Deze bundel geeft billenkoek aan historici uit de laatste twee eeuwen. Ze hebben een verkeerde voorstelling gegeven van de vroegere burger. Ook hebben ze geen gericht onderzoek gedaan. Weg dus met de ‘aloude stereotype voorstellingen’! Die moeten plaats maken ‘voor een kritische verkenning van zowel de maatschappelijke status als van hun sociale en culturele identiteiten’. De burger van vroeger fungeerde als clichématig nationaal monument van eigen deugd of juist als teken van nationale bekrompenheid, maar achterlijk historisch Nederland haalt zijn kennisachterstand nu ‘in snel tempo’ in. Dat neemt niet weg dat de vroegmoderne burger, volgens de bijdrage van Remieg Aerts, ‘eigenlijk’ ook nu nog moet worden gezocht. Maar láát die zich vinden?
De huidige bundel legt alvast de nadruk op de verschuivende betekenissen van het begrip ‘burger’. De inhoud daarvan was niet nationaal, maar plaatselijk oftewel per stad bepaald. Op het platteland kwam de burger niet voor. De auteurs verdiepen zich in de sociale en culturele dimensies van het burgerdom – de economische laten ze buiten beschouwing. De vraag of de boer langs die weg niet toch een tikje burgerlijkheid had meegekregen blijft open.
In zijn nauwkeurige bijdrage over de vroegmoderne Amsterdamse burgerij laat Maarten Prak zien dat het geen ondubbelzinnig bepaalde groepering betrof. Politiek-juridische en militaire veranderingen zorgden voor verschuivingen. Volgens Jaap Van der Zee vertoont de Nederlandse geschiedschrijving uit de zestiende eeuw geen specifiek burgerlijke trekken. Ze bevat algemeen gangbare normen en waarden. Marijke Meijer Drees bereikt in haar beschouwing van de literatuur uit de gouden eeuw ongeveer dezelfde conclusie. Of het nu Huygens of Cats betreft: exclusief burgerlijk waren ze niet. Burgerlijk, maar niet in de zin van negentiende-eeuws burgerlijk, betoonde zich volgens Catrien Santen de stadselite van Kampen in de Renaissance. Die stond op de smalle bres van stedelijke eigendunk. Henk van Veen laat de burgerlijkheid van het Florentijnse patriciaat vervluchtigen in de nevelen van aristocratische aspiraties. Een heuse hofcultuur kwam er desondanks niet.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘De burger is de paling in de emmer met snot’, schreef ik in een recensie van de bundel over de Nederlandse burgerlijke cultuur die Aerts en Te Velde in 1998 hadden geredigeerd. De paling zit er nog steeds in. Waarmee niets ten nadele van de nieuwe bundel gezegd wil zijn.
P.W. Klein is emeritus hoogleraar geschiedenis in Rotterdam en Leiden.