? Veelal worden personen beschreven die na 1910 overleden zijn, maar dat belet de redactie niet een biografietje op te nemen van de veertiende-eeuwse priester Garbrant van der Couster. U zult zich wellicht afvragen wie dat nou weer is. Iedereen kan dat nu opzoeken. Historici en journalisten krijgen veel meer aandacht dan sporthelden of cabaretiers. Misschien is dat goed, maar de redactie zelf verontschuldigt zich ervoor.
        Ook de verhoudingen binnen een boekdeel, bijvoorbeeld tussen functies of perioden, is willekeurig. Als er kopij voor zo’n zeshonderd bladzijden binnen is, wordt het zaakje naar de drukker gebracht. Door die werkwijze is de compositie van elk afzonderlijk deel afhankelijk van de werklust van de medewerkers. Wel is er veel gecontroleerd. In het voorwoord van het eerste deel schrijft de redactiecommissie droogjes dat bij feitelijke verschillen tussen het BWN en andere bronnen niet onmiddellijk de conclusie getrokken hoeft te worden dat de eerste fout zit.
        Ik heb de vijf delen van het BWN in een paar weken tijd met veel plezier gelezen. Een paar dingen zijn mij opgevallen. Er is steeds meer aandacht voor helder taalgebruik. Waarschijnlijk wordt kopij tegenwoordig wel eens teruggestuurd aan de contribuanten met het verzoek vaagheden te schrappen. In het tweede deel kun je in het lemma over de amerikanist Arie Hollander nog plechtstatige nietszeggendheden aantreffen als: `Waar anderen er de voorkeur aan gaven een toegeeflijke houding aan te nemen, weigerde hij concessies te doen aan “luiheid en middelmaat”.’ Deze lezer kan heel lang tobben over de vraag waar die dubbele aanhalingstekens toch voor staan. Ook het ondertekenen van de afzonderlijke teksten is een goede zaak. Auteurs doen, zo lijkt het, daarom beter hun best en zijn terughoudender in het vermelden van eigen publicaties.

Zelfmoordenaars
In de inleiding van het vijfde deel verzekert de redactie ons er nog eens van dat het BWN een `wetenschappelijk naslagwerk’ is, waarin saillante details en faits divers niet geschuwd worden. De lemmata in dit vijfde deel zijn ook korter dan in vorige delen; vier bladzijden is wel het maximum, in elk geval minder dan drieduizend woorden. Iets meer dan vijftig procent van de beschrevenen in dit deel, zo is door de redactie berekend, stierf ná 1970. Het aandeel van de vrouwen is gestegen van 7 naar 18,5 procent. Zo is er in de inleiding van alles en nog wat gekwantificeerd: hoeveel beschrevenen `fout’ waren in de oorlog, hoeveel er verongelukt zijn, wie de zelfmoordenaars zijn – en vanzelfsprekend zijn er opmerkingen over de beroepen en over de onevenwichtigheid in de verdeling daarvan.
        Onvermijdelijk verouderen lemma’s als over de betreffende persoon na verschijning van het BWN een afzonderlijke biografie verschijnt. Een dergelijke gebeurtenis is een goede toetssteen om dat `oude’ lemma te beoordelen. Voorzover je een biografie van enkele honderden bladzijden kunt vergelijken met een lemma uit een naslagwerk, moet gezegd worden dat die door mij een paar keer gemaakte vergelijking helemaal niet tegenviel. In het lemma `Menno ter Braak’, bijvoorbeeld, is veel ambitie gestoken, door iemand die ook het plan had een heuse biografie te schrijven. In het geval C.P.M. Romme is het trouwens de biograaf J. Bosmans zelf die een degelijk maar veel te lang lemma levert. Romme krijgt vijf pagina’s – evenveel als koningin Wilhelmina.
        Dat het BWN onverstoorbaar is, blijkt onder meer uit het opnemen van een lemma over de Groningse `belastingdeskundige’ Willem Jan de Langen. We nemen onmiddellijk van mevrouw W.M. Peletier aan dat De Langen een `bescheiden man was, die zijn geëmotioneerdheid achter een grote gespannenheid verborg’. Maar heel veel meer dan een niet-afgemaakt boek en het uitbrengen van een pre-advies aan de Vereniging voor Wijsbegeerte des Rechts heeft de bescheiden De Langen niet op zijn conto gezet. Dan is de keuze voor de plantenkweker Bonne Ruys nog begrijpelijker.
        Het BWN is een onderhoudend seriewerk. Elk deel is beter geschreven dan het voorafgaande. Om niet te encyclopedisch te zijn, wordt auteurs veel vrijheid gelaten. Er lijken weinig algemene aanwijzingen voorgeschreven te worden. Het is jammer dat er wel inhoudsindexen, maar geen persoonsregisters op de gezamenlijke of afzonderlijke delen zijn samengesteld. Onder elk lemma staat een bronnenoverzicht in drie delen: welke archieven zijn relevant, wat heeft de beschrevene gepubliceerd en wat is de belangrijkste secundaire literatuur? Het BWN kan gerust door historici gebruikt worden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.