Ik heb nieuwsgierig uitgezien naar de langverwachte Soekarno-biografie van Bob Hering. Degenen die in dit blad de amusante rubriek `Mensen’ plegen te lezen, waarin een rivaliteit is geschapen tussen ons, beiden Soekarno-biografen, zal begrijpen waarom. Aanvankelijk zouden Hering en ik op voorstel van Bob samen een Soekarno-biografie schrijven, in de verwachting dat we als respectievelijk geschiedvorser en geschiedschrijver elkaar zouden aanvullen. Al spoedig bleek dat we elkaar niet aanvulden, maar in de weg zaten. We hebben uiteindelijk ieder onze eigen biografie geschreven. Dat blijkt nu louter winst. Naast het levensverhaal dat ik van Soekarno heb geschreven ligt thans een monumentale Engelstalige bronnenstudie. Hering is al in de periode 1945-’52 begonnen met zijn research, zo blijkt uit een van de bijlagen. Dit onderzoek, dat dus een compleet mensenleven omspant, heeft als eerste resultaat deel I van de studie opgeleverd, dat de periode 1901-’45 bestrijkt.
Herings boek is een must voor de indonesianist en iedere student die tot deze selecte groep wil toetreden. Van een geschiedvorser die ook nog eens schrijft in een taal die niet zijn moedertaal is, mag men echter geen literaire hoogstandjes verwachten. Herings stijl is zakelijk, zijn inhoud oerdegelijk. Hella Haasse heeft gezegd: `Wie de biografie als werkterrein kiest, heeft gekozen voor het literair genre.’ In Heren van de thee, een vie romancée, heeft zij laten zien dat een biografie bovenal een verhaal is. Bij Hering stokt het verhaal menigmaal door uitweidingen die hij nodig heeft om naast Soekarno het ontstaan van Indonesië te belichten. De geschiedenis van het ontstaan van dit land is die van de ontwikkeling van de nationalistische beweging, die gepaard ging met een welhaast onoverzichtelijke versplintering. Hering heeft alle hoofdstromen, zijstromen en aftakkingen van de nationalistische beweging nauwgezet in kaart gebracht en daarbij alle protagonisten, antagonisten en bijrollen geportretteerd.
Het maakt het boek, dat de studieuze boekenwurm bovendien een overvloed van voetnoten biedt met additionele literatuur, tot een waardevol naslagwerk voor Indonesië-kenners die bijzonderheden willen weten over nationalistische figuren en clubs, waaraan de herinnering in de schemer van het verleden verdwenen is. Het is geen gemakkelijke kost; de lezer moet soms terugbladeren om zich ervan te vergewissen bij welke splinter de schrijver is aangeland. Bij deze uitweidingen raakt Soekarno nogal eens uit het zicht, maar hij keert steeds weer in het zoeklicht terug.
Puberaal liefdesleven
Over Soekarno heeft Hering naar mijn indruk alle details en feiten opgespoord die er te vinden zijn. Daarnaast heeft hij alles wat Soekarno heeft uitgesproken en geschreven weergegeven, geanalyseerd en gewogen – bij een heruitgave van mijn Soekarno-biografie en de Indonesische vertaling ervan zal ik met deze rijke schat dankbaar mijn voordeel doen. Op de lijst van bijna 150 interviews treft men velen aan die Soekarno van zeer nabij hebben gekend, onder wie bijna zijn complete familie en zelfs Soekarno zelf. Ik had daarom verwacht ook de nodige anekdotes uit intieme kring in Herings boek tegen te komen. Ik vermoed dat de serieuze geschiedvorser anekdotes echter als onhistorisch beschouwt. Misschien komt het hierdoor dat Soekarno in Herings boek maar niet tot leven wil komen, ondanks de welhaast verpletterende compleetheid van Soekarno’s politieke faits et gestes. Het lijkt alsof hij volwassen geboren is en geen psychische of zelfs fysieke ontwikkeling heeft gekend. Misschien heeft Hering zich willen beperken tot een politieke biografie, maar doordat een voorwoord ontbreekt blijft dit ongewis.
Daarnaast laat Hering de zwakke, zo men wil menselijke kanten van zijn held onbesproken, of hij verdoezelt deze. Ik bedoel hiermee aspecten zoals zijn soms wat puberale liefdesleven, de onbetrouwbaarheid waarvan hij nogal eens blijk geeft wanneer hij getuigenis van zichzelf geeft, de narcistische trekken die zich geleidelijk in zijn karakter openbaren. Een treffend voorbeeld van wat ik `verdoezeling’ noem is Herings beoordeling van de vernederende smeekbrieven die Soekarno vanuit zijn gevangeniscel schreef aan de procureur-generaal. Hij smeekt daarin hem vrij te laten, met de belofte dat hij zich uit de politiek zal terugtrekken. (`Ik snik nogmaals en nogmaals U en de Regering, laat mij aan mijn vrouw en mijn kind.’) Ik heb de smeekbrieven gezien als een ineenstorting van de gekooide man, die vreesde de rest van zijn leven in de gevangenis of in het deportatieoord Boven-Digoel te moeten doorbrengen. Maar Hering, die zelf in eerdere artikelen de authenticiteit van de brieven heeft bevestigd, wil ze niet zien als een deal with the government; hij spreekt van changed tactics, en het blijft onduidelijk wat hij daarmee bedoelt.
Onze waardering voor Soekarno ontloopt elkaar niet wezenlijk. We hebben beiden bewondering voor de jonge idealist, die na zijn ingenieursexamen een lucratieve overheidsbaan afwees en de moeilijke weg van het non-coöperatieve nationalisme koos. Voor de eloquente nationalistische leider die zijn rivalen Sjahrir en Hatta overvleugelde. Voor de coöperator met de Japanse bezetter, die door deze samenwerking de onafhankelijkheid van zijn land uit het vuur sleepte. Voor de man, ten slotte, die de Indonesische onafhankelijkheid proclameerde en daarbij een bloedbad wist te voorkomen.
Erotomane sultan
Aan het eind van zijn boek gaat Hering onverhoeds een discussie met mij aan, die me de voorafspiegeling lijkt van de divergentie in onze beoordeling van Soekarno als president. Waar gaat het hierbij om? Hering heeft nauwelijks aandacht besteed aan de inhoud van de Indonesische grondwet van 1945. Deze onmiskenbaar fascistoïde constitutie had een presidentieel stelsel geschapen met Soekarno als almachtige president. De westers georiënteerde democraten Sjahrir en Hatta zinde dat geenszins. Terwijl Soekarno buitensteeds was, heeft vice-president Hatta in het befaamde, alleen door hem ondertekende `presidentieel besluit X’ met één pennenstreek het presidentieel systeem gewijzigd in een parlementair systeem, waarin Soekarno een bescheiden rol kreeg, vergelijkbaar met die van bijvoorbeeld de president van Duitsland. Ik heb de ingreep van Sjahrir en Hatta een `stille coup’ genoemd. Hering wil niet weten van een stille coup. Hij beweert dat Soekarno het roerend eens was met Hatta’s `presidentieel’ besluit en dat hij de beste vrienden bleef met Sutan Sjahrir.
Ik ben benieuwd hoe Hering in het tweede deel Soekarno’s manipulaties zal verklaren waarmee deze zich verloste uit de positie van ‘figurehead’, waartoe de ingreep van Sjahrir en Hatta hem had veroordeeld en waarom hij, na de geleide democratie te hebben afgekondigd, Sjahrir als opponent daartegen gevangenzette. Ik ben nog meer benieuwd of onze held, die bij mij van zijn voetstuk valt als een erotomane sultan die geen onderscheid meer maakte tussen staatskas en privé-kas en die uiteindelijk zijn land en volk aan de rand van afgrond bracht, bij Hering overeind blijft.
Lambert Giebels is biograaf van Soekarno. In 2001 verscheen deel 2: `Soekarno President. Een biografie 1950-1970′.
Dit artikel is exclusief voor abonnees