Home A. Th. van Deursen over ‘De Gouden Eeuw compleet’

A. Th. van Deursen over ‘De Gouden Eeuw compleet’

  • Gepubliceerd op: 14 december 2009
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 5 minuten leestijd
A. Th. van Deursen over ‘De Gouden Eeuw compleet’

Geloof is een openbare zaak, vonden zeventiende-eeuwers. ‘Het idee dat nu in Den Haag bestaat, dat geloof een zaak is voor de huiselijke kring, daar zouden ze niets van begrijpen,’ zegt Adrie van Deursen, emeritus hoogleraar Nieuwe Geschiedenis aan de Vrije Universiteit.

Het christendom was in de Republiek de basis van het leven, benadrukt hij, en dat is nu nog overal in onze cultuur voelbaar. ‘Sommigen zoeken de wortels van het huidige Nederland in de Verlichting en de Bataafse Revolutie. Maar ze zouden ook verder terug moeten kijken, naar het geloof van de zeventiende eeuw.’

Van Deursen, zelf christelijk-gereformeerd, is een kenner van het religieuze leven in de Gouden Eeuw. Het geloof speelt een belangrijke rol in drie van zijn boeken die Historisch Nieuwsblad heeft gebundeld en opnieuw uitgegeven: Mensen van klein vermogen. Het kopergeld van de Gouden Eeuw, over de cultuur van alledag in de Republiek, Een dorp in de polder. Graft in de zeventiende eeuw, over het leven in een Hollands dorp, en Maurits van Nassau. De winnaar die faalde, over de stadhouder en aanvoerder van het leger van de Republiek. De omnibus heeft als titel De Gouden Eeuw compleet.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Maurits kwam tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) in conflict met Johan van Oldenbarnevelt, de raadpensionaris van Holland. De twee waren het oneens over de oplossing voor de strijd tussen de arminianen en gomaristen, die twistten over de leer van de uitverkiezing door God. Van Deursen: ‘Volgens Arminius is verkiezing een vrucht van geloof, volgens Gomarus is geloof een vrucht van verkiezing.’ De gomaristen volgden strikt de predestinatieleer van Calvijn en de kerkelijke leiding vond dat iedereen zich daarnaar moest voegen.

Oldenbarnevelt daarentegen vond dat binnen de kerk de mening van de arminianen naast die van de gomaristen moest kunnen bestaan – ook als de kerk het daar zelf niet mee eens was. De staat stond volgens Van Oldenbarnevelt boven de kerk, verklaart Van Deursen, en daarom mocht de overheid bepalen wat de kerk predikte.

Ook Maurits vond dat de staat boven de kerk stond. Toch kwam hij tot een andere conclusie: als het ging om de kerkleer moest de staat begrijpen waar voor de kerk de grenzen lagen. De leer van Arminius was voor de kerk onacceptabel en daarom wees Maurits die af. Zo kwamen de twee machtigste mannen van de Republiek tegenover elkaar te staan. Oldenbarnevelt eindigde op het schavot

Een lezer uit de vroege 21ste eeuw denkt bij deze verhalen wellicht aan eigentijdse discussies over orthodoxie, tolerantie en de vrijheid van geloof. Maar Van Deursen ziet vooral verschillen: ‘Ik weet niet goed wat Nederlanders zouden opschieten met vergelijkingen met toen. De verschillen zijn zo belangrijk, dat je die eerst goed moet kennen voordat je aan vergelijkingen begint.’

Een van die verschillen betreft de publieke rol van de kerk, die in de zeventiende eeuw veel groter was dan nu. Ook tussen Van Deursens eigen geloof en dat van de inwoners van de Republiek bestaan verschillen. En toch begrijpt hij hen. Ooit zei Van Deursen dat hij zichzelf meer herkende in zijn zeventiende-eeuwse geloofsgenoten dan in de mensen van zijn eigen tijd.

Hij drong door het denken van de zeventiende eeuw via eigentijdse documenten: ‘In 1958 kreeg ik een aanstelling bij het Bureau voor Vaderlandse Geschiedenis. Ik moest de resoluties van de Staten-Generaal vanaf 1610 uitgeven.’ Sindsdien heeft Van Deursen voornamelijk over de zestiende een zeventiende eeuw gepubliceerd. Een vroeg boek was Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt uit 1974, over de strijd tussen de arminianen (‘bavianen’) en gomaristen (‘slijkgeuzen’).

Net als zijn latere werk was dit boek gebaseerd op een imposante hoeveelheid archiefmateriaal. Van Deursen heeft oog voor – vaak splinters van – informatie die iets zegt over het leven in ‘zijn’ tijd. Zo maakt de lezer in Een dorp in de polder kennis met waardin Mary Cornelis Coster, die er in 1633 voor de rechtbank van beschuldigd werd ‘dat sij haer vleyselijcken heeft vermengt met Tatel Vriesman, wesende een getrout man’. Haar verhaal laat zien hoe wankel de reputatie van een alleenstaande vrouw kon zijn, vooral die van een waardin, die toch al aan de rand van de samenleving verkeerde.

Een veelzeggende splinter uit Mensen van klein vermogen is het verzet van ‘het onverstandig volk’ tegen de familie Hogerbeets, die probeerde het graf van Petrus Hogerbeets in Hoorn door beeldhouwer Hendrik de Keyser te laten versieren. Zoals Winandus van den Beke, predikant in Zoetermeer, het stelde: dat soort zaken behoorden tot ‘superstitie die van den papisten gebruyct wort’ en ‘heydensche en afgodische werken’.

In een libertijnse wereld verdedigt Van Deursen zijn geloof. Maar hij houdt het op de achtergrond in zijn werk over de Gouden Eeuw: ‘Ik heb misschien wat meer kennis over het geloof dan historici met een andere afkomst. Maar ik moet ook oppassen dat ik mijn geloof van nu niet verwar met dat van de zeventiende eeuw.’

In zijn boeken is Van Deursen in de eerste plaats beschouwer. Hij is geen historicus van de grote synthese, maar beschrijft hoe de dingen zaten, zo neutraal mogelijk. Dat botst niet met publieke stellingname, vindt hij: ‘Groen van Prinsterer heeft geschreven: “Onpartijdig kan hij alleen zijn, die partij kiest.”’

A.Th. van Deursen

De Gouden Eeuw compleet

niet in de boekwinkel!

19,95 euro

bestellen