Amerikaanse militairen waren tot alle hulp bereid bij de watersnoodramp in 1953. CPN-leider Paul de Groot was niet gecharmeerd van het humanitaire gebaar: ‘Je weet wel wanneer ze komen maar je weet niet wanneer ze gaan.’ Wat zou de oude bolsjewiek gedacht hebben van de elfde september – overigens allang een historische datum; 11 september 1973 was het einde van Allende, maar dit terzijde. Iets als ‘koekje van eigen deeg’ denk ik, en over de drie minuten eurostilte hoor ik hem al zeggen: ‘Het begint met drie minuten en het eindigt met een algeheel spreekverbod.’
Nu was drie minuten ook wel erg veel. Slechts één keer eerder hield Nederland de lippen zo lang op elkaar: in 1956, bij de Russische inval in Boedapest. Met de traditionele twee minuten zijn we scheutiger. Zo waren wij 2 november 1961 twee minuten stil op aanbeveling van de Stichting van de Arbeid, de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties en de besturen van KVP, PvdA, VVD, ARP, CHU, SGP en PSP.
Wat was het geval? De Russen hadden op 30 oktober een proef gedaan met een atoombom. Nu was dat niet de eerste, en de Amerikanen en de Fransen wilden hun bommen ook nog wel eens uitproberen, maar dit was een heel zware bom. Tien megaton, twintig megaton, soit, maar daar in de dampkring boven Nova Zembla kwam een vijftig megatonbom tot ontploffing en dat was de limit. President Kennedy zei dat de Sovjet-Unie de wereld wilde terroriseren ‘met als doel de vredelievende mensen te dwingen zich aan de sovjet-Russische eisen te onderwerpen’. En hij voegde er volledigheidshalve aan toe dat de Amerikaanse atoombommen toch beter waren. Op Hilversum 1 sprak de vader des vaderlands, Dr W. Drees, het volk toe in dezelfde geest.
Het westen betoogde. In Nijmegen namen het Rooms-Katholieke Studentencorps en de hervormde en gereformeerde kerken het initiatief. Na de toespraken bad de menigte het Onze Vader en zong het de vijfde strofe van het Wilhelmus.
De demonstratie in Amsterdam was genuanceerder. De ‘Actie jeugd voor de vrede’ overhandigde niet alleen een protestbrief bij de Russische handelsdelegatie aan het Museumplein, maar ook bij de buren: het Amerikaanse consulaat.
Zelf zat ik met die twee minuten stilte een beetje in mijn maag; van huis uit waren wij niet zo erg anti-sovjet. Meneer Breskens bood uitkomst. Ik zat op dat ogenblik bij hem in de klas – Spinozalyceum, klas 1 c. Een paar minuten voor het moment suprème krijtte de
wiskundeleraar een buitengewoon ingewikkelde algebrasom op het bord. En hij sprak: ‘Als je straks niks hebt om over na te denken, denk dan maar na over deze som.’ En buitengewoon gelegitimeerd hield ook ik twee minuten mijn mond dicht.
Stom van die zwalkende schoolleiders, met al hun rekening houden met mogelijk anderdenkende allochtone leerlingen, dat ze vorige maand niet hebben gedacht aan de zeer opportunistische maar ronduit functionele oplossing van meneer Breskens.
Paul Arnoldussen
Dit artikel is exclusief voor abonnees