Openbare bestuurders en politici moeten op de hoogte zijn van ons nationale verleden. Want wie het land wil besturen moet de identiteit ervan kennen. Dat zei onlangs, R.J. de Wit, oud-commissaris der Koningin van Noord Holland. Een mooie gedachte, maar is zij ook reëel? Van politici wordt immers gezegd dat zij steeds meer lijken op technocratische bestuursmachines. Dag in, dag uit zijn ze in de weer met stapels ambtelijke stukken en rapporten. Tijd voor een goed boek schijnen ze niet te hebben.
Om de historische kennis van de Nederlandse top-politici te toetsen legde het Historisch Nieuwsblad een lijst met vijftien vragen voor aan de leden van de Tweede Kamer. Gevraagd werd naar belangrijke jaartallen en gebeurtenissen uit onze vaderlandse geschiedenis. Bijzondere aandacht was er voor de parlementaire geschiedenis, waarover zes vragen gingen.
Ook werden er enkele inzicht-vragen gesteld, bijvoorbeeld naar het aantal Nederlandse vrijwilligers bij de Waffen SS of naar de politieke invloed van de CPN vlak na de oorlog. In het totaal belde de redactie met 100 Tweede Kamerleden. 66 deden met plezier mee, 34 haakten af, omdat ze geen tijd hadden, principieel tegen enquêtes waren of gewoon niet durfden.
Misverstanden over het verleden
Het is met de historische kennis van de meeste Tweede Kamerleden als met de spreekwoordelijke klok en de klepel. De klok hebben de meesten wel horen luiden, maar de klepel kunnen ze met geen mogelijkheid vinden. ‘Wie vermoordde Willem van Oranje?’ ‘Ach ja, ik zie het zo voor me’, zegt Van ’t Riet (D66). ‘Het was ergens op zo’n trap.’
Van de vijftien vragen over Nederlandse geschiedenis die 66 kamerleden telefonisch werden voorgelegd, werden er gemiddeld ruim zes goed beantwoord. Uitgedrukt in een rapportcijfer is dat een 4+. De scores liepen behoorlijk uiteen, zoals te zien is onderaan deze pagina.
‘Een beetje onrustbarend’
Elke Nederlander moet de grote lijnen van de vaderlandse geschiedenis kennen, vindt Valk, en dus ook politici. ‘En als politicus profiteer je van die kennis’, voegt hij daar aan toe. Hij geeft een voorbeeld om dat illustreren: ‘Vaak zeggen militairen dat parlementariërs niet kunnen beslissen over de inzet van het leger in het buitenland, omdat ze te weinig van defensie zouden weten. Maar, zo las ik pas in de Prud’hommes biografie over Michiel de Ruyter, de belangrijkste maritieme overwinning uit de geschiedenis was de tocht naar Chatham. Die stond onder leiding van Cornelis de Witt, de broer van de Johan de Witt. Zo leerde ik dat politici dus best recht van spreken hebben over defensiezaken.’
D66-Kamerlid De Koning: ‘Ik vind al die wetenswaardigheden maar onzin’
Voor kiezers die belang hechten aan historisch onderlegde politici moge het duidelijk zijn: geef bij de volgende verkiezingen een voorkeurstem aan PvdA’er Valk, een van de weinigen die de vraag ‘Hoeveel Nederlandse vrijwilligers dienden bij de Waffen SS?’ goed wist te beantwoorden. Maar wie een partij wil met een hoog historisch gehalte moet SGP stemmen. In het partijenklassement staat deze partij bovenaan. Met een deelname van vijftig procent (één van de twee kamerleden) haalde deze partij een gemiddelde van 12 goede antwoorden.
Tijd voor een goed historisch boek
Tweede partij op de ranglijst is de PvdA, de partij van topscorer Valk, met gemiddeld 7,1 vragen goed. De partij heeft veel leden in de top van de scorelijst, maar ook onderaan, waardoor het gemiddelde flink omlaag wordt gehaald. Vier PvdA’ers wisten slechts drie van de vragen goed te beantwoorden, en twee behaalden een score van vijf. Slecht scoort GroenLinks, waarvan de twee deelnemers gemiddeld vier vragen goed beantwoordden. Zelfs vragen over het vrouwenkiesrecht en over Van Heutsz werden fout beantwoord, terwijl de voorgeschiedenis van de partij in ieder geval bij dit soort onderwerpen andere verwachtingen wekt.
GroenLinks scoorde slecht, zelfs bij vragen over het vrouwenkiesrecht en Van Heutsz
Competitiegeest
‘De geschiedenis kan de aandacht afleiden van het heden en de toekomst. Je moet niet verzeild raken in debatten over hoe alles gekomen is’
Marijnissen (SP) juichte de historische enquête toe. ‘Je mag van politici wel verwachten dat ze meer van geschiedenis weten dan anderen. Geen gevoel voor het verleden betekent geen gevoel voor de toekomst.’
Volgens Marijnissen ontbreekt het politici nogal eens aan historische kennis ‘en daardoor wordt het debat teveel bepaald door de waan van de dag.’ Rouvoet (RPF) zei na beantwoording van de vragen dat het hem een ‘waar genoegen’ was. Het genoegen was kennelijk zo groot dat hij partijgenoot Van Dijke alle vragen influisterde. Gelukkig was deze zo eerlijk het ons te vertellen, anders had Gerrit Valk zijn triomf ten onrechte moeten delen.
Hella Haasse
‘Geschiedenis moet geen sociologie of statistiek worden. Ik mis de hartstocht voor het verhaal’
VVD’er Hessing heeft geen tijd om geschiedenisboeken te lezen. ‘Ik ken geen Nederlandse historici. Ik heb wel goede herinneringen aan het geschiedenisonderwijs dat ik heb genoten. Wereld in wording, kent u die boekjes? Die waren fascinerend.’
Bolkestein
Zo geeft de reactie van VVD-leider Bolkestein aanleiding tot twijfel. Meende hij serieus dat het beantwoorden van dergelijke vragen niet bij zijn beroep behoort? Of was de politicus die zich voorstaat op zijn eruditie, gedegen geschiedenisonderwijs bepleit en historische toneelstukken schrijft, bang om af te gaan bij een test waarbij zijn eruditie eens echt op de proef werd gesteld?
‘Wat ik weet van de geschiedenis, welk waspoeder ik gebruik en of ik naar de kerk ga, gaat niemand wat aan’
Veel weigeraars deden uit principe niet mee, zoals Gabor (CDA): ‘Wat ik weet van de geschiedenis, welk waspoeder ik gebruik en of ik naar de kerk ga, gaat niemand wat aan.’ Bob van de Bos (D66) had gewoon geen zin: ‘Niet dat ik er niets van af zou weten hoor. Ik ben geschiedenisleraar geweest. Maar ik wil niet op mijn kennis worden getest.’ En bij CDA’er Reitsma gaan enquêtes ‘meteen de prullenmand in’, evenals bij De Hoop Scheffer van dezelfde partij.
Sommigen hadden andere redenen om te weigeren. Van der Ploeg (PvdA) wilde niet mee doen omdat hij zijn jeugd niet in Nederland had doorgebracht. Wel stond hij positief tegenover de enquête, en verwees ons naar zijn fractiegenote Van Zuijlen, opgeleid als historica, die – tot zijn grote verbazing – slechts drie vragen goed kon beantwoorden.
Feiten, foei!
Toch waren de enquête-vragen niet echt moeilijk. Hoogleraren geschiedenis, waaronder H.W. Von der Dunk, H.L. Wesseling, Hans Righart en P.W. Klein, aan wie de lijst voor de aanvang van het onderzoek werd voorgelegd, waren het er over eens dat de gemiddelde goed opgeleide Nederlander – waartoe zij gemakshalve de kamerleden rekenen – deze vragen zou moeten kunnen beantwoorden.
Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) vond dat de enquête niet over geschiedenis ging. Hoewel ze geschiedenis ‘ontzettend belangrijk’ vond, wilde ze alleen worden ondervraagd over ‘historische ontwikkelingen die je nodig hebt om dingen te begrijpen’
Kossmann vond de vragen daarentegen te makkelijk: ‘Het is van een lagere school-niveau. Het is voor kamerleden wel goed, al verwacht ik dat ze u op een homerisch gelach zullen onthalen.’
Maar kamerleden verweten ons juist dat er alleen naar feiten werden gevraagd, en niet naar inzicht. Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) vond zelfs dat de enquête niet over geschiedenis ging. Hoewel ze geschiedenis ‘ontzettend belangrijk’ vond, wilde ze alleen worden ondervraagd over ‘historische ontwikkelingen die je nodig hebt om dingen te begrijpen’.
Haar partijgenoot Van den Doel vroeg zich ook af of zulke feiten maatgevend zijn. Assen (CDA) zei historische feitjes maar onzin te vinden: ‘Ik ben meer toekomstgericht’. Geen enkele criticus kon echter de vraag beantwoorden hoe historische ontwikkelingen te begrijpen zijn, zonder over een basis van feitenkennis te beschikken.
Eenzaam, maar niet alleen
Dat betekent niet dat alle vragen over de recente geschiedenis goed werden beantwoord. De vraag hoeveel Nederlandse vrijwilligers tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Waffen SS dienden, kreeg juist de meeste foute antwoorden. Slechts tien gaven het goede antwoord: 20.000. De overige antwoorden varieerden van nul (Van Ardenne, CDA) tot heel veel meer: 50.000 (zes maal), en zelfs 120.000 (Beinema, CDA).
Assen (CDA) zei de vraag over het aantal Nederlanders dat vrijwillig diende bij de Waffen SS niet te kunnen beantwoorden om politiek correcte redenen: ‘Dit soort dingen wil ik ook niet weten’
Ook bij andere vragen werd flink gegokt. Het leverde soms verrassende antwoorden op. Zo dacht Ybema (D66) dat de eerste bisschop van Utrecht de in 1987 overleden kardinaal Alfrink was in plaats van Willibrord (658-739). Anderen praatten hun ‘weet niet’ goed met ideologische argumenten: ‘met bisschoppen ben ik slecht op de hoogte’, zei Poppe (SP). Voor RPF-kamerlid Rouvoet was het feit dat hij ‘van een andere stroming’ is, voldoende reden zich niet te hoeven verdiepen in de vroege middeleeuwse geschiedenis.
Moord op Willem van Oranje
Moeilijker bleek de volgende vraag, ‘In welk jaar werd de Republiek der Nederlanden door Spanje erkend’ (1648). Naast het ook bij de vorige vraag vaak genoemde jaartal 1672 (‘bij Den Briel hè’, Verkerk, AOV) werd veel ‘1500-zoveel’, ‘1600-zoveel’, ‘1700-zoveel’ en zelfs ‘1800-zoveel’ (Leerkes, Unie 55+) geantwoord. Het deed Poppe (SP) verzuchten: ‘Mijn God, wat een vragen!’
De vraag door welke vijandelijke mogendheden de Republiek in het rampjaar werd bedreigd (Frankrijk, Engeland en de bisdommen Keulen en Munster), plaatsten veel politici juist weer te vroeg in de tijd. ‘De Spanjaarden zeker weer?’ vroeg Witteveen (PvdA) zich hardop af. VVD’er Keur dacht eerder aan de Belgen, terwijl CDA’er Assen meende dat gevraagd werd naar een natuurvijand: het wassende water in Zeeland in 1953. PvdA-er Rehwinkel moest het antwoord op deze vraag schuldig blijven, want: ‘Ik had vroeger een overspannen geschiedenisleraar, u weet hoe dat gaat.’
Koning Willem V
Over het koningshuis wisten de volksvertegenwoordigers meer. 25 Politici wisten dat koning Willem II de koning was die in 1848 in één nacht van zeer conservatief liberaal werd. Anderen zaten er niet echt veel naast met Willem I en Willem III. Veel andere keuzemogelijkheden waren er dan ook niet. Wel schonk D66’er Roethof ons land een koning Willem V, en vermoedde haar partijgenoot Van ’t Riet dat het niet om een koning, maar om een koningin ging: ‘Willemien, toen ze terug kwam uit Engeland.’
Slechts één kamerlid, Assen (CDA), vroeg zich af wat Nederland met Atjeh te maken had
De socialistische voorvechter Domela Nieuwenhuis tenslotte was bij vijfentwintig kamerleden bekend als ‘apostel der arbeiders’. Sommigen dachten bij het woord apostel aan Troelstra (acht maal), Drees (Rijpstra, VVD), Multatuli (Smits, CDA), Jezus (Korthals, VVD), Marx (De Koning, D66) en Titus Brandsma (Verkerk, AOV, die er aan toevoegde: ‘dat is een rooms-katholieke vraag, die moet je niet aan een oud-katholiek stellen.’)
Parlementaire geschiedenis
Van Wingerden (AOV) moest het antwoord op de vraag wanneer de eerste parlementaire enquête plaatsvond schuldig blijven omdat hij toen nog niet actief was in de politiek
De vraag ‘In welk jaar voerde de Tweede kamer het actief vrouwenkiesrecht in?’ (1919) en de vraag wanneer er bijna eerder een paars, dat wil zeggen links-liberaal kabinet was, stelden bijna evenveel deelnemers voor problemen. Op de laatste vraag antwoordden 19 deelnemers 1913, wat juist was. Een deel van deze goede antwoorden kan ook hier een gok zijn, aangezien het een meerkeuzevraag was. Evenveel parlementariërs dachten aan 1946, en 6 zelfs aan 1977, toen de formatie van het tweede kabinet Den Uyl (PvdA en CDA) mislukte.
Colijn en oliehandel
Dat oud-premier Colijn de premier was die in olie handelde (vraag 14) was bij 32 kamerleden bekend. Leerkes (Unie 55+) was er zelfs ‘nog boos om’. Maar ook bij de score bij deze vraag is waarschijnlijk enige vervuiling opgetreden, omdat het een meerkeuzevraag betrof. Tekenend is wat Verbugt (VVD) bij deze vraag zei: ‘Ach, ik vul maar wat in.’
Erger dan de lage score vindt de Utrechtse historicus Righart dat veel politici hun foute antwoorden wegwimpelen met het argument dat feiten niet belangrijk zijn, maar dat het gaat om ‘ontwikkelingen’
Politici zouden meer dan gewone Nederlanders op de hoogte moeten zijn van de vaderlandse geschiedenis, vindt Righart. ‘Ze zijn toch bijna allemaal doctorandus? Juist politici moeten zich hoeden voor kortademig denken dat voortkomt uit een gebrek aan historische kennis.’
Onheilspellend
Daar is collega Wesseling het mee eens. ‘Ik denk niet dat ze beter zouden functioneren als ze meer historische kennis hadden.’ Wesseling is wel bezorgd over de algemene ontwikkeling van de gemiddelde parlementariër. ‘Maar ja, dat komt doordat er in Nederland geen overeenstemming meer is over wat men zou moeten weten als beschaafd mens. Laat het Historisch Nieuwsblad maar eens een paar cursussen voor politici organiseren.’
‘Wie was tijdens de Tweede Wereldoorlog de leider van de ‘Fiji’-regering in Frankrijk?’
Maar verbaasd is Blokker niet. ‘Gisteravond nog zag ik zo’n bedroevende bleekneus in een quiz van de EO op mijn bescheiden televisietoestel. Hij vroeg de kandidaten: wie was tijdens de Tweede Wereldoorlog de leider van de ‘Fiji’-regering in Frankrijk. Het wemelt natuurlijk van zulke bedroevende bleekneuzen in Nederland.’
Met bijdragen van Frank Hendrickx
Het proefwerk
1. Wie was de eerste bisschop van Utrecht?
2. Wanneer, waar en door wie werd Willem van Oranje vermoord?
3. Wanneer werd de Republiek der Nederlanden door Spanje erkend?
4. Door welke vijandelijke mogendheden werd de Republiek in het zogenaamde `Rampjaar’ bestookt?
5. Wie schreef het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’?
A Gijsbert Karel van Hoogendorp
B Stadhouder Willem V
C Johan Derk van den Capellen tot den Pol
D Groen van Prinsterer
6. Van welke Nederlandse koning werd gezegd: `Hij werd in één etmaal van zeer conservatief zeer liberaal’?
7. Wie stond bekend als ‘de bedwinger van Atjeh’?
8. Wie werd ‘de apostel der arbeiders’ genoemd?
9 Waarover ging de eerste Nederlandse parlementaire enquete en wanneer was die?
10. In welk jaar voerde de Tweede Kamer het actief vrouwenkiesrecht in?
11. Nederland kende ooit eerder bijna een paars, dat wil zeggen links-liberaal kabinet. Wanneer was dat?
A 1913
B 1918
C 1946
D 1976
12. Hoeveel Nederlandse vrijwilligers dienden tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Waffen SS?
13. Slechts éénmaal behaalden de communisten bij de Tweede kamerverkiezingen meer zetels dan de liberalen. Wanneer was dat?
14 Welke Nederlandse premier deed in olie?
A Colijn
B Den Uyl
C De Quay
D Lubbers
15 Welke auteur schreef memoires onder de titel Eenzaam maar niet alleen?
A Loe de Jong
B P.J. Troelstra
C Koningin Wilhelmina
D Marga Klompé
De besten
1. 15 goed
Valk (PvdA)
2. 12 goed
Middel (PvdA)
Van der Berg (SGP)
3. 11 goed
Jeekel (D66)
Hoekema (D66)
Hillen (CDA)
4. 10 goed
Versnel-Schmitz (D66)
Vreeman (PvdA)
Van Traa (PvdA)
De Graaff (D66)
5. 9 goed
Bremmer (CDA)
Blaauw (VVD)
Vos (PvdA)
De Cloe (PvdA)
Ter Veer (D66)
Smits (CDA)
Voûte-Droste (VVD)
De slechtsten
1. 0 goed
De Koning (D66)
2. 1 goed
Ten Hoopen (CDA)
3. 2 goed
Bijleveld-Schouten (CDA)
Van ’t Riet (D66)
Dankers (CDA)
4. 3 goed
Duivesteijn (PvdA)
Bakker (D66)
Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD)
Van Zuijlen (PvdA)
Giskes (D66)
Jorritsma-Van Oosten (D66)
Sipkes (GroenLinks)
Van Heemst (PvdA)
Witteveen (PvdA)
Ybema (D66)
Hessing (VVD)
5. 4 goed
Apostolou (PvdA)
Assen (CDA)
Fermina (D66)
Keur (VVD)
Van Wingerden (AOV)
Lansink (CDA)
Ardenne-Van der Hoeven (CDA)
Partijenklassement
Klassering Aantal goed
beantwoorde vragen Deelname
1. SGP 12 50 procent
2. PvdA 7,1 49 procent
3. RPF 7 33 procent
4. SP 6,5 100 procent
5. D66 6,1 63 procent
6. VVD 6,1 32 procent
7. Unie 55+ 6 100 procent
8. Hendriks 6 100 procent
9. CDA 5,5 38 procent
10.AOV 4,5 100 procent
11.GroenLinks 4 40 procent
Antwoorden van het proefwerk
1. Willibrord
2. 1584, Delft, Balthasar Gerards
3. 1648
4. Frankrijk, Engeland en de bisdommen Keulen en Münster (ook goed: Duitsland)
5. Antwoord C
6. Willem II
7. J. B. van Heutsz
8. Domela Nieuwenhuis
9. Accijns op zout, 1852
10. 1919
11. Antwoord A
12. 20.000 en een paar honderd
13. 1946
14. Antwoord B
15. Antwoord C
Afbeelding: Zitting van de Eerste Nationale Vergadering in Den Haag, van 1 maart 1796 tot 31 augustus 1797 (George Kockers)
Dit artikel is exclusief voor abonnees