Home Tweede Kamer haalt onvoldoende voor proefwerk geschiedenis

Tweede Kamer haalt onvoldoende voor proefwerk geschiedenis

  • Gepubliceerd op: 11 februari 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Eva Rensman en Werner Bossmann
Tweede Kamer haalt onvoldoende voor proefwerk geschiedenis

Openbare bestuurders en politici moeten op de hoogte zijn van ons nationale verleden. Want wie het land wil besturen moet de identiteit ervan kennen. Dat zei onlangs, R.J. de Wit, oud-commissaris der Koningin van Noord Holland. Een mooie gedachte, maar is zij ook reëel? Van politici wordt immers gezegd dat zij steeds meer lijken op technocratische bestuursmachines. Dag in, dag uit zijn ze in de weer met stapels ambtelijke stukken en rapporten. Tijd voor een goed boek schijnen ze niet te hebben.

Wil je je eigen historische kennis testen? Doe het proefwerk dat we voorlegden aan de kamerleden. Klik hier voor de vragen.


Om de historische kennis van de Nederlandse top-politici te toetsen legde het Historisch Nieuwsblad een lijst met vijftien vragen voor aan de leden van de Tweede Kamer. Gevraagd werd naar belangrijke jaartallen en gebeurtenissen uit onze vaderlandse geschiedenis. Bijzondere aandacht was er voor de parlementaire geschiedenis, waarover zes vragen gingen.

Ook werden er enkele inzicht-vragen gesteld, bijvoorbeeld naar het aantal Nederlandse vrijwilligers bij de Waffen SS of naar de politieke invloed van de CPN vlak na de oorlog. In het totaal belde de redactie met 100 Tweede Kamerleden. 66 deden met plezier mee, 34 haakten af, omdat ze geen tijd hadden, principieel tegen enquêtes waren of gewoon niet durfden.
 

Misverstanden over het verleden

Het resultaat: een bonte verzameling van misverstanden over het nationale verleden. Was het nou premier Den Uyl of premier Colijn die in olie deed? En de erkenning van de Nederlandse Republiek door Spanje, was dat niet in 1672 bij Den Briel?

Het is met de historische kennis van de meeste Tweede Kamerleden als met de spreekwoordelijke klok en de klepel. De klok hebben de meesten wel horen luiden, maar de klepel kunnen ze met geen mogelijkheid vinden. ‘Wie vermoordde Willem van Oranje?’ ‘Ach ja, ik zie het zo voor me’, zegt Van ’t Riet (D66). ‘Het was ergens op zo’n trap.’


Van de vijftien vragen over Nederlandse geschiedenis die 66 kamerleden telefonisch werden voorgelegd, werden er gemiddeld ruim zes goed beantwoord. Uitgedrukt in een rapportcijfer is dat een 4+. De scores liepen behoorlijk uiteen, zoals te zien is onderaan deze pagina.

 

‘Een beetje onrustbarend’

Geen enkele fout maakte topscorer PvdA-er Valk, die zijn succes verklaart met: ‘ik ben nog van voor de basisvorming. En van huis uit ben ik historicus.’ Erg verbaasd over de lage scores van zijn collega’s is Valk niet, maar een ‘beetje onrustbarend’ is het volgens hem wel. ‘Het verbaast mij dat collega’s roepen dat ze niet geïnteresseerd zijn in historische feiten. Met feiten is niets mis. Kennis gaat aan inzicht vooraf.’
        
Elke Nederlander moet de grote lijnen van de vaderlandse geschiedenis kennen, vindt Valk, en dus ook politici. ‘En als politicus profiteer je van die kennis’, voegt hij daar aan toe. Hij geeft een voorbeeld om dat illustreren: ‘Vaak zeggen militairen dat parlementariërs niet kunnen beslissen over de inzet van het leger in het buitenland, omdat ze te weinig van defensie zouden weten. Maar, zo las ik pas in de Prud’hommes biografie over Michiel de Ruyter, de belangrijkste maritieme overwinning uit de geschiedenis was de tocht naar Chatham. Die stond onder leiding van Cornelis de Witt, de broer van de Johan de Witt. Zo leerde ik dat politici dus best recht van spreken hebben over defensiezaken.’
   

D66-Kamerlid De Koning: ‘Ik vind al die wetenswaardigheden maar onzin’

Op de allerlaatste plaats eindigde D66-kamerlid De Koning, die alle vragen fout beantwoordde. ‘Ik had vroeger een drie voor geschiedenis’, zegt ze. ‘Ik weet er echt niets van.’ Bovendien, verontschuldigt ze zich: ‘Ik vind al die wetenswaardigheden maar onzin.’
        
Voor kiezers die belang hechten aan historisch onderlegde politici moge het duidelijk zijn: geef bij de volgende verkiezingen een voorkeurstem aan PvdA’er Valk, een van de weinigen die de vraag ‘Hoeveel Nederlandse vrijwilligers dienden bij de Waffen SS?’ goed wist te beantwoorden. Maar wie een partij wil met een hoog historisch gehalte moet SGP stemmen. In het partijenklassement staat deze partij bovenaan. Met een deelname van vijftig procent (één van de twee kamerleden) haalde deze partij een gemiddelde van 12 goede antwoorden.

 

Tijd voor een goed historisch boek

‘Ik vind geschiedenis érg interessant’, bekent SGP’er Van den Berg. Wellicht is zijn grote historische kennis terug te voeren op het degelijke protestants-christelijk onderwijs. Ook het feit dat de staatkundig gereformeerden niet worden afgeleid door de televisie, kan er aan bijdragen. Zo houden ze nog tijd over om eens een goed historisch boek ter hand te nemen.
        
Tweede partij op de ranglijst is de PvdA, de partij van topscorer Valk, met gemiddeld 7,1 vragen goed. De partij heeft veel leden in de top van de scorelijst, maar ook onderaan, waardoor het gemiddelde flink omlaag wordt gehaald. Vier PvdA’ers wisten slechts drie van de vragen goed te beantwoorden, en twee behaalden een score van vijf. Slecht scoort GroenLinks, waarvan de twee deelnemers gemiddeld vier vragen goed beantwoordden. Zelfs vragen over het vrouwenkiesrecht en over Van Heutsz werden fout beantwoord, terwijl de voorgeschiedenis van de partij in ieder geval bij dit soort onderwerpen andere verwachtingen wekt.
        

GroenLinks scoorde slecht, zelfs bij vragen over het vrouwenkiesrecht en Van Heutsz

Uitgesplitst naar geslacht laat de scorelijst een opmerkelijk groot verschil zien. De vrouwelijke kamerleden, waarvan 42 procent mee deed, scoren slechter dan hun mannelijke collega’s. Zij beantwoordden gemiddeld 4,6 vragen goed. De mannen (deelname 45 procent) wisten op gemiddeld 7 vragen het goede antwoord. De leeftijd van de parlementariërs blijkt daarentegen niet van invloed te zijn op de historische kennis. Oudere en jongere kamerleden zijn op alle plaatsen van de lijst vertegenwoordigd.
 

Competitiegeest

De 66 geënquêteerde politici waren bijna zonder uitzondering enthousiast. Jeekel (D66) bekende zelfs bang te zijn te worden overgeslagen, nadat verschillende collega’s al waren geënquêteerd. ‘Ik ben blij dat u eindelijk belt. U moest eens weten wat voor een competitiegeest er bij deze bevolkingsgroep heerst.’ Tot zijn grote vreugde belandde hij op de gedeelde derde plaats. ‘Het valt me wel een beetje tegen van mijn collega’s, maar ik denk niet dat je historische kennis nodig hebt als politicus. Dat ik er meer van weet, komt doordat ik er veel interesse in heb. Ik lees alles wat los en vast zit.’
        

‘De geschiedenis kan de aandacht afleiden van het heden en de toekomst. Je moet niet verzeild raken in debatten over hoe alles gekomen is’

CDA’er Bremmer vond het een goede zaak dat een dergelijk onderzoek werd gehouden, maar voorspelde dat politici met historische kennis de witte raven van de Kamer zouden blijken te zijn. Hij meende dat de test iets aangeeft over cultuur-historische en algemene ontwikkeling. Volgens Bremmer heeft kennis van de geschiedenis voor een politicus niet enkel voordelen: ‘De geschiedenis kan de aandacht afleiden van het heden en de toekomst. Je moet niet verzeild raken in debatten over hoe alles gekomen is.’
        
Marijnissen (SP) juichte de historische enquête toe. ‘Je mag van politici wel verwachten dat ze meer van geschiedenis weten dan anderen. Geen gevoel voor het verleden betekent geen gevoel voor de toekomst.’

Volgens Marijnissen ontbreekt het politici nogal eens aan historische kennis ‘en daardoor wordt het debat teveel bepaald door de waan van de dag.’ Rouvoet (RPF) zei na beantwoording van de vragen dat het hem een ‘waar genoegen’ was. Het genoegen was kennelijk zo groot dat hij partijgenoot Van Dijke alle vragen influisterde. Gelukkig was deze zo eerlijk het ons te vertellen, anders had Gerrit Valk zijn triomf ten onrechte moeten delen.
        

Hella Haasse

Parlementariërs lezen niet veel historische werken en niet alleen uit tijdgebrek. Een meer dan eens gehoord verwijt is dat er tegenwoordig maar weinig leesbare geschiedenisboeken worden geproduceerd. Een aantal kamerleden prijst de historische romans van Hella Haasse, maar slechts een enkeling leest de voortbrengsels van historici.
       

‘Geschiedenis moet geen sociologie of statistiek worden. Ik mis de hartstocht voor het verhaal’

Bremmer (CDA): ‘Mijn vader was theoloog en historicus en kon prachtig vertellen. Op dat gebied ben ik niets tekort gekomen. Van de bekende historici heb ik alleen Romein en Huizinga gelezen. Ik lees nog wel eens geschiedwerken als ik op vacantie ben maar de hedendaagse Nederlandse historici bevallen me niet zo. Geschiedenis moet geen sociologie of statistiek worden. Ik mis de hartstocht voor het verhaal.’
        
VVD’er Hessing heeft geen tijd om geschiedenisboeken te lezen. ‘Ik ken geen Nederlandse historici. Ik heb wel goede herinneringen aan het geschiedenisonderwijs dat ik heb genoten. Wereld in wording, kent u die boekjes? Die waren fascinerend.’

 

Bolkestein

In werkelijkheid zou de historische kennis van kamerleden weleens lager kunnen zijn dan de uitslag van deze enquête laat zien. Van de honderd kamerleden die zijn benaderd, weigerden er vierendertig aan de enquête mee te doen. Was het uit angst in de onderste regionen van de ranglijst te belanden? Het feit dat de fractievoorzitters van de vier grote partijen weigerden mee te doen, geeft in ieder geval te denken.
        
Zo geeft de reactie van VVD-leider Bolkestein aanleiding tot twijfel. Meende hij serieus dat het beantwoorden van dergelijke vragen niet bij zijn beroep behoort? Of was de politicus die zich voorstaat op zijn eruditie, gedegen geschiedenisonderwijs bepleit en historische toneelstukken schrijft, bang om af te gaan bij een test waarbij zijn eruditie eens echt op de proef werd gesteld?

 

‘Wat ik weet van de geschiedenis, welk waspoeder ik gebruik en of ik naar de kerk ga, gaat niemand wat aan’

Of PvdA-fractievoorzitter Wallage daar bang voor was, is onduidelijk. Hij gaf slechts een praktische reden op: wel drie keer in de week wordt de leider der sociaaldemocraten gebeld voor ‘dergelijke verzoeken’. Gelukkig onderschreef hij wel het sympathieke doel van de historische enquête. De fractievoorzitters van CDA en D66, Heerma en Wolffensperger hielden het eenvoudiger, en zeiden gewoon dat ze geen tijd hadden.
        
Veel weigeraars deden uit principe niet mee, zoals Gabor (CDA): ‘Wat ik weet van de geschiedenis, welk waspoeder ik gebruik en of ik naar de kerk ga, gaat niemand wat aan.’ Bob van de Bos (D66) had gewoon geen zin: ‘Niet dat ik er niets van af zou weten hoor. Ik ben geschiedenisleraar geweest. Maar ik wil niet op mijn kennis worden getest.’ En bij CDA’er Reitsma gaan enquêtes ‘meteen de prullenmand in’, evenals bij De Hoop Scheffer van dezelfde partij.
        
Sommigen hadden andere redenen om te weigeren. Van der Ploeg (PvdA) wilde niet mee doen omdat hij zijn jeugd niet in Nederland had doorgebracht. Wel stond hij positief tegenover de enquête, en verwees ons naar zijn fractiegenote Van Zuijlen, opgeleid als historica, die – tot zijn grote verbazing – slechts drie vragen goed kon beantwoorden.

 

Feiten, foei!

VVD’er Cherribi had zelfs een wetenschappelijk onderbouwde reden voor zijn weigering. ‘Ik lees comparatieve studies over Nederland. Ik lees nu Charles Tilly. Ik heb colleges gevolgd bij Hans Blom en ik ben Aio geweest bij Siep Stuurman! Maar ik laat me niet ondervragen over feiten! Ik ben geen leerling meer! Feiten, foei!’ Ook Sterk (PvdA) weigerde: ‘Ik weet er toch geen hout van.’ En VVD’er Te Veldhuis wilde stoppen toen bleek dat hij het antwoord op de eerste vraag, – wie was de eerste bisschop van Utrecht -, schuldig moest blijven. ‘Als je vijftig bent, vergeet je weleens iets.’
        
Toch waren de enquête-vragen niet echt moeilijk. Hoogleraren geschiedenis, waaronder H.W. Von der Dunk, H.L. Wesseling, Hans Righart en P.W. Klein, aan wie de lijst voor de aanvang van het onderzoek werd voorgelegd, waren het er over eens dat de gemiddelde goed opgeleide Nederlander – waartoe zij gemakshalve de kamerleden rekenen – deze vragen zou moeten kunnen beantwoorden.

 

Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) vond dat de enquête niet over geschiedenis ging. Hoewel ze geschiedenis ‘ontzettend belangrijk’ vond, wilde ze alleen worden ondervraagd over ‘historische ontwikkelingen die je nodig hebt om dingen te begrijpen’

De vragen gaan over belangrijke gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis, zo vonden zij, en er wordt niet gevraagd naar irrelevante kleine details. De Rooy meende dat het niet terecht is van kamerleden meer historische kennis te verwachten dan van de gemiddelde Nederlander. ‘Ze vertegenwoordigen toch die bevolking?’
        
Kossmann vond de vragen daarentegen te makkelijk: ‘Het is van een lagere school-niveau. Het is voor kamerleden wel goed, al verwacht ik dat ze u op een homerisch gelach zullen onthalen.’
        
Maar kamerleden verweten ons juist dat er alleen naar feiten werden gevraagd, en niet naar inzicht. Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) vond zelfs dat de enquête niet over geschiedenis ging. Hoewel ze geschiedenis ‘ontzettend belangrijk’ vond, wilde ze alleen worden ondervraagd over ‘historische ontwikkelingen die je nodig hebt om dingen te begrijpen’.

Haar partijgenoot Van den Doel vroeg zich ook af of zulke feiten maatgevend zijn. Assen (CDA) zei historische feitjes maar onzin te vinden: ‘Ik ben meer toekomstgericht’. Geen enkele criticus kon echter de vraag beantwoorden hoe historische ontwikkelingen te begrijpen zijn, zonder over een basis van feitenkennis te beschikken.
 

Eenzaam, maar niet alleen

Maar gelukkig waren niet alle feiten ver weg gezonken in de geheugens van de politici. Zo kreeg de vraag, ‘Wie schreef memoires onder de titel Eenzaam maar niet alleen?’ de meeste goede antwoorden. Liefst 58 van de 66 deelnemers wisten dat de auteur wijlen koningin Wilhelmina was en niet Loe de Jong of Marga Klompé.

Dat betekent niet dat alle vragen over de recente geschiedenis goed werden beantwoord. De vraag hoeveel Nederlandse vrijwilligers tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Waffen SS dienden, kreeg juist de meeste foute antwoorden. Slechts tien gaven het goede antwoord: 20.000. De overige antwoorden varieerden van nul (Van Ardenne, CDA) tot heel veel meer: 50.000 (zes maal), en zelfs 120.000 (Beinema, CDA).
        

Assen (CDA) zei de vraag over het aantal Nederlanders dat vrijwillig diende bij de Waffen SS niet te kunnen beantwoorden om politiek correcte redenen: ‘Dit soort dingen wil ik ook niet weten’

Opvallend veel deelnemers brachten deze vraag in verband met hun oud-collega Aantjes (CDA), – die geen lid was van de Waffen SS, maar postbode bij de Germaanse SS. ‘Dat waren Aantjes en consorten’, zei Poppe (SP), die schatte dat het om een paar duizend vrijwilligers ging. Verkerk (AOV) wist zeker dat het er 6.000 waren, want: ‘ik heb het rapport over Aantjes nog boven liggen’. Negen kamerleden wisten helemaal geen getal te noemen. Eén van hen, Assen (CDA) zei deze vraag niet te kunnen beantwoorden om politiek correcte redenen: ‘dit soort dingen wil ik ook niet weten’.
        
Ook bij andere vragen werd flink gegokt. Het leverde soms verrassende antwoorden op. Zo dacht Ybema (D66) dat de eerste bisschop van Utrecht de in 1987 overleden kardinaal Alfrink was in plaats van Willibrord (658-739). Anderen praatten hun ‘weet niet’ goed met ideologische argumenten: ‘met bisschoppen ben ik slecht op de hoogte’, zei Poppe (SP). Voor RPF-kamerlid Rouvoet was het feit dat hij ‘van een andere stroming’ is, voldoende reden zich niet te hoeven verdiepen in de vroege middeleeuwse geschiedenis.
     

Moord op Willem van Oranje   

De moord op Willem van Oranje kwam meer politici bekend voor. Het juiste antwoord op de vraag ‘Wanneer, waar en door wie werd Willem van Oranje vermoord’ is 1584, Delft, Balthasar Gerards. De meesten wisten de gebeurtenis redelijk in de tijd te plaatsen (variërend tussen 1533 en 1672) en lokaliseerden het in Delft, of ergens anders in de provincie Zuid-Holland (Den Haag, Leiden). Alleen Van Zuijlen (PvdA) had vermoedelijk een andere historische gebeurtenis in haar hoofd en antwoordde ‘Dokkum’.

Moeilijker bleek de volgende vraag, ‘In welk jaar werd de Republiek der Nederlanden door Spanje erkend’ (1648). Naast het ook bij de vorige vraag vaak genoemde jaartal 1672 (‘bij Den Briel hè’, Verkerk, AOV) werd veel ‘1500-zoveel’, ‘1600-zoveel’, ‘1700-zoveel’ en zelfs ‘1800-zoveel’ (Leerkes, Unie 55+) geantwoord. Het deed Poppe (SP) verzuchten: ‘Mijn God, wat een vragen!’
        
De vraag door welke vijandelijke mogendheden de Republiek in het rampjaar werd bedreigd (Frankrijk, Engeland en de bisdommen Keulen en Munster), plaatsten veel politici juist weer te vroeg in de tijd. ‘De Spanjaarden zeker weer?’ vroeg Witteveen (PvdA) zich hardop af. VVD’er Keur dacht eerder aan de Belgen, terwijl CDA’er Assen meende dat gevraagd werd naar een natuurvijand: het wassende water in Zeeland in 1953. PvdA-er Rehwinkel moest het antwoord op deze vraag schuldig blijven, want: ‘Ik had vroeger een overspannen geschiedenisleraar, u weet hoe dat gaat.’
 

Koning Willem V

De grote vaderlandse figuren waren bij kamerleden iets bekender. Achttien gokten bij meerkeuzevraag vijf dat het pamflet Aan het volk van Nederland werd geschreven door Johan Derk van den Capellen. Een groter deel gokte fout: 25 stemden voor Gijsbert Karel van Hoogendorp, 11 voor Groen van Prinsterer en vier voor stadhouder Willem V. De overige acht durfden zelfs geen gok te doen.

Over het koningshuis wisten de volksvertegenwoordigers meer. 25 Politici wisten dat koning Willem II de koning was die in 1848 in één nacht van zeer conservatief liberaal werd. Anderen zaten er niet echt veel naast met Willem I en Willem III. Veel andere keuzemogelijkheden waren er dan ook niet. Wel schonk D66’er Roethof ons land een koning Willem V, en vermoedde haar partijgenoot Van ’t Riet dat het niet om een koning, maar om een koningin ging: ‘Willemien, toen ze terug kwam uit Engeland.’
        

Slechts één kamerlid, Assen (CDA), vroeg zich af wat Nederland met Atjeh te maken had

Van Heutsz kenden 26 kamerleden als ‘de bedwinger van Atjeh’. Anderen zaten geografisch in de juiste richting met Karel Doorman (Rijpstra, VVD) en Westerling (Leerkes, Unie 55+). Slechts één kamerlid, Assen (CDA), vroeg zich af wat Nederland met Atjeh te maken had.

De socialistische voorvechter Domela Nieuwenhuis tenslotte was bij vijfentwintig kamerleden bekend als ‘apostel der arbeiders’. Sommigen dachten bij het woord apostel aan Troelstra (acht maal), Drees (Rijpstra, VVD), Multatuli (Smits, CDA), Jezus (Korthals, VVD), Marx (De Koning, D66) en Titus Brandsma (Verkerk, AOV, die er aan toevoegde: ‘dat is een rooms-katholieke vraag, die moet je niet aan een oud-katholiek stellen.’)
        

Parlementaire geschiedenis

De parlementaire geschiedenis – toch bij uitstek interessant voor kamerleden – bleek bij politici minder bekend te zijn. Slechts één kamerlid wist het goede antwoord op de vraag ‘Wanneer was de eerste parlementaire enquête en waarover ging die?’ Rouvoet (RPF): ‘Accijns op zout. 1852’. Bijna twintig parlementariërs noemden de geruchtmakende enquête naar de arbeidsomstandigheden aan het eind van de vorige eeuw, en noemden het Kinderwetje van Van Houten, al wist slechts een enkeling het juiste jaar: 1887. Een antwoord dat we goed hebben gerekend omdat het getuigt van historisch inzicht.
        

Van Wingerden (AOV) moest het antwoord op de vraag wanneer de eerste parlementaire enquête plaatsvond schuldig blijven omdat hij toen nog niet actief was in de politiek

AOV-kamerlid Van Wingerden verklaarde het antwoord op deze vraag ‘helaas’ schuldig te moeten blijven omdat hij toen nog niet actief in de politiek was. Bij overigen ging het historisch besef niet zo ver terug. Zo dachten zeven kamerleden dat de eerste parlementaire enquête die over RSV was, ruim tien jaar geleden. Twaalf anderen dachten bijna veertig jaar verder terug, en meenden dat gevraagd werd naar de enquête over de Nederlandse regering in ballingschap tijdens de Tweede Wereldoorlog.
        
De vraag ‘In welk jaar voerde de Tweede kamer het actief vrouwenkiesrecht in?’ (1919) en de vraag wanneer er bijna eerder een paars, dat wil zeggen links-liberaal kabinet was, stelden bijna evenveel deelnemers voor problemen. Op de laatste vraag antwoordden 19 deelnemers 1913, wat juist was. Een deel van deze goede antwoorden kan ook hier een gok zijn, aangezien het een meerkeuzevraag was. Evenveel parlementariërs dachten aan 1946, en 6 zelfs aan 1977, toen de formatie van het tweede kabinet Den Uyl (PvdA en CDA) mislukte.

 

Colijn en oliehandel      

Beter op de hoogte waren de kamerleden van de geschiedenis van de CPN. 31 deelnemers wisten dat deze partij in 1946 meer stemmen behaalde dan de liberalen. Maar degenen die het antwoord schuldig moesten blijven, schaamden zich niet. ‘U begrijpt dat ik dát niet weet’, zei VVD-kamerlid Van Heemskerck Pillis-Duvekot. Swildens (PvdA) had ook een goede reden om ‘weet niet’ te antwoorden: ‘Als je me vraagt wat ik gisteren gedaan heb, weet ik het ook niet meer.’

Dat oud-premier Colijn de premier was die in olie handelde (vraag 14) was bij 32 kamerleden bekend. Leerkes (Unie 55+) was er zelfs ‘nog boos om’. Maar ook bij de score bij deze vraag is waarschijnlijk enige vervuiling opgetreden, omdat het een meerkeuzevraag betrof. Tekenend is wat Verbugt (VVD) bij deze vraag zei: ‘Ach, ik vul maar wat in.’
 

Erger dan de lage score vindt de Utrechtse historicus Righart dat veel politici hun foute antwoorden wegwimpelen met het argument dat feiten niet belangrijk zijn, maar dat het gaat om ‘ontwikkelingen’

Zijn de meeste politici niet echt verontrust over de gemiddelde score van 6,2 goede antwoorden (een rapportcijfer van 4+), sommige prominente historici zijn toch op zijn minst een beetje verbaasd. Misschien nog wel erger dan de lage score vindt de Utrechtse historicus Righart dat veel politici hun foute antwoorden wegwimpelen met het argument dat feiten niet belangrijk zijn, maar dat het gaat om de ‘ontwikkelingen’. ‘Feiten zijn geen flauwekul’, stelt hij. ‘Dat is slap onderwijskundig geklets. Je moet toch weten wanneer en in welke context die ontwikkelingen plaats vonden. Zo’n argument is alleen een maskering van domheid.’

Politici zouden meer dan gewone Nederlanders op de hoogte moeten zijn van de vaderlandse geschiedenis, vindt Righart. ‘Ze zijn toch bijna allemaal doctorandus? Juist politici moeten zich hoeden voor kortademig denken dat voortkomt uit een gebrek aan historische kennis.’
        

Onheilspellend

Ook éminence-grise Kossmann meent dat de uitslag reden geeft tot somberheid. ‘Onheilspellend’ noemt hij het. ‘Ik vind niet dat een politicus precies moet weten wanneer de eerste parlementaire enquête was, maar als hij op zo’n vraag RSV zegt, dat vind ik echt vréselijk.’ Wel vindt hij het lage gemiddelde ‘als historicus’ erger dan ‘als kiezer’.

Daar is collega Wesseling het mee eens. ‘Ik denk niet dat ze beter zouden functioneren als ze meer historische kennis hadden.’ Wesseling is wel bezorgd over de algemene ontwikkeling van de gemiddelde parlementariër. ‘Maar ja, dat komt doordat er in Nederland geen overeenstemming meer is over wat men zou moeten weten als beschaafd mens. Laat het Historisch Nieuwsblad maar eens een paar cursussen voor politici organiseren.’
        

‘Wie was tijdens de Tweede Wereldoorlog de leider van de ‘Fiji’-regering in Frankrijk?’

Het somberst reageert een niet-historicus, de journalist Jan Blokker. ‘Ik beschouw me meer als gesjeesd historicus, dan als amateur-historicus’. Hij heeft wel een verklaring voor de geringe historische kennis van de deelnemers aan de enquête: ‘Nederland kent niet alleen geen politieke cultuur, Nederland kent helemaal geen cultuur. Ga politici maar eens ondervragen over de Nederlandse letteren? Het laatste dat ze gelezen hebben, is iets van Konsalik of Ludlum, en dan denken ze nog dat het Nederlanders zijn.’

Maar verbaasd is Blokker niet. ‘Gisteravond nog zag ik zo’n bedroevende bleekneus in een quiz van de EO op mijn bescheiden televisietoestel. Hij vroeg de kandidaten: wie was tijdens de Tweede Wereldoorlog de leider van de ‘Fiji’-regering in Frankrijk. Het wemelt natuurlijk van zulke bedroevende bleekneuzen in Nederland.’

Met bijdragen van Frank Hendrickx
 

Het proefwerk

Benieuwd naar de antwoorden? Die vind je onderaan deze pagina.

1. Wie was de eerste bisschop van Utrecht?

2. Wanneer, waar en door wie werd Willem van Oranje vermoord?

3. Wanneer werd de Republiek der Nederlanden door Spanje erkend?

4. Door welke vijandelijke mogendheden werd de Republiek in het zogenaamde `Rampjaar’ bestookt?

5. Wie schreef het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’?
A Gijsbert Karel van Hoogendorp
B Stadhouder Willem V
C Johan Derk van den Capellen tot den Pol
D Groen van Prinsterer

6. Van welke Nederlandse koning werd gezegd: `Hij werd in één etmaal van zeer conservatief zeer liberaal’?

7. Wie stond bekend als ‘de bedwinger van Atjeh’?

8. Wie werd ‘de apostel der arbeiders’ genoemd?

9 Waarover ging de eerste Nederlandse parlementaire enquete en wanneer was die?

10. In welk jaar voerde de Tweede Kamer het actief vrouwenkiesrecht in?

11. Nederland kende ooit eerder bijna een paars, dat wil zeggen links-liberaal kabinet. Wanneer was dat?
A 1913
B 1918
C 1946
D 1976

12. Hoeveel Nederlandse vrijwilligers dienden tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Waffen SS?

13. Slechts éénmaal behaalden de communisten bij de Tweede kamerverkiezingen meer zetels dan de liberalen. Wanneer was dat?

14 Welke Nederlandse premier deed in olie?
A Colijn
B Den Uyl
C De Quay
D Lubbers

15 Welke auteur schreef memoires onder de titel Eenzaam maar niet alleen?
A Loe de Jong
B P.J. Troelstra
C Koningin Wilhelmina
D Marga Klompé

De besten

1.        15 goed
        Valk (PvdA)
2.         12 goed
        Middel (PvdA)
        Van der Berg (SGP)
3.        11 goed
        Jeekel (D66)
        Hoekema (D66)
        Hillen (CDA)
4.        10 goed
        Versnel-Schmitz (D66)
        Vreeman (PvdA)
        Van Traa (PvdA)
        De Graaff (D66)
5.        9 goed
        Bremmer (CDA)
        Blaauw (VVD)
        Vos (PvdA)
        De Cloe (PvdA)
        Ter Veer (D66)
        Smits (CDA)
        Voûte-Droste (VVD)

De slechtsten

1.        0 goed
        De Koning (D66)
2.        1 goed
        Ten Hoopen (CDA)
3.        2 goed
        Bijleveld-Schouten (CDA)
        Van ’t Riet (D66)
        Dankers (CDA)
4.        3 goed
        Duivesteijn (PvdA)
        Bakker (D66)
        Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD)
        Van Zuijlen (PvdA)
        Giskes (D66)
        Jorritsma-Van Oosten (D66)
        Sipkes (GroenLinks)
        Van Heemst (PvdA)
        Witteveen (PvdA)
        Ybema (D66)
        Hessing (VVD)
5.        4 goed
        Apostolou (PvdA)
        Assen (CDA)
        Fermina (D66)
        Keur (VVD)
        Van Wingerden (AOV)
        Lansink (CDA)
        Ardenne-Van der Hoeven (CDA)

Partijenklassement

Klassering   Aantal goed
               beantwoorde vragen    Deelname

1. SGP                 12                         50 procent
        
2. PvdA              7,1                         49 procent
        
3. RPF                 7                           33 procent
        
4. SP                  6,5                       100 procent

5. D66                6,1                         63 procent

6. VVD               6,1                          32 procent

7. Unie 55+           6                        100 procent

8. Hendriks          6                        100 procent

9. CDA                 5,5                      38 procent

10.AOV                4,5                      100 procent

11.GroenLinks     4                         40 procent

Antwoorden van het proefwerk

1. Willibrord

2. 1584, Delft, Balthasar Gerards

3. 1648

4. Frankrijk, Engeland en de bisdommen Keulen en Münster (ook goed: Duitsland)

5. Antwoord C

6. Willem II

7. J. B. van Heutsz

8. Domela Nieuwenhuis

9. Accijns op zout, 1852

10. 1919

11. Antwoord A

12. 20.000 en een paar honderd

13. 1946

14. Antwoord B

15. Antwoord C

Afbeelding: Zitting van de Eerste Nationale Vergadering in Den Haag, van 1 maart 1796 tot 31 augustus 1797 (George Kockers)

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.