Home Het souvenir

Het souvenir

  • Gepubliceerd op: 11 april 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Floor Bal

Voorwerpen houden de herinnering aan belangrijke gebeurtenissen levend. Prominente Nederlanders vertellen over hun aandenken aan een bewogen periode in hun professionele leven. Roel van Duijn kreeg een kleine tuinkabouter, in de tijd dat hij met zijn kabouterweging ijverde voor een betere samenleving.


Nog steeds is hij stadsdeelraadslid in Amsterdam, maar de landelijke bekendheid van Roel van Duijn stamt uit jaren zestig. Toen was hij oprichter van Provo en de Kabouterpartij. Nog steeds staat op een keukenplank in zijn woning een enigszins vaal geworden beeldje van een kabouter. ‘Het is een cultuurkabouter, hij zit te lezen,’ grapt Van Duijn. Hij kreeg het beeldje indertijd van zijn vriendin.

Het waren zware maanden voor Van Duijn, de maanden in 1967 nadat de Provo-beweging was opgeheven. ‘Provo was dood en ik was in de rouw. Ik lag in bed en dacht dat ik ziek was, dat ik kanker had. De dokter kwam langs en die gaf me van alles, ook penicilline. Uiteindelijk zei hij: “Van Duijn, je bent niet ziek, je moet eruit. Ga maar eens op een boerderij werken.” 
        
Nou was ik een stadsjongen, dus ik wist niet waar ik heen moest. Wat ik wel wist, was dat mijn ouders altijd brood uit de reformwinkel aten. Ik zocht het telefoonnummer op van de boer die dat bakte en vroeg hem of ik stagiair kon worden. Dat vond hij goed, op één voorwaarde: ik moest mijn baard afscheren.’ 
             
Na een paar maanden op het land te hebben gewerkt kreeg Van Duijn een bijzondere ingeving. ‘De boer en ik stonden op een avond buiten terwijl op een naburig veld met een aardappelloofklapper gewerkt werd, een machine die het loof van de aardappels haalde. Ik vroeg die boer of wij die de volgende dag ook zouden gaan gebruiken. Hij zei: “Ben je gek? Zo’n lawaaiige machine? Daar jaag je de kabouters mee weg.” 

Op dat moment begreep ik wat de nieuwe Provo moest zijn: een cultuurkabouter. Zowel een cultureel als een natuurmens. Ik gaf de man een hand en stapte die avond meteen op de trein naar Amsterdam.’

Nog diezelfde dag schreef Van Duijn een manifest, dat op 4 februari 1970 werd aangenomen door de ‘volksvergadering’ van kabouters. ‘Ik werd ambassadeur van de Oranjevrijstaat, een staat binnen Nederland. We wilden een alternatieve maatschappij starten. Terloops deden we mee aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam en in mei 1970 wonnen we vijf zetels. We probeerden de gemeente zoveel mogelijk in te schakelen voor onze initiatieven. De bomenaanplant in de stad wilden we uitbreiden, het gebied waar nu IJburg is saneren en de eerste gastarbeiders Nederlands leren. Maar al onze plannen werden verworpen.’

In 1974 werd Van Duijn wethouder van de gemeentebedrijven voor de Politieke Partij Radikalen (PPR). ‘Mijn wethouderschap was zeer controversieel; burgemeester Ivo Samkalden en mijn collega-wethouders wilden niets liever dan dat ik zou opdonderen. Maar ik was zeer vastberaden en had een deel van de gemeenteraad achter me.

Eind 1975 werd er een wet ingevoerd waarin stond dat alle Nederlandse huishoudens 3 procent van hun energierekening moesten bijdragen aan de bouw van een kerncentrale in het Duitse Kalkar, die ook energie aan Nederland zou gaan leveren. Als wethouder moest ik dat geld bij alle Amsterdamse huishoudens innen. Maar ik was tegen die kerncentrale! Daarom schreef ik een nota met het voorstel om mensen de keuze te geven of hun eigen bijdrage aan de kerncentrale zou worden besteed of aan zonne- en windenergie.

Toen het stuk op de agenda kwam, beweerde de burgemeester dat ik het niet had aangekondigd. Het werd voornamelijk procedureel gekrakeel; de nota werd niet inhoudelijk behandeld. Kort daarop werd een motie ingediend waarin stond dat ik mijn wethouderschap wegens “geestelijke en fysieke afwezigheid” moest neerleggen. Die werd in 1976 aangenomen.

Ik was razend. Omdat ik genoeg had van de politiek, begon ik een biologische boerderij in Oost-Groningen. Maanden na mijn aftreden besloot de rechter in Duitsland dat de bouw van de kerncentrale in Kalkar stilgelegd moest worden, omdat hij gevaarlijk was. Tegenwoordig is het gebouw een pretpark.’

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.