Home Aan het hof van Filips II

Aan het hof van Filips II

  • Gepubliceerd op: 11 april 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Gijs Verstegen

Filips II is de geschiedenis in gegaan als een strenge, onbenaderbare vorst, die zijn fortuin spendeerde aan de bestrijding van de ketterij. Uit de memoires van een Vlaamse hoveling komt echter een Filips naar voren die weliswaar hard werkt, maar ook geniet van de zomers in zijn buitenverblijven en een gemaskerd bal aan zijn hof.

Filips de Tweede: uit geschiedenisboeken kennen we hem als een kille vorst die teruggetrokken woonde in San Lorenzo del Escorial, het sinistere granieten paleis dat zich verheft op een rotsachtige hoogvlakte ten noordwesten van Madrid. Hier leefde de altijd in het zwart geklede monarch als een monnik. Als hij zich te ruste legde, keek hij vanuit zijn slaapkamerraam uit op het altaar van de aangrenzende kloosterkerk. 

Onbenaderbaar was hij; een strikt hofceremonieel met ijzeren wetten onttrok hem aan het zicht van zijn onderdanen en maakte zijn paleisvertrekken tot een ontoegankelijk bastion. De zeldzame keren dat hij voor zijn onderdanen verscheen moeten dezen hem sidderend hebben gadegeslagen. In eenzaamheid heersend offerde Filips de fortuinen van zijn rijk op aan de bloedige strijd tegen de ketters in het noorden. 

Een erg vrolijk beeld is dit niet, en – zo blijkt nu – nogal vertekend. In de Spaanse geschiedenis gespecialiseerde historici hebben de laatste jaren hun best gedaan deze negatieve voorstelling te relativeren. Zij wijzen op propaganda van de protestanten die aanleiding zou hebben gegeven tot de vorming van een ‘Zwarte Legende’ rond de koning. 

Maar wie was Filips dan wel en hoe was het leven aan zijn hof? Voor een beschrijving van de koning en zijn hof hebben historici in recente studies onder meer Les passetemps de Jehan Lhermite gebruikt. Dit zijn de memoires van een Vlaamse edelman die aan het eind van de zestiende eeuw kamerheer was aan het hof van Filips II. De avonturen van Lhermite laten ons een andere Filips zien en vertellen hoe een eenvoudig edelman in contact kwam met een vorst die als ongenaakbaar bekendstond. 

Schaatsdemonstratie
Jehan Lhermite wordt in 1560 geboren als zoon van een Antwerpse magistraat. Het katholieke gezin Lhermite staat na de geboorte van Jehan moeilijke tijden te wachten. De beeldenstorm en de Spaanse furie – de plundering van Antwerpen in 1576 door muitende Spaanse soldaten – brengen de stad in beroering. In 1580 sterft vader Lhermite. Jehan helpt zijn moeder de daaropvolgende moeilijke jaren door. Gelukkig breken in 1585 betere tijden aan als de troepen van de hertog van Parma de stad veroveren. De hertog stelt orde op zaken en, zo schrijft Lhermite, de katholieke bevolking haalt opgelucht adem. 

Lhermite heeft eindelijk de gelegenheid om plannen voor de toekomst te maken. Hij wil een tijdje weg uit Antwerpen en besluit familie in Henegouwen op te zoeken. Daar maakt hij kennis met vrienden die veel hebben gereisd. In geuren en kleuren vertellen zij hem over de vreemde gewoontes en bezienswaardigheden in de landen die ze hebben bezocht. De verhalen doen Jehan branden van verlangen om meer van de wereld te zien. Een neef raadt hem aan naar Madrid te gaan. Een vriend van hem, Pierre van Ranst, is kamerheer van Filips II. Via Van Ranst zou Lhermite vast wel een betrekking aan het hof kunnen krijgen. 

‘Vanaf dat moment,’ schrijft Lhermite, ‘richtte ik al mijn pijlen op dit doel.’ Nadat hij afscheid heeft genomen van zijn moeder vertrekt hij op 17 maart 1587 naar Madrid, in het gezelschap van een raadsheer die naar de hofstad is geroepen. Op 30 augustus komt hij aan in Madrid. Filips II is op dat moment met zijn kinderen en dienaren de benauwde stad ontvlucht. Hij verblijft net als elke zomer in het koelere Escorial, ten noordwesten van Madrid. 

Filips zal pas in de winter terugkeren naar zijn paleis in de hoofdstad. Lhermite wacht af, zoals ongetwijfeld vele andere ambitieuze jonge edelen die net als hij een betrekking aan het hof zoeken. Met Kerstmis krijgt de Antwerpenaar de kans om de koning te ontmoeten. De zomerse hitte heeft plaatsgemaakt voor een ijzige kou. Het vriest dat het kraakt, zodanig zelfs dat de vijvers in de paleistuinen bedekt zijn met een dikke laag ijs. En dat biedt Lhermite een unieke gelegenheid zich te onderscheiden van andere ‘baantjesjagers’ en de aandacht van de koning op zich te vestigen. Hij heeft namelijk op aanraden van de broer van Pierre van Ranst zijn schaatsen meegenomen uit Antwerpen. 

En zo komt het dat Lhermite in het gezelschap van enkele Hollanders die op dat moment in Madrid verblijven een schaatsdemonstratie geeft op een paleisvijver in de hofstad. Koning Filips en een gezelschap nieuwsgierige hovelingen zijn op aanraden van Van Ranst komen kijken. Jehan doet erg zijn best om op te vallen: nu eens maakt hij een acrobatische sprong, dan weer trekt hij ‘a toute furie‘ een sprintje, en samen met Margreet Walix uit Edam zwiert hij ‘op Hollandse wijze’ over het ijs. De koning vermaakt zich kostelijk. De vorst vraagt aan Van Ranst wie toch die jongeman is die al die capriolen uithaalt op het ijs. Zo mag Lhermite naar de koets komen om Filips zijn schaatsen te laten zien. 

Lustoord
De koning weet nu wie Lhermite is. Dat is een voordeel, realiseert de Antwerpenaar zich. Zijn kansen om hoveling van Filips te worden zijn toegenomen. Maar voorlopig moet hij geduld hebben en vertrouwen op de vaardigheid van Van Ranst, die zijn zaak aan het hof behartigt. In afwachting stort hij zich enthousiast op de studie van de Spaanse taal en gewoontes. Hij vermijdt conversatie met landgenoten en zoekt het gezelschap van Spanjaarden. 

Op 19 oktober 1590 worden zijn geduld en vasthoudendheid beloond. Lhermite wordt benoemd tot assistent-kamerheer van Filips. Enkele dagen later moet hij een eed afleggen bij de sommelier de corps, de opperkamerheer. ‘Zweert u bij God Zijne Majesteit trouw te dienen, het geheim van zijn Kamer te bewaren, al het goede te vergaren en het kwade te verdrijven?’ ‘Dat zweer ik,’ antwoordt Lhermite, met twee vingers in de lucht. ‘Handelt u aldus, dan zal God u bijstaan, zoniet, dan zal Hij u duur straffen,’ eindigt de sommelier

Lhermite staat de volgende ochtend vroeg op en begeeft zich naar de kamer van Filips. Daar werpt hij zich aan de voeten van de koning, die hem ‘welwillend’ ontvangt. Diezelfde dag maakt hij kennis met de overige hovelingen. Ook zij verwelkomen hem vriendelijk. Maar Van Ranst waarschuwt hem: er zijn erbij die hun hartelijkheid veinzen; in werkelijkheid hadden zij liever hun eigen favoriet op de plek van Lhermite gezien. De ervaren kamerheer raadt de nieuweling aan de koning zorgzaam te dienen en zich bescheiden en deemoedig te gedragen. 

Lhermite vervult trouw zijn plicht. Als hij Filips leert kennen is deze 63 jaar oud. De koning is kaal, grijzend en jichtig, maar vlug van verstand en in het bezit van een sterk geheugen. Wat opvalt is zijn enorme discipline; voor dag en dauw staat Filips op en zet zich achter zijn bureau. Voortdurend zien de hovelingen hem instructies schrijven op de documenten die hij van zijn raadsheren ontvangt. Wel merkt Lhermite op dat de koning het vergeleken met vroeger wat rustiger aan doet, omdat zijn gezondheid al te zeer onder het harde werken ging lijden. 

Lhermite vertelt dat de koning elk jaar uitstapjes maakt naar de buitenpaleizen in de omgeving van Madrid. Van elke twaalf maanden is hij er slechts zes in zijn paleis in de hofstad. Gedurende de zomer-, de kerst-, en de paasdagen verblijft hij in het Escorial, in april gaat hij naar Aranjuez en in november naar het Pardo. In de buitenverblijven vermaken de koning en zijn hovelingen zich met de jacht. 

Aranjuez is voor Lhermite tijdens de lentemaanden een ‘aards paradijs’. Het buitenverblijf is omgeven door alle mogelijke soorten fruitbomen; er is volop wild en er lopen zelfs exotische dieren als kamelen en struisvogels rond. Ook het Pardo is een waar lustoord. Het verblijf in de buitenpaleizen is een welkome afwisseling van het leven aan het hof, dat vermoedelijk vrij eentonig was. Lhermite doodt de tijd met allerlei bezigheden: hij lost woordraadsels op, giet metalen miniaturen, bestudeert de astronomie, en maakt een uitvoerige beschrijving van het paleis Escorial. 
 
Maskerade
Op een goede dag komt Lhermite op het idee een maskerade – een gekostumeerd dansfeest – te organiseren, op de Vlaamse manier. Aanvankelijk heeft hij er moeite mee het geld voor de kostuums bij elkaar te krijgen. Filips, schrijft hij, heeft weliswaar enthousiast gereageerd op het plan, maar geld hoeft hij van hem niet te verwachten. Vrijgevig is de koning namelijk niet, zeker niet als het gaat om ‘zaken van gering belang’. 

Lhermite vreest dat het feest zal uitdraaien op een aanfluiting, wat hem zijn reputatie aan het hof kan kosten. Gelukkig weet hij met steun van een meer gefortuneerde hoveling toch een behoorlijke som geld bij elkaar te krijgen. De maskerade wordt een groot succes. Lhermite gaat gekleed als een Vlaamse boer, met in zijn hand een dorsvlegel. De koning en zijn zoon amuseren zich prima en lachen om de uitbundige dansende hovelingen. De vorst wordt zelfs herinnerd aan zijn jonge jaren in de Nederlanden. 

Met de gezondheid van de koning gaat het ondertussen almaar slechter. De jichtaanvallen worden heviger en het kost hem moeite lang achtereen te zitten. Lhermite schrijft dat de koning zijn dagen slijt in een speciaal voor hem ontworpen stoel, met een verstelbare rugleuning en voetensteun. Daarin ligt hij de hele dag, gekleed in zijn nachtgewaad. De koning sterft in de vroege ochtend van zondag 13 september 1598, na een lang en pijnlijk ziekbed. Lhermite keert niet lang daarna terug naar Antwerpen; hij is zjin geboortestad gaan missen. Hij wordt door Filips III rijk beloond voor zijn goede diensten en tot ridder geslagen. 

Mijn soevereine liefde 

In de onlangs gepubliceerde roman Mijn soevereine liefde van Tomas Lieske, over een Haagse timmerman en wiskundige aan het hof van Filips II, komen we Jehan Lharmite ook tegen. De verzonnen hoofdpersoon Marnix de Veer ontwerpt samen met Lharmiteeen speciale draagstoel waarin de zieke en jichtige koning voor de laatste keer van Madrid naar het Escorial reist. De Veer probeert nog met allerlei instrumenten en vernuftigheden het lijden van de koning te verlichten. Als de koning zich bijna niet meer kan bewegen, maakt de timmerman een scharnierend bed en houten kranen die Filips van het bed kunnen hijsen als de lakens moeten worden verschoond.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.