Home Anachronistische pingpongballen

Anachronistische pingpongballen

  • Gepubliceerd op: 25 januari 2010
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé

Deze ‘korte wereldgeschiedenis van het denken over gelijkheid en cultuurverschil’ is ambitieus, soms duizelingwekkend en vaak aandoenlijk, niet alleen vanwege de evidente goede bedoelingen van de auteur, maar tevens vanwege de opeenstapeling van bijzonder basale geschiedkundige uitglijders. Dat is zonderling, want Siep Stuurman is geen beginneling.

Stuurman werd opgeleid als politicoloog en bezet thans de Jean Monnet-leerstoel in Europese geschiedenis en Europese studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Eerder was hij tijdelijk werkzaam aan het Institute for Advanced Study te Princeton en visiting professor in Istanbul, Los Angeles en New York. In 2005 ontving hij voor zijn boek François Poulain de la Barre and the Invention of Modern Equality de George L. Mosse-prijs van de American Historical Association. Hij is, kortom, een lange en indrukwekkende weg gegaan sinds zijn jaren als studentenactivist tegen de Amsterdamse hoogleraar politicologie Hans Daudt en sinds zijn Kapitalisme en Burgerlijke Staat. Een inleiding in de marxistische politieke theorie uit 1978.

Helaas valt te vrezen dat Stuurman voor zijn lijvige De uitvinding van de mensheid geen George L. Mosse-prijs gaat ontvangen. Dit onderzoek naar de vraag hoe en onder welke omstandigheden mensen vreemdelingen als ‘medemensen’ of zelfs als ‘gelijken’ gaan beschouwen reikt van de Oudheid via China, de Nieuwe Wereld, de Verlichting, de antropoloog Franz Boas en nog veel meer tot aan ‘de huidige wereld’ (de naam Geert Wilders wordt niet genoemd, maar diens schaduw lijkt over de pagina’s te vallen).

Stuurmans tocht door de wereldgeschiedenis beslaat bijna 600 pagina’s en wordt opgeluisterd door zowat het gehele scala aan geschiedwetenschappelijke misgrepen die David Hackett Fischer ooit zo grappig beschreef in zijn Historians’ Fallacies. Dan gaat het bijvoorbeeld om de verwarring van ‘post hoc’ (na iets) en ‘propter hoc’ (vanwege iets) en om het terugprojecteren van moderne begrippen (zoals ‘menselijke gelijkheid’, ‘transcultureel gelijkheiddiscours’, ‘menselijkheid’, ‘humaniteit’), die vervolgens door het verleden caramboleren als ana¬chronistische pingpongballen.

Het gaat tevens om een onmogelijke vraagstelling die het antwoord al in zich draagt. En niet in de laatste plaats om consequent cherry picking door de bronnen, de literatuur en het verleden, waarbij alleen in beeld komt wat de kronkelige, maar toch onloochenbare opmars van het gelijkheidsdenken vanaf Homerus tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ondersteunt.

Dit is, kortom, een Whig-interpretation of history in optima forma. Het helpt daarbij niet dat het notenapparaat wel omvangrijk lijkt, maar bij nadere inspectie zorgwekkend mager is en vol staat met herhalingen en verwijzingen naar dezelfde bronnen. Het helpt evenmin dat Stuurman zijn betoog bij voortduring vooruit moet helpen met formuleringen in de trant van ‘zoals wij hebben gezien’, ‘wij hebben aldus vastgesteld’ en ‘wij moeten dit zo begrijpen’. Ik weet niet wie die ‘wij’ zijn, maar ik weet wel dat ik er niet bij hoor.

Het is misschien flauw om te vragen waarom Hesiodus wel wordt behandeld, maar niet Plato en Aristoteles (geen van beiden echt kampioenen van de ‘menselijke gelijkheid’), en waarom nergens wordt verwezen naar (al dan niet omstreden) boeken over Griekenland en Rome waarin racisme en ongelijkheid worden gezien als kenmerkend voor die ‘culturen’, zoals The Invention of Racism in Classical Antiquity van Benjamin Isaac of het beroemde werk van G.E.M. de Ste. Croix, The Class Struggle in Antiquity.

Evenmin wordt duidelijk waarom we wel lezen dat het christendom in de opvatting van de mensheid ‘sociaal inclusief’ is, maar we nauwelijks iets horen over de kruistochten, de Inquisitie en de langdurige ideologische en praktische verknoping van het christendom met racisme, ongelijkheid en verzet tegen ‘mensenrechten’.

Wat de Verlichting betreft (Stuurmans specialiteit), is het jammer dat een typisch Verlichtingskind als het sociaal-darwinisme met zijn enorme intellectuele en cultuurhistorische implicaties voor de moderne tijd niet beter aan de orde komt. We lezen alleen dat ‘het wetenschappelijk racisme’ tussen 1880 en 1940 werd aangevallen, en over de antiracistische wending in de antropologie die Franz Boas teweegbracht. Maar hoe dit te rijmen valt met het voortduren van de segregatie in de Verenigde Staten tot ver in de jaren zestig, of met de recente raciale slachtpartijen tussen Hutu’s en Tutsi’s, blijft onduidelijk.

Het probleem is natuurlijk dat de wereldgeschiedenis huiveringwekkend omvangrijk is. Misschien is er in deze tijden van ‘globalisering’ iets te zeggen voor wereldgeschiedenis en misschien zelfs ook wel voor de geschiedenis van het ‘transcultureel gelijkheiddiscours’, maar de overmoed waarmee Stuurman zijn wil probeert op te leggen aan het mondiale verleden is ronduit roekeloos. Het grote probleem blijft dat er voor iedere periode en voor elk onderwerp dat hij behandelt met gemak honderd bronnen en publicaties te vinden zijn waaruit precies het tegendeel blijkt van wat hij beweert.

Stuurmans visie op de wereldgeschiedenis en op de geschiedenis van het denken over ‘cultuurgrenzen’ hangt, zoals hij betoogt, samen met ‘een visie op de wereldgeschiedenis waarin de grensvlakken tussen civilisaties als een belangrijke dynamische factor beschouwd worden’. Hij bekent zich hiermee tot volgeling van de beroemde ‘wereldhistoricus’ William McNeill (bekend van onder meer The Rise of the West. A History of the Human Community uit 1963 en A World History uit 1998).

Die betoogde dat ‘contacten en botsingen tussen culturen en civilisaties de voornaamste bron van dynamiek in de wereldgeschiedenis zijn’. Dat zou kunnen, en McNeill kon bogen op een fenomenale kennis van bronnen en literatuur, maar zijn aanpak is ook omstreden en de kritiek dat hij menigmaal zijn heil zoekt in pure speculatie en juist in cruciale details vaak de plank volledig misslaat, is alleszins gerechtvaardigd.

Dit laat onverlet dat Stuurmans boek zonder twijfel vanuit een sympathiek perspectief is geschreven en dat zijn conclusie (‘De mensheid is ertoe veroordeeld zichzelf steeds opnieuw uit te vinden’) al even innemend is. Maar het is de innemendheid van een domineespreek, niet van een geschiedkundige studie. Het is geen toeval dat dit boek zowel in de Volkskrant als in NRC Handelsblad werd bejubeld door een filosoof, en niet door een historicus.

Siep Stuurman
De uitvinding van de mensheid. Korte wereldgeschiedenis van het denken over gelijkheid en cultuurverschil
574 p. Bert Bakker, € 49,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.