Twintig jaar geleden veroorzaakte orkaan Katrina een catastrofe in New Orleans. Ter herinnering daaraan brengt Netflix de driedelige documentaire Katrina: Come Hell and High Water uit. Daaruit rijst een onthutsend beeld op. Niet zozeer van het natuurgeweld, maar vooral van de falende autoriteiten.
Eigenlijk was de ramp na de ramp het grootst, zo blijkt uit het verhaal, dat wordt verteld aan de hand van ooggetuigenverslagen en historische beelden. Eind augustus 2005 raast orkaan Katrina rond in de Golf van Mexico en komt opeens op New Orleans af. Honderdduizenden weten nog te vluchten, maar veel arme inwoners kunnen niet meer wegkomen. Ze wachten thuis en verzameld in het sportstadion af, terwijl de categorie 5-orkaan overtrekt. De schade die Katrina aanricht lijkt in eerste instantie mee te vallen. Iedereen haalt opgelucht adem als ze is overgewaaid.
En dan begint het pas echt: de dijken breken alsnog door. Binnen de kortste keren lopen de lage delen van de stad onder, en dat zijn precies de wijken waar de arme, zwarte inwoners leven. Ze klimmen op hun daken of weten wadend, peddelend en zwemmend de hogere delen van New Orleans te bereiken. Ze gaan er op zoek naar hulp. President George H.W. Bush wijdt in eerste instantie alleen wat plichtmatige woorden aan de ramp. Ook de andere autoriteiten spannen zich niet bovenmatig in. Ze werken elkaar zelfs tegen.
De onverschilligheid voor het lot van de zwarte bevolking grenst aan boosaardigheid. Als de mensen na dagen zonder eten en drinken hun voedsel dan maar uit verlaten winkels gaan halen, worden ze beschuldigd van plundering. Het leger en de politie gaan met getrokken geweren op hen af. Tv-journalisten nemen het frame van de overheid over, zodat de wanhopige zwarten voor de hele wereld te kijk worden gezet als anarchistisch tuig.
‘Bush geeft niet om zwarte mensen’
Een van de weinige sympathieke leiders in de documentaire is generaal Russel Honoré. Hij coördineert de hulpverlening in het gebied. De politici hadden geen verstand van logistiek, legt hij twintig jaar later uit. Daar hadden ze ‘a motherfucker like me’ voor nodig. Hij beveelt de militairen hun geweren te laten zakken. Ondertussen zegt zanger Kanye West op de tv wat velen denken: Bush geeft niet om zwarte mensen. Pas na dagen krijgen de ontheemden de hulp die ze nodig hebben. Er vallen 1800 doden te betreuren.
Het derde deel – dat soms wel erg overlapt met de eerste twee – is geregisseerd door Spike Lee, maker van sociaal bewogen films over racisme. Hij behandelt de nasleep van de orkaan. Duizenden raakten dakloos, toch werd maar een beperkt aantal sociale woningen herbouwd omdat de banken dat niet wilden financieren. Ook het onderwijs raakte ontwricht: 5500 – vooral zwarte – leraren werden ontslagen of vertrokken. Ervoor in de plaats kwamen progressievelingen die nieuwerwetse onderwijsideeën op de zwarte kinderen loslieten, maar hen niet begrepen. De kwaliteit van het onderwijs is sindsdien gedaald, de criminaliteit is gestegen.
Maar er is ook hoop. Na twintig jaar bruist het culturele leven van de stad weer. Er wordt weer op de geheel eigen manier gemusiceerd, gedanst, gefeest en gekookt. ‘New Orleans is a state of mind.’ Dat neemt niet weg dat de schade van Katrina blijvend is; tienduizenden inwoners hebben de stad definitief de rug toegekeerd.

