Home STELLING: ‘Amerika is een door en door racistisch land’

STELLING: ‘Amerika is een door en door racistisch land’

  • Gepubliceerd op: 25 augustus 2015
  • Laatste update 21 apr 2021
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 3 minuten leestijd

Anton van Hooff:

‘Ik vind het een plompe stelling. Je kunt niet in dergelijke generaliserende bewoordingen over de Amerikaanse bevolking spreken. Is de Nederlandse samenleving minder racistisch? Ik ben er niet gerust op. Wij hebben een veel kortere geschiedenis van multicultureel samenleven dan de Amerikanen. In de jaren vijftig werden die paar Surinamers in Nederland nog schattig gevonden. Maar de afgelopen decennia is de Nederlandse houding ten opzichte van “buitenlanders” veel negatiever geworden.

Elke samenleving heeft behoefte aan een identiteit. En daarmee aan een duidelijk onderscheid met buitenstaanders. Vanouds vormen uiterlijke verschillen, waaronder taalgebruik, voor groepen de gemakkelijkste manier om zo’n onderscheid te maken. Dat zie je al bij de Grieken en Romeinen, die buitenstaanders aanduidden als “barbaren”. Daarmee werden volkeren bedoeld die een vreemde taal spraken – “barbar” zeiden, dus brabbelden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Toch zou het onjuist zijn voor de premoderne tijd al van racisme te spreken. Die ideologie ontstond pas in de negentiende eeuw. Westerse wetenschappers verdeelden de mensheid toen in te onderscheiden “rassen”. De veroordeling van “de ander” als inferieur verkreeg daarmee een pseudowetenschappelijke basis. Met name het vulgair sociaal darwinisme speelde daarin een belangrijke rol. Want was het feit dat “het blanke ras” heerste over alle andere menselijke rassen geen wetenschappelijk bewijs voor zijn superioriteit?’

Ruth Oldenziel:

‘Daar kan ik me wel in vinden. Natuurlijk, racisme is van alle tijden en culturen. “De ander” wordt altijd en overal als vreemd en inferieur gekenschetst. Maar dat neemt niet weg dat het Amerikaanse racisme een diepgeworteld fenomeen is, en in zekere opzichten uniek.

De meeste blanke Amerikanen zullen ontkennen dat ze zwarte Amerikanen als inferieur beschouwen. Maar het racisme is ondertussen wel in vrijwel alle geledingen van de Amerikaanse maatschappij geïnstitutionaliseerd: in cultuur, economie, rechtssysteem en politiek. Zo kennen de VS het fenomeen van gerrymandering: de periodieke (her)inrichting van kiesdistricten om te voorkomen dat Afro-Amerikanen ergens de politieke meerderheid gaan uitmaken. En er wordt tegen het gebruik van crack – een “zwarte” drug – harder opgetreden dan tegen het gebruik van de “blanke” drug cocaïne.

Anders dan bijvoorbeeld in Nederland maakte de slavernij in de VS een essentieel deel uit van de lokale maatschappij. De Burgeroorlog heeft die kwestie niet echt opgelost. Vanaf eind jaren zestig werden “zuidelijke” ideeën over het “natuurlijke” verschil tussen blank en zwart door Republikeinse politici naar het Noorden geëxporteerd. Zo leidde Nixons Southern Strategy ertoe dat individuele deelstaten voortaan een grotere politieke autonomie kregen – waarmee de federale eis van volledige gelijkheid voor de wet aan rechtskracht verloor.’

James Kennedy:

‘Ik vind de stelling onzinnig. Die ontkent namelijk dat de Amerikaanse denkbeelden over ras en gelijkheid de afgelopen anderhalve eeuw enorm zijn opgeschoven. Zo worden interraciale verhoudingen, in de vorm van vriendschappen en huwelijken, tegenwoordig veel meer geaccepteerd dan in de jaren zestig. Dat neemt niet weg dat in de VS blank en zwart doorgaans in strikt afgebakende buurten in de steden wonen. Een blanke Amerikaan zal vermijden een zwarte buurt te bezoeken. Andersom geldt dat ook, omdat een zwarte Amerikaan weet dat hij in een blanke buurt veel eerder zal worden gecontroleerd.

Tegelijkertijd zijn Amerikanen zich veel meer dan Nederlanders bewust van het probleem van racisme, en de noodzaak dit actief tegen te gaan. Blanke Nederlanders zijn al snel geneigd problemen als discriminatie op de werkvloer als “gezeur” terzijde te schuiven. Het besef dat racisme een ernstig probleem vormt, is hier slecht ontwikkeld. Ook al zijn racistische denkbeelden wijdverbreid.

Ik vermoed dat dat komt doordat Nederland zo lang een vrijwel uitsluitend blanke samenleving is gebleven. Ook heerst hier geen gevoel van schaamte over bepaalde aspecten van de nationale geschiedenis, zoals veel blanke Amerikanen dit voelen ten aanzien van het slavernijverleden. Zij hebben veel meer dan blanke Nederlanders het idee dat er iets goedgemaakt moet worden.’