Nu dictator Bashar al-Assad is verjaagd, presenteert Syrië een herontwerp van het nationale symbool: een gouden adelaar. Daarmee wil interim-president Ahmed al-Sharaa ‘een brug slaan tussen het verleden en de toekomst’. Met de adelaar verwijst hij naar een beroemde slag in 634 toen moslims de Byzantijnen versloegen en Damascus veroverden.
Aan het begin van de zevende eeuw begon de opvolger van de profeet Mohammed, de eerste kalief Abu Bakr, de veroveringstochten om het nieuwe islamitische geloof te verspreiden. De eerste doelwitten waren de grootmachten van het Midden-Oosten, de Perzische Sassaniden en de Byzantijnen. De greep van deze oude reuzen op het Midden-Oosten was verzwakt doordat ze decennialang oorlog tegen elkaar hadden gevoerd. Dit bood de moslims de mogelijkheid om grote gebieden in te nemen.
Om weerstand te bieden aan de oprukkende moslims bundelden de aartsvijanden hun krachten, maar het verenigde Byzantijns-Sassanidische leger werd in januari 634 n.Chr. verslagen door ‘het zwaard van Allah’: generaal Khalid ibn Walid.
Na deze Slag bij Firaz in het huidige Iraq lagen de wegen naar de Byzantijnse Levant en het Sassanidisch Mesopotamië open voor de moslims. Walid wilde richting de Sassanidische hoofdstad Ctesiphon in Mesopotamië trekken, maar de kalief droeg hem op om Byzantijns Syrië te veroveren. Na een tocht door de Syrische woestijn, overrompelde Walid het Byzantijnse garnizoen in Bosra in het grensgebied tussen het huidige Jordanië en Syrië.
Formidabele verdedigingswerken
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Vanuit Bosra trok Walid zuidwaarts. In de Slag bij Ajnadayn, dicht bij Jeruzalem, versloeg hij de Byzantijnen opnieuw. Na dit verlies verschansten de overgebleven Byzantijnse troepen zich in de ommuurde steden van het Heilige Land en lieten zij het platteland aan de Arabieren, die niet over voldoende soldaten en materieel beschikten om de steden te bedreigen. Walid stuurde zijn troepen richting Damascus, omdat hij bij een verovering van die stad de Byzantijnse verdediging van de Levant in tweeën zou hakken. Daarmee hoopte hij de steden in de zuidelijke Levant tot overgave te dwingen.

Maar ook Damascus beschikte over formidabele verdedigingswerken. Om de stad toch te kunnen belegeren, verdeelde het Arabische leger zich op 21 augustus 634 in groepen die los van elkaar de stad begonnen uit te hongeren. Walid stuurde een contingent lichte cavalerie naar de Uqab-pas: de Adelaarspas. Deze smalle doorgang bevond zich ten noorden van Damascus. Daar moesten de cavaleristen op de uitkijk staan, zodat zij het moslimleger op tijd konden waarschuwen als ze Byzantijnse hulptroepen zagen.
Walid redt het beleg van Damascus
Op 9 september spotte de lichte ruiterij een groot Byzantijns ontzettingsleger van 12.000 man, dat zich via de pas richting de stad begaf. De cavalerie deed verwoede pogingen de Byzantijnen tegen te houden, maar die braken dankzij hun overweldigende aantal toch door.
Een boodschapper van het contingent wist met veel moeite contact te leggen met Walid. Volgens de overlevering voerde de generaal vervolgens persoonlijk een tegenaanval aan op de Byzantijnen, die zich nog in de Uqab-pas bevonden. Bij de slachting die volgde, vernietigde Al-Walid het Byzantijnse leger en redde hij het Beleg van Damascus.

De daaropvolgende inname van de huidige Syrische hoofdstad was het begin van 1400 jaar moslimdominantie in de Levant. De adelaar is vanwege de Slag in de Uqab-pas een belangrijk teken voor die dominantie. Daarom hebben alle moderne Syrische machthebbers sinds de onafhankelijkheid in 1930 de adelaar gebruikt als nationaal symbool. De roofvogel was dus ook het embleem van het land onder de Assads. De nieuwe machthebbers zetten deze traditie voort.

