Home Willem Otterspeer, Orde en trouw. Over Johan Huizinga

Willem Otterspeer, Orde en trouw. Over Johan Huizinga

  • Gepubliceerd op: 26 juni 2006
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    A.Th. van Deursen

Wie Herfsttij der Middeleeuwen leest, kan gemakkelijk zelf vaststellen aan welke eigenschappen Huizinga zijn reputatie dankt. Ten eerste geeft hij blijk van een indrukwekkend combinatievermogen. Grote massa’s losse gegevens weet hij zinvol met elkaar te verbinden, zodat nieuwe beelden van het verleden ontstaan. Ten tweede beweegt Huizinga zich met zelden vertoond gemak in wat we ‘de hogere cultuur’ plegen te noemen. Of het nu schilderkunst betreft of muziek, literatuur of wetenschap, hij kan er met gezag over spreken en met de hulp van de allergrootsten in de geestesgeschiedenis de herfsttij der middeleeuwen tot leven brengen.



De derde kwaliteit volgt uit de twee genoemde haast vanzelf: wie zozeer meester is van de stof en zijn lezers meeneemt naar een zo hoog cultuurniveau, moet wel in staat zijn zich uit te drukken in een stijl die recht doet aan deze uitzonderlijke kwaliteiten. Stijl is immers geen toegevoegd element. Wie goed wil schrijven moet zijn onderwerp grondig kennen en de kunst verstaan uit de veelheid van materiaal die feiten te selecteren die zijn doel het best dienen. Daarom schrijft Huizinga instructief, helder, beeldend en voornaam.

Dat alles springt zo direct in het oog dat we niet de behoefte voelen Huizinga’s geheim te doorgronden. Valt er nog iets te ontraadselen, als bij eerste lezing alles open en bloot voor ons lijkt te liggen? Dat is een overmoedige vraag. Wie dieper in Huizinga doordringt, haalt nog veel meer uit zijn werk. Willem Otterspeer bewijst dat overtuigend in zijn even erudiete als inspirerende boek Orde en trouw. Over Johan Huizinga.

Huizinga is klassiek; dat wil zeggen dat zijn werk geen bron van informatie is maar van genot, waarmee we omgaan alsof het literatuur betreft. Zo gaat Otterspeer in dit boek ook te werk. Hij heeft het niet over Huizinga als geleerde – althans, niet primair -, maar over Huizinga als een schrijver, die zijn plaats heeft in de Nederlandse letterkunde.


Maar als Huizinga schrijft, gaat het natuurlijk wel over geschiedenis. De studie van het verleden vroeg volgens hem een totale inzet. De historicus moest zien en horen, ruiken en proeven. Hij moest de kunst en de letteren van vroeger tijden kennen, de natuur in gaan, ’totdat hij in het verleden ook de zon kan zien schijnen’. Zelf kon Huizinga dat. Zoals ik dit boek lees, vertelt het ons dat hij de gave bezeten heeft alles wat hij vond en las in geschiedenis te veranderen. Elk willekeurig voorwerp uit vroeger tijd schonk hem een onmiddellijk contact met het verleden, ‘een gevoel van over te vloeien in de wereld buiten mij, de aanraking met het wezen der dingen, het beleven van de Waarheid door de historie’.

Dat gaat niet over wetenschap in de gewone zin van het woord. Wetenschap zoekt waarheid, maar met een kleine letter. Tot de grote kan ze uit eigen kracht niet reiken. Precies dat zag Huizinga anders. Hij is een man met een boodschap, op zoek naar het algemeen menselijke. Geschiedenis, zegt Otterspeer, moest voor hem een voorbeeld zijn, een inspiratie, een ideaal. Dat algemeen menselijke had een religieuze dimensie. Maar daarachter lag nog de poëtische gedachte dat religie een navolging van de natuur der dingen is. Daarom, concludeert Otterspeer, is Huizinga in de grond van de zaak een dichter.

Vandaar dus dat hij in de Herfsttij kon schrijven: ‘De geschiedenis der beschaving heeft evenveel te maken met de dromen van schoonheid en den waan des edelen levens als met cijfers van bevolking en belasting.’ Met cijfers kon Huizinga dan ook niet veel. Hij was geen Posthumus of Slicher van Bath. Waarom zou hij ook? Schoonheid daarentegen was voor hem een passie. Het verwondert ons niet, want zijn gevoel voor poëzie ontwikkelde zich in de bloeitijd van Tachtig. Maar l’art pour l’art was het niet. Om de woorden aan te halen die inspireerden tot de titel: ‘Wat stijl heet in het aesthetische, heet in het ethische orde en trouw.’ Die grote Waarheid openbaarde zich in de geschiedenis.

A.Th. van Deursen is emeritus hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.