Home ​‘Het Rode Kruis liet Joden en politieke gevangenen in de steek’

​‘Het Rode Kruis liet Joden en politieke gevangenen in de steek’

  • Gepubliceerd op: 14 november 2017
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Suzanne Tromp
​‘Het Rode Kruis liet Joden en politieke gevangenen in de steek’

Het Rode Kruis is in de Tweede Wereldoorlog niet opgekomen voor Joden en politieke gevangenen, en voerde op bevel van de bezetter zelfs anti-Joodse maatregelen uit. Dat stelt NIOD-onderzoeker Regina Grüter in haar nieuwe boek Kwesties van leven en dood. Het Nederlandse Rode Kruis in de Tweede Wereldoorlog. In opdracht van het Rode Kruis onderzocht zij de rol van het Nederlandse Rode Kruis in de Tweede Wereldoorlog. Waarin schoot de organisatie tekort en op welk gebied heeft zij juist wel een bijdrage kunnen leveren? ‘Het grondbeginsel van medemenselijkheid kwam in de knel.’

Het Nederlandse Rode Kruis in de Tweede Wereldoorlog heeft onder bepaalde groepen een vrij slecht imago. Is dit volgens uw onderzoek terecht?
‘Het Rode Kruis is een hele complexe organisatie die in de oorlog veel goeds heeft gedaan, maar ook veel heeft laten liggen. Al vanaf de oprichting was het belangrijkste grondbeginsel medemenselijkheid, maar juist dit principe kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog in de knel. Het landelijk bestuur van het Rode Kruis in Den Haag heeft geprobeerd zijn taken zo goed mogelijk uit te voeren, maar liet met name twee groepen die de hulp juist hard nodig hadden in de steek: de Joden en de politieke gevangenen. Voor deze mensen heeft het bestuur van het Rode Kruis weinig tot niets gedaan. Daarnaast heeft de organisatie zelfs op bevel van de Duitse bezetter anti-Joodse maatregelen uitgevoerd. Zo werd het Joden verboden om nog donor te zijn bij de bloedtransfusiedienst, waar het Rode Kruis over ging. Uiteindelijk mochten Joden zelfs geen vrijwilliger meer zijn bij de organisatie en werd hun lidmaatschap ontbonden.’
 

‘Veel overlevenden van de kampen zeiden: het Rode Kruis schitterde door afwezigheid’

Wat ging er mis?
‘Het hoofdbestuur van het Rode Kruis in Den Haag, dat bestond uit een groep mannen van wie minstens de helft van adel was, was van goede wil maar wilde koste wat het kost de eigen positie behouden zodat deze niet werd vergeven aan bijvoorbeeld NSB’ers. De bezetter hield het bestuur nauwlettend in de gaten, waardoor het weinig bewegingsvrijheid had, en was bovendien erg gebrand op de Jodenvervolging. Om ervoor te zorgen dat het Rode Kruis in elk geval de door de bezetter geaccepteerde taken kon blijven uitvoeren, zoals het sturen van pakketten naar krijgsgevangen, boog het bestuur al gauw mee met de Duitse eisen. Hoewel het dus erg aan banden werd gelegd, heeft de organisatie erg weinig gedaan om voor Joden en politieke gevangenen op te komen. Zoals veel overlevenden van de kampen zeiden: het Rode Kruis schitterde door afwezigheid.’
 
Tekst loopt verder onder de afbeelding

Het hoofdbestuur in de mobilisatietijd (1939). Afbeelding: Nederlands Rode Kruis

Waarin kon het Rode Kruis wel een verschil maken?
‘Door het hele land waren er lokale Rode Kruisartsen en –vrijwilligers die zich vanuit eigen initiatief en soms met gevaar voor eigen leven inzetten om zoveel mogelijk mensen te helpen. Waar het hoofdbestuur op veel weerstand van de bezetter stuitte, werden de plaatselijke Rode Kruisafdelingen een stuk minder in de gaten gehouden waardoor deze meer bewegingsvrijheid hadden. Zij kwamen vooral in actie bij bombardementen, gevechten en evacuaties.’

‘Deze vrijwilligers waren hele gewone mensen die in tijden van crisis hun medemens wilden helpen. Velen van hen hadden het ook moeilijk met de traumatiserende dingen die zij meemaakten. Zo schrijft de van oorsprong Poolse vrijwilliger Chill Szerkowski dat hij in de puinhopen van het bombardement van 22 februari 1944, op Arnhem en Nijmegen, een kinderhoofdje vond. Terwijl de vrijwilligers met dat hoofdje in de hand stonden, kwam er een man langs die het hoofdje herkende als dat van zijn kleinkind. Szerkowski schrijft dan dat zij als vrijwilligers probeerden professioneel te blijven, maar dat zij ook van streek waren, “want wij zijn ook maar mensen”.’
 

‘Het was voor Nederlandse gevangenen schrijnend om te zien hoe gevangenen van andere nationaliteiten wél hulppakketten opgestuurd kregen’

Wat heeft het Nederlandse Rode Kruis gedaan voor de Nederlanders die naar het buitenland gedeporteerd werden?
‘Praktisch niets. De Duitsers hadden het verboden om pakketten te versturen naar de gedeporteerde Nederlanders en het Rode Kruisbestuur in Den Haag hield zich aan dat verbod. Zo kwam er van ondersteuning voor de gedeporteerden, veelal Joden en politieke gevangenen, niets terecht. Het was voor de Nederlandse gevangenen schrijnend om te zien hoe gevangenen van andere nationaliteiten wél hulppakketten opgestuurd kregen van hun landelijke Rode Kruisorganisatie. Vooral Noorse gevangenen ontvingen regelmatig voedselpakketten.’

Tekst loopt verder onder de afbeelding

Het Rode Kruis brengt Nederlandse krijgsgevangenen terug. Afbeelding: NIOD

‘Toch was er één lichtpuntje in de hulp voor de Nederlandse gedeporteerden: de jonkheer Carel Flugi van Aspermont. Op verzoek van het Nederlandse Rode Kruisbestuur was hij in 1943 naar Zwitserland vertrokken. Van daaruit verzorgde hij pakketverzendingen naar concentratiekampen. Daar werkte hij officieel als afgevaardigde van het London Committee of the Netherland Red Cross, een comité dat in Londen was opgericht omdat er geen contact mogelijk was tussen de Nederlandse regering in Londen en het Rode Kruisbestuur in Den Haag. Er kwam echter bijzonder weinig steun vanuit Londen omdat de pakketverzendingen simpelweg niet als prioriteit werden gezien. Op eigen houtje heeft Flugi van Aspermont toen ontzettend zijn best gedaan om vanuit Zwitserland zoveel mogelijk pakketten naar politieke gevangenen en Joden te sturen.’
 
Wat kon het Rode Kruis na de bevrijding doen voor de overlevenden die terugkeerden uit het buitenland?
‘Heel weinig. Hoewel het Rode Kruisbestuur al tijdens de bezetting plannen had gemaakt voor de repatriëring van gedeporteerden, kreeg het in de regeringsplannen voor de repatriëring nauwelijks een rol toebedeeld. Na de oorlog hield het Rode Kruis zich bijvoorbeeld bezig met het opsporen van vermiste personen in het voormalige Derde Rijk, maar de organisatie was hiervoor slecht uitgerust. De hulpverleners hadden nauwelijks uniformen, geen vervoer, en namen het soms ook niet zo nauw met de regels. Het was gewoon niet goed georganiseerd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.