Home Transsylvaanse adel, een Oostenrijks conservatief, een generaal in Nederlands-Indië

Transsylvaanse adel, een Oostenrijks conservatief, een generaal in Nederlands-Indië

  • Gepubliceerd op: 26 september 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Rob Hartmans

Sinds in 2007 de Libris Geschiedenis Prijs (die toen nog Grote Geschiedenis Prijs heette) is ingesteld, zijn er tot nog toe slechts twee boeken genomineerd die een niet-Nederlands onderwerp behandelden. In dat eerste jaar stond H.L. Wesselings Frankrijk in oorlog op de shortlist, en vorig jaar was dat David van Reybroucks Congo. Hoewel dat laatste boek in 2010 de grote winnaar was, kun je dus stellen dat de genomineerde boeken zich wel heel sterk op Nederland concentreerden.

Dit jaar is dat anders, aangezien in niet minder dan vier van de uitverkoren titels over de grens wordt gekeken. Weliswaar zijn er twee boeken over de koloniale geschiedenis bij, zodat de band met het vaderland nog steeds vrij sterk is, maar de meeste auteurs hebben hun hoofd boven de dijk uitgestoken. (Evenals vorig jaar heeft de enige Belg op de shortlist ook niet over zijn eigen land geschreven.)

Het ‘meest Nederlandse’ onderwerp wordt behandeld door Auke van der Woud. In 2007 was hij met het boek Een nieuwe wereld de eerste winnaar van deze prijs. Hierin liet hij zien hoe het natuurwetenschappelijk denken en de stormachtige technologische ontwikkeling in de negentiende eeuw resulteerden in het ontstaan van de moderne samenleving, die fundamenteel verschilde van de voorafgaande wereld. In het boek waarmee hij dit jaar genomineerd is, gaat hij in op een van de schaduwzijden van deze successtory.

Koninkrijk vol sloppen beschrijft uitvoerig en beeldend tot welke wantoestanden de industrialisering en de bijbehorende verstedelijking van Nederland leidden. De ‘mindere’ buurten, die er in alle steden al waren, raakten nu overvol door de toestroom van mensen die het platteland verlieten omdat in de stad meer kans op werk was. In Amsterdam ontwikkelden bijvoorbeeld de Jordaan en de westelijke eilanden – nu zeer in trek bij yuppen en andere welgestelden – zich tot afzichtelijke achterbuurten, waar het stonk naar beertonnen, kool en rotte vis, en grote gezinnen bijeenhokten in vochtige kelders of tochtige eenkamerwoningen.

Met behulp van rapporten van allerlei deskundigen, memoires, krantenartikelen en literaire geschriften roept Van de Woud een schrijnend beeld op van uitzichtloze ellende, waarin honger, drankmisbruik, huiselijk geweld en tal van ziekten aan de orde van de dag waren. Veel mensen leidden een leven dat doet denken aan sloppenwijken van hedendaagse ontwikkelingslanden – met dit verschil dat het klimaat hier veel beroerder was.

Toch bracht de vooruitgang die Van der Woud in Een nieuwe wereld zo overtuigend schetste ook hier enige verlichting, aangezien het inzicht ontstond dat de ongekend vuile achterbuurten een gevaar voor de volksgezondheid vormden. Ingenieurs, artsen en stedebouwkundigen pleitten voor de aanleg van waterleiding en riolering en de bouw van betere woningen.

Van der Woud heeft met dit boek een aangrijpend beeld geschetst van een Nederland waarvan weinig mensen nog weet hebben.

Het grootste contrast met het boek van Van der Woud lijkt Kameraad baron van Jaap Scholten, dat blijkens de ondertitel ‘een reis door de verdwijnende wereld van de Transsylvaanse aristocratie’ is. Geen Hollandse achterbuurten, maar de ongerepte wouden van het mysterieuze Transsylvanië; geen krotten, maar paleizen en kastelen; geen grofgebekte en stinkende paupers, maar voorname edelen.

Maar dat is schijn, want toen Roemenië na de Tweede Wereldoorlog communistisch werd, tuimelden die aristocraten van de top van de maatschappelijke piramide en werden zij gezien als een verachtelijke en onbetrouwbare onderklasse, die soms actief vervolgd en altijd getreiterd en gediscrimineerd werd.

Scholten, geboren in een familie van Twentse textielfabrikanten en getrouwd met een vrouw afkomstig uit de Hongaarse adel, is bijzonder gefascineerd door de aristocraten van Transsylvanië, dat tot 1920 tot Hongarije behoorde en sindsdien onderdeel van Roemenië is. Deze Hongaarse edelen werden door de communisten beroofd van hun landgoederen en privileges, en velen van hen hebben na 1989, met wisselend succes, geprobeerd een deel van hun bezittingen terug te krijgen.

In zijn uiterst leesbare boek vertelt Scholten over de verschrikkingen waaraan de adel werd blootgesteld, over haar pogingen om tijdens de communistische en daaropvolgende kapitalistische barbarij de waarden van cultuur en fatsoen hoog te houden, en de inspanningen om nog iets te redden van het verloren gegane erfgoed.

Kameraad baron is een voortreffelijk journalistiek boek, geschreven door iemand die grote sympathie koestert voor zijn onderwerp. Scholtens liefde en bewondering voor de Transsylvaanse adel overheersen echter zo sterk dat hij aan een wat meer kritische benadering van de rol van de aristocratie niet toekomt.

Ik wil zonder meer aannemen dat deze edelen over het algemeen gunstig afsteken bij de communistische apparatsjiks en de even cultuurloze durfkapitalisten van nu, maar was hun rol vóór de Tweede Wereldoorlog louter zegenrijk? Viel er werkelijk niets op hen aan te merken? Omdat Scholten zich vrijwel alleen baseert op vele gesprekken met de nazaten van die oude adel, komen we hierover niets te weten.

Dat menselijk optreden zowel positieve als negatieve aspecten heeft, en dat verdiensten soms vergezeld gaan van forse tekortkomingen, blijkt duidelijk uit Een Nederlander in de wildernis van Luc Panhuysen. Hierin beschrijft hij op de van hem bekende beeldende wijze de ontdekkingsreizen die Robert Jacob Gordon (1743-1795) ondernam in de uitgestrekte, nog nauwelijks geëxploreerde wildernis van Zuid-Afrika.

Gordon was commandant van het VOC-garnizoen van de Kaapkolonie, een functie die hem genoeg tijd overliet om enkele langdurige reizen te ondernemen, waarbij hij het gebied in kaart bracht, zo veel mogelijk natuurwetenschappelijke informatie verzamelde en probeerde de relaties tussen de inheemse bevolking en de kolonisten te verbeteren.

Zeer treffend schildert Panhuysen de ontberingen, uitdagingen en beperkingen waarmee Gordon geconfronteerd werd, zodat de lezer tot op zekere hoogte kan meeleven met de hoofdpersoon. Hoewel hij vermijdt met een sterk 21ste-eeuwse bril naar Gordon te kijken – om de zoölogische kennis te vermeerderen werden bijvoorbeeld wel erg veel dieren afgeschoten – schetst Panhuysen een allesbehalve kritiekloos beeld van zijn ‘held’. Hij laat zien dat diens opvattingen over de inheemse bevolking en de ‘vriendschap’ tussen hen en de kolonisten sterk gekleurd waren door toenmalige denkbeelden, en dat Gordon later wel erg verbitterd raakte over het gebrek aan erkenning voor zijn bijdrage aan de wetenschap.

De koloniale geschiedenis van Nederland speelt ook een grote rol in de biografie die J.A. de Moor schreef van generaal Simon Spoor (1902-1949), na de Tweede Wereldoorlog bevelhebber van de Nederlandse troepen in Nederlands-Indië. Spoor behoorde tot een type officier dat in Nederland veel zeldzamer is dan in bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk: de intellectueel geïnteresseerde, cultureel onderlegde en artistiek angehauchte krijgsman. Zijn vader was, tot hij in conflict kwam met Mengelberg, concertmeester van het Concertgebouworkest geweest en zelf was Spoor een begenadigd violist. Als officier was hij meer een studeerkamergeleerde dan de ijzervreter die zich bij voorkeur tussen de gevechtstroepen beweegt – aan oefeningen en bivak had hij het land.

Minutieus en overtuigend schetst De Moor de carrière van Spoor, het maatschappelijke en militaire milieu waarin hij opereerde en de politieke en militaire ontwikkelingen in Nederlands grootste kolonie. Hierbij laat hij er geen misverstanden over bestaan dat Spoor regelmatig zijn boekje te buiten ging en probeerde politici naar zijn hand te zetten.

Ook wordt duidelijk dat Spoor eenvoudig niet inzag dat de onafhankelijkheid van Indonesië onafwendbaar was en dat de militaire successen tijdens de twee zogenoemde ‘politionele acties’ niet meer waren dan uitstel van executie. Hierin schuilt de tragiek van deze hyperintelligente man, die het gevoel had dat hij door de politiek in de steek werd gelaten en kort nadat Nederland akkoord was gegaan met de soevereiniteitsoverdracht op 47-jarige leeftijd aan een hartaanval overleed.

Met Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant heeft De Moor een vakkundige, uiterst gedegen en informatieve biografie afgeleverd, die de lezer echter nergens ‘meesleept’ of echt doet meeleven met de hoofdpersoon. Hoewel de auteur uitvoerig ingaat op zowel de kwaliteiten als de tekortkomingen van Spoor, blijft deze toch een wat papieren figuur, die verzeild raakte in een conflict dat elders reeds indringender werd beschreven.

Het meest opmerkelijke boek op de shortlist is in mijn ogen Het gevecht met Leviathan. Een verhaal over de politieke ordening in Europa, 1815-1965 van de Leuvense emeritus Emiel Lamberts. Hoewel de titel anders doet vermoeden, is dit boek vóór alles een biografie van een volstrekt vergeten aristocraat. Deze Gustav Graf von Blome (1829-1906) was, zonder dat hij zelf wist, een bastaardkleinzoon van de beroemde Oostenrijkse kanselier Klemens von Metternich. Hoewel hij van Noord-Duitse adel was werd Blome, omdat hij een enorme afkeer van Pruisen had, diplomaat in Oostenrijkse dienst, in welke functie hij het aan de stok kreeg met Bismarck.

Evenals Metternich zag Blome in het sterk opkomende nationalisme een groot gevaar voor de vrede in Europa, terwijl hij eveneens een afkeer had van de steeds grotere bemoeienis van de staat met het maatschappelijke leven. Als antinationalistische conservatief, die ook grote bezwaren had tegen het ongebreidelde kapitalisme waarin mensen tot gebruiksvoorwerpen werden gereduceerd, zag hij in de grensoverstijgende katholieke kerk de enige potentiële tegenmacht.

Blome speelde een rol in de zogenoemde ‘Zwarte Internationale’, die de macht van de paus wilde herstellen, en oefende grote invloed uit op het sociaal-katholicisme zoals dat in 1891 verwoord werd in de pauselijke bul Rerum Novarum. Deze denkbeelden werkten weer door in de naoorlogse christen-democratie, die een grote rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de sociale-markteconomie, de verzorgingsstaat en de Europese Unie. Het door Blome gepropageerde idee van een supranationale Europese orde, dat rond 1870 hopeloos achterhaald leek, werd na 1945 weer een positieve kracht.

De zeer leesbare studie van Lamberts is buitengewoon interessant, maar is mede door de wat merkwaardige titel en de opzet – waarbij de levensbeschrijving van Blome wordt afgewisseld met uitvoerige panoramaschilderingen van de negentiende-eeuwse geschiedenis – geen boek dat een breed publiek aanspreekt.

En hiermee komen we bij een punt dat, naast de grotere aandacht voor buitenlandse onderwerpen, opvalt aan deze shortlist. De door de jury gehanteerde criteria zijn degelijkheid, toegankelijkheid en oorspronkelijkheid. In voorgaande jaren waren er altijd een of meer boeken die op alle drie terreinen hoog scoorden en zodoende ruimschoots uitstaken boven de rest. Dit jaar ontbreekt naar mijn smaak een dergelijke uitblinker.

Het boek van Van der Woud scoort op alle criteria behoorlijk, maar is toch minder imposant dan het werk waarmee hij in 2007 won. Ook Panhuysens boek over Gordon blijft wat achter bij zijn voorgaande werk, zoals de dubbelbiografie van Johan en Cornelis de Witt uit 2005 en Rampjaar 1672, waarmee hij twee jaar geleden voor deze prijs genomineerd was. Dat is begrijpelijk, omdat dit boek geschreven is in opdracht van het Rijksmuseum en hij er veel korter aan heeft kunnen werken dan aan die andere twee.

De Moors biografie van Spoor is degelijk en leesbaar, maar ook wat schools en weinig meeslepend. Kameraad baron van Scholten is aanzienlijk sprankelender en biedt een uiterst leesbaar reisverslag door een onbekende en ten ondergang gedoemde wereld. Helaas is het niet gebaseerd op diepgaand historisch onderzoek. Dat laatste kan van Lamberts boek niet worden gezegd, maar hoewel dat goed leesbaar is, maakt het een wat ontoegankelijke indruk.

Zo is er dus altijd wel wat, zou mijn oma zeggen, en zal er binnen de jury wellicht nog meer dan in voorgaande jaren een stevig debat gevoerd worden.

De vijf genomineerden voor de Libris Geschiedenis Prijs zijn:

Emiel Lamberts
Gevecht met Leviathan. Een verhaal over de politieke ordening in Europa, 1818-1965

448 p. Bert Bakker, € 29,95

J.A. de Moor
Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant
300 p. Boom, € 29,90

Luc Panhuysen
Een Nederlander in de wildernis. De ontdekkingsreizen van Robert Jacob Gordon (1743-1795) in Zuid-Afrika
189 p. Rijksmuseum Amsterdam/Nieuw Amsterdam, € 18,95

Jaap Scholten
Kameraad baron. Een reis door de verdwijnende wereld van de Transsylvaanse aristocratie
421 p. Contact, € 21,95

Auke van der Woud
Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw
440 p. Bert Bakker, € 29,94

De Libris Geschiedenis Prijs is een initiatief van Historisch Nieuwsblad, Libris, het Nationaal Historisch Museum, de NTR, de Volkskrant en de VPRO. De prijs bedraagt 20.000 euro en wordt op zaterdag 22 oktober voor de vijfde keer uitgereikt, dit keer door juryvoorzitter Agnes Jongerius tijdens de Nacht van de Geschiedenis in de Zuiderkerk in Amsterdam. De vijf genomineerden worden geïnterviewd op de Opening van de Maand van de Geschiedenis, op 4 oktober in de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.